Vlaamse Overheid
Nieuwsbericht van de Vlaamse overheid van vrijdag 9 februari 2007
milieuhandhavingsdecreet leidt tot betere milieuhandhaving op het terrein
Op voorstel van Kris PEETERS, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, heeft de Vlaamse Regering het voorontwerp van milieuhandhavingsdecreet goedgekeurd, na advies van de Mina-Raad, de SERV en het College van Procureurs-Generaal. De tekst wordt nu voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Van zodra dit advies ingewonnen is, kan de definitieve ontwerptekst van het decreet voor bespreking en goedkeuring worden voorgelegd aan het Vlaamse Parlement. Er wordt verwacht dat dit nog voor het zomerreces zal kunnen worden neergelegd.
Het voorontwerp bevat belangrijke innovaties op het vlak van de milieuhandhaving.
Vooreerst harmoniseert dit voorontwerp de bepalingen inzake het toezicht, de sancties en de veiligheidsmaatregelen voor de tien belangrijkste milieuhygiënewetten en -decreten (afval, water, bodem, lucht, geluid, meststoffen en milieuvergunningen). Deze harmonisatie zal resulteren in een aanzienlijke vereenvoudiging van de milieuregelgeving en bijdragen tot een betere milieuhandhaving op het terrein.
Daarnaast zal er een gecoördineerd milieuhandhavingsbeleid komen door een op te richten Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving. Die Raad, bestaande uit vertegenwoordigers van alle instanties die bij de milieuhandhaving betrokken zijn (inspectiediensten, politie, parketten, provincies, gemeenten, adviesorganen), zal een centraal adviserende en beleidsondersteunende opdracht krijgen, onder meer door het afsluiten en opvolgen van handhavingsprotocollen tussen de verschillende handhavingsactoren. Ten slotte gaat veel aandacht uit naar de bestuurlijke handhaving, via de oplegging van bestuurlijke maatregelen en bestuurlijke geldboeten, en via de oprichting van een administratief rechtscollege, het Milieuhandhavingscollege.
De Mina-Raad en de SERV konden zich in deze aanpak vinden en ook het (federale) College van Procureurs-Generaal was ronduit positief over de geplande hervorming van het Vlaams milieuhandhavingsbeleid. Het door de minister van Leefmilieu vrijwillig gevraagd advies, immers niet verplicht in deze, illustreert de goede verstandhouding en samenwerking met het College, die in het verleden al tot stand kwam en nader vorm werd gegeven door de samenwerking tussen de parketten en de administratieve toezichthouders in de Commissie Vervolgingsbeleid Milieudelicten.
1. De bestuurlijke maatregelen
Een van de voornaamste uitgangspunten van het voorontwerp ligt precies in een versterking van de bestuurlijke handhaving. Met name zullen er drie vormen van bestuurlijke maatregelen worden ingevoerd:
(1) het bevel tot staking: dit is een bevel vanwege de bevoegde toezichthouder aan de vermoedelijke overtreder om bepaalde activiteiten, werkzaamheden of het gebruik van zaken te staken (bijvoorbeeld de onmiddellijke stopzetting van een niet vergunde afvalwaterlozing);
(2) het bevel tot regularisatie: dit is een bevel vanwege de bevoegde toezichthouder aan de vermoedelijke overtreder om bepaalde maatregelen te nemen met de bedoeling een milieu-inbreuk of milieumisdrijf te beëindigen, zijn gevolgen ongedaan te maken en herhaling ervan te voorkomen (bijvoorbeeld het bevel om een bepaalde vergunning aan te vragen);
(3) de bestuursdwang: hier treedt de bevoegde toezichthouder zelf feitelijk op tegen de vastgestelde milieu-inbreuk of het milieumisdrijf (bijvoorbeeld verzegeling van bedrijfsinstallaties).
Kenmerkend voor al deze bestuurlijke maatregelen is dat ze geen sancties zijn, ze voegen m.a.w. geen leed toe aan een individuele dader, maar dat ze uitsluitend gericht zijn op het herstel van het geschonden leefmilieu.
Daarom zullen ze steeds kunnen worden opgelegd door de bevoegde toezichthouders, ook als het parket een milieumisdrijf wil vervolgen en de strafrechter de milieu-overtreder strafrechtelijk (met een gevangenisstraf en/of een strafrechtelijke geldboete) heeft veroordeeld.
2. De bestuurlijke sancties
Naast de mogelijkheid tot het opleggen van bestuurlijke maatregelen door de bevoegde toezichthouders, zullen eveneens bestuurlijke sancties kunnen worden opgelegd door een gewestelijke entiteit.
Deze bestuurlijke sancties zullen de vorm aannemen van alternatieve, dan wel exclusieve bestuurlijke geldboeten. Het verschil in bestuurlijke geldboeten hangt samen met het onderscheid dat moet gemaakt worden tussen milieumisdrijven en milieu-inbreuken.
Van milieumisdrijven zal er sprake zijn als het gaat om gedragingen die in strijd zijn met de milieuhygiënewetgeving die gehandhaafd wordt op grond van het Milieuhandhavingsdecreet en die overeenkomstig datzelfde decreet strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd.
Bij milieu-inbreuken gaat het ook om gedragingen die strijdig zijn met de milieuhygiënewetgeving die gehandhaafd wordt op grond van het Milieuhandhavingsdecreet, maar -in tegenstelling tot de milieumisdrijven- komen dergelijke gedragingen niét in aanmerking voor een strafrechtelijke sanctionering op grond van het Milieuhandhavingsdecreet. Zij zijn m.a.w. binnen de context van het Vlaamse milieuhygiënerecht onttrokken aan de toepassing van het strafrecht (de zogenaamde 'depenalisering').
2.1. Milieumisdrijf
Als er sprake is van een milieumisdrijf, kan door de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete worden opgelegd. Dit komt eenvoudig uitgelegd neer op het volgende: van zodra een milieumisdrijf wordt vastgesteld, moet een proces-verbaal opgesteld worden dat bezorgd wordt aan de procureur des Konings. Die beschikt over een bepaalde termijn (180 dagen) om dat proces-verbaal te onderzoeken en zich uit te spreken over het al of niet strafrechtelijk behandelen van het vastgestelde milieumisdrijf. Zonder dat hij onmiddellijk moet beslissen of hij strafrechtelijk wil vervolgen of niet, wordt van de procureur dus alléén antwoord verwacht op één enkele vraag: vindt de procureur het dossier dat hem is voorgelegd, voldoende de moeite waard om het strafrechtelijk te behandelen?
Luidt het antwoord "ja", dan wordt verder het strafrechtelijke spoor bewandeld. In deze hypothese kan de procureur de overtreder voor de strafrechter brengen, maar evengoed kan hij na een uitgebreider strafonderzoek beslissen om een minnelijke schikking voor te stellen, of kan hij het strafdossier zonder gevolg klasseren (seponeren). Als het antwoord daarentegen "neen" luidt, komt de strafvordering voor het betrokken feit te vervallen en wordt meteen het pad geëffend voor de mogelijke oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete door de gewestelijke entiteit. Het bedrag van de boete kan oplopen tot maximaal 250.000 euro, te vermenigvuldigen met 5,5 opdeciemen. Ten slotte is het mogelijk dat de procureur helemaal niets laat weten: om een eventuele dubbele bestraffing te vermijden (wat juridisch niet mag), zal in dat geval de oplegging van een alternatieve bestuurlijke geldboete door de gewestelijke entiteit volledig worden uitgesloten, en zal de behandeling van het milieumisdrijf overgelaten worden aan het parket, zodat voor ieder duidelijk is wie verantwoordelijk is voor de sanctionering van de vermoedelijke overtreder. Zoals hiervoor al werd aangegeven, blijft het voor de toezichthouders mogelijk om ook in deze situatie bestuurlijke maatregelen te treffen teneinde de schade aan het leefmilieu stop te zetten en/of te herstellen.
2.2. Milieu-inbreuken
Bij milieu-inbreuken liggen de zaken helemaal anders: omdat daar van een strafrechtelijke behandeling geen sprake is (het zijn immers geen misdrijven), zullen gedragingen die hieronder vallen door de gewestelijke entiteit uitsluitend beteugeld kunnen worden met een exclusieve bestuurlijke geldboete. Het bedrag van deze boete kan maximaal 50.000 euro belopen, te vermenigvuldigen met 5,5 opdeciemen. Zoals aangegeven, zal zowel in het geval van een alternatieve bestuurlijke geldboete als in het geval van een exclusieve bestuurlijke geldboete, de boete bepaald en opgelegd worden door een nog op te richten entiteit van het Vlaams Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie, de zgn. gewestelijke entiteit. De boetes kunnen pas worden opgelegd na het doorlopen van een procedure voor deze gewestelijke entiteit die de nodige rechtswaarborgen biedt aan de vermoedelijke overtreder.
Samenvattend:
=> Milieumisdrijven (te sanctioneren met een alternatieve bestuurlijke geldboete wanneer er geen strafrechtelijke behandeling volgt):
1) alle emissies in de lucht, het water, de bodem, enz blijven in het voorontwerp strafbaar wanneer ze illegaal gepleegd worden (= in strijd met de wetgeving) en wanneer dit gebeurt met opzet of onachtzaamheid
voorbeelden : het lozen van afvalwater door een bedrijf in strijd met de milieuvergunning; het veroorzaken van geluidshinder door een bedrijf in strijd met de milieuvergunning
2) alle verrichtingen met afvalstoffen blijven in het voorontwerp strafbaar wanneer ze illegaal gepleegd worden (= in strijd met de wetgeving) en wanneer dit gebeurt met opzet of onachtzaamheid
voorbeeld : het uitvoeren van afvalstoffen naar derde landen zonder goedkeuring van de betrokken nationale overheden
3) alle handelingen van personen die afbreuk doen aan een efficiënte organisatie van de handhaving
voorbeelden : het opzettelijk niet uitvoeren, betalen of negeren van opgelegde bestuurlijke maatregelen, bestuurlijke geldboeten en veiligheidsmaatregelen; het opzettelijk verhinderen van toezicht door toezichthouders
=> Milieu-inbreuken (te sanctioneren met een exclusieve bestuurlijke geldboete) :
handelingen die schendingen van administratieve verplichtingen inhouden en op zichzelf geen schade aan mens of milieu (kunnen) veroorzaken
voorbeelden: het laattijdig bezorgen door een exploitant aan de milieu-administratie van het milieujaarverslag; het niet lang genoeg bewaren door een exploitant van een milieu-audit die ter beschikking moet liggen van de toezichthouders; het niet bijhouden door een exploitant van de resultaten van uitgevoerde metingen in een meetdossier dat ter inzage moet liggen van de toezichthouders; het laattijdig bezorgen door een exploitant van het CO2-emissiejaarrapport aan het verificatiebureau; het niet aanvragen van een bodemattest door de overdrager bij overdracht of het niet meedelen van de inhoud ervan aan de verwerver; enz.
3. Het Milieuhandhavingscollege
Tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit waarbij een alternatieve of exclusieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd (al dan niet vergezeld van een voordeelsontneming), zal de overtreder in beroep kunnen gaan bij een nieuw Vlaams administratief rechtscollege, het Milieuhandhavingscollege. Het Milieuhandhavingscollege zal een sleutelrol spelen in heel de milieuhandhaving: het moet uitspraak doen over de beroepen die ingesteld worden tegen beslissingen van de gewestelijke entiteit tot oplegging van een bestuurlijke geldboete. Drie mogelijke situaties kunnen onderscheiden worden:
(1) Afwijzing van het beroep : Dit zal het geval zijn als het Milieuhandhavingscollege het beroep onontvankelijk en/of ongegrond verklaart. Het gevolg hiervan is dat de door de gewestelijke entiteit opgelegde bestuurlijke geldboete wordt bevestigd.
(2) Gegrondverklaring van het beroep : In deze hypothese doet het Milieuhandhavingscollege uitspraak over (het bedrag van) de opgelegde bestuurlijke geldboete. Als het Milieuhandhavingscollege het ingediende beroep ontvankelijk en gegrond bevindt, kan het de door de gewestelijke entiteit opgelegde bestuurlijke geldboete hetzij verminderen, hetzij volledig kwijtschelden.
(3) Vernietiging van de onrechtmatig door de gewestelijke entiteit genomen beslissing houdende oplegging van een bestuurlijke geldboete : Wanneer de gewestelijke entiteit een onrechtmatige beslissing heeft genomen, i.e. in strijd met de voorgeschreven regels ter oplegging van de bestuurlijke geldboete (dus: onwettig), zal het Milieuhandhavingscollege de beslissing houdende de bestuurlijke geldboete vernietigen.
Het louter annuleren van een beslissing van de gewestelijke entiteit zal in hoofde van de beroepsindiener geen effectief en volledig rechtsherstel bewerkstelligen. Daarom moet het Milieuhandhavingscollege over een aantal bijzondere bevoegdheden beschikken waarvan het gebruik kan maken, als het een beslissing van de gewestelijke entiteit vernietigt wegens het onrechtmatig karakter ervan. In dat geval kan het Milieuhandhavingscollege welomschreven 'herstelmaatregelen' opleggen, die inhouden dat de gewestelijke entiteit een nieuwe beslissing moet nemen onder expliciet door het Milieuhandhavingscollege op te leggen voorwaarden. Met name kan het Milieuhandhavingscollege:
" Bepalen dat, gelet op de vernietiging van de onrechtmatig genomen beslissing en in afwachting van een nieuwe, door de gewestelijke entiteit te nemen beslissing, de overtreder ontheven is van de verplichting tot het betalen van de initieel opgelegde bestuurlijke geldboete.
" De gronden aangeven die bij de aanneming van de nieuwe beslissing door de gewestelijke entiteit niét mogen betrokken worden. Dit houdt in dat bij de totstandkoming van haar nieuwe beslissing de gewestelijke entiteit welbepaalde motieven, die het Milieuhandhavingscollege in zijn beslissing als onregelmatig of onredelijk heeft bevonden, niet zal mogen betrekken.
" De gronden aangeven die bij de aanneming van de nieuwe beslissing door de gewestelijke entiteit juist wél betrokken moeten worden. Dit houdt in dat bij de totstandkoming van haar nieuwe beslissing de gewestelijke entiteit rekening moét houden met welbepaalde motieven, die naar het oordeel van het Milieuhandhavingscollege regelmatig en redelijk zijn.
Tegen de uitspraken van het Milieuhandhavingscollege zal administratief cassatieberoep mogelijk zijn bij de Raad van State, afdeling administratie. Hierdoor staat het vast dat de uitspraken van het Milieuhandhavingscollege gerechtelijk van aard zullen zijn.
Als rechtscollege zal het Milieuhandhavingscollege bestaan uit een voorzitter en een ondervoorzitter, zes effectieve en zes plaatsvervangende bijzitters, en een griffier en een adjunct-griffier. Omdat geschillen die betrekking hebben op de naleving van de milieuhygiënewetgeving vaak erg complex en technisch van aard zijn, is het belangrijk dat er niet alleen juristen in het Milieuhandhavingscollege zullen zetelen. Ook technisch geschoolde deskundigen die vertrouwd zijn met en ervaring hebben in het Vlaamse milieubeleid zullen deel uitmaken van het Milieuhandhavingscollege.
De oprichting van een Vlaams administratief rechtscollege is een wel overwogen beslissing, die tegemoet komt aan de juridische voorwaarden terzake :
" de te beslechten geschillen moeten geschillen zijn over politieke rechten (voorwaarde 1) : het gaat hier wel degelijk om geschillen tussen personen en overheden omtrent het al of niet betalen van een administratieve geldboete wegens het niet-naleven van de milieuhygiënewetgeving;
" de oprichting op gewestelijk niveau, bij decreet, is enkel mogelijk wanneer dit kadert binnen de impliciete bevoegdheden van de gewesten (voorwaarde 2) : het Milieuhandhavingscollege is wel degelijk noodzakelijk voor een effectieve en efficiënte uitoefening en handhaving van de gewestelijke bevoegdheden en regelgeving inzake leefmilieu. Meer bepaald kan gewezen worden op de volgende voordelen die de oprichting van het Milieuhandhavingscollege met zich zal meebrengen :
(1) Deskundigheid: in tegenstelling tot de gewone hoven en rechtbanken zal voor het Milieuhandhavingscollege beroep kunnen gedaan worden op de medewerking van juridisch en technisch geschoolde specialisten inzake milieuhygiënerecht en milieubeleid.
(2) Doelgerichte aanpak: Het Milieuhandhavingscollege zal véél gerichter kunnen inspelen op de aard en de ernst van de niet-naleving van de milieuwetgeving (bv. het sanctioneren van de niet-naleving van administratieve milieuverplichtingen). Anderzijds zullen de zware vormen van milieucriminaliteit (zoals deze die de dood of ernstig letsel veroorzaken) hoe dan ook strafbaar blijven.
(3) Meer duidelijkheid en rechtszekerheid: de beslechting van milieugeschillen door een administratief rechtscollege moet meer duidelijkheid en rechtszekerheid bieden: uitspraak op een redelijk korte termijn, door een gespecialiseerde instantie met rechtsprekende bevoegdheid, en dit volgens een welomlijnde procedure die een objectieve rechtspleging moet waarborgen en alle rechten van de verdediging moet vrijwaren.
(4) Beslissingen in laatste aanleg: de beslissingen van het Milieuhandhavingscollege zullen worden uitgesproken. Dit betekent dat er tegen deze beslissingen geen verder beroep zal mogelijk zijn. Wel zal, overeenkomstig de Wetten op de Raad van State, tegen de beslissingen van het Milieuhandhavingscollege administratief cassatieberoep openstaan bij de Raad van State.
(5) Samenhang en eenheid van rechtspraak: vanuit het perspectief van rechtseenheid is het belangrijk dat álle geschillen rond de al dan niet-naleving van de milieuhygiënewetgeving, zouden geconcentreerd worden rond één enkel gecentraliseerd administratief rechtscollege.
"De goedkeuring van dit voorontwerp van decreet en de oprichting van het Milieuhandhavingscollege, dat hierbij in het vooruitzicht wordt gesteld, zal voor Vlaanderen ongetwijfeld een mijlpaal worden in het milieuhandhavingsbeleid voor de komende decennia. De snellere, effectievere en efficiëntere handhaving van het milieuhygiënerecht moet hiermee realiteit worden", besluit minister Peeters.
Voor meer informatie kunt u terecht bij:
Dhr. Luc De Seranno, woordvoerder van minister Peeters
Tel.: 02 552 66 00
Gsm: 0477 38 23 37
E-mail: persdienst.peeters@vlaanderen.be