SGP
08 - 02 - 07 | Inbreng SGP bij debat over handelsregister
'De SGP heeft gisteren een kritische bijdrage geleverd aan het debat
over de Handelsregisterwet. Het gevolg van deze wet kan namelijk zijn
dat kerken, maar ook andere organisaties, een enorme verzwaring van de
administratieve lasten kunnen krijgen. De SGP vindt dit een ongewenste
ontwikkeling, omdat het juist de bedoeling van het wetsvoorstel is om
de lasten terug te dringen. Dit gebeurt in de praktijk dus niet.'
Mevrouw de voorzitter. Uit de beschouwingen van de SGP-fractie in het
verslag zal het de staatssecretaris al duidelijk zijn geworden dat wij
niet meteen juichend zijn over dit wetsvoorstel. Hopelijk lukt het ons
om vandaag in een constructief debat tot een andere opvatting te
komen. Graag vraag ik daarom van de staatssecretaris een welwillende
houding. Hebben wij dan bezwaar tegen een handelsregister als zodanig?
Moet de vraag niet worden beantwoord waar wie met wat bezig is dat
gevolgen kan hebben voor derden? Het is natuurlijk van belang dat
ondernemingen gemakkelijk te traceren zijn, zeker als er grote
financiële belangen in het spel zijn of belangrijke contracten,
bijvoorbeeld met de overheid, gesloten moeten worden. In een dergelijk
geval is het goed dat in het handelsregister bepaalde gegevens
adequaat zijn opgenomen. Met name voor de deelname aan het
rechtsverkeer is dat inderdaad van groot belang.
Hebben wij dan bezwaar tegen stroomlijning en vereenvoudiging van
gegevensstromen? Nee, het verlichten van de administratieve lastendruk
is voor ons ook een belangrijk gegeven. Sterker nog, met name om deze
reden staan wij hier vandaag met onze kritiek.
Naam
Het lijkt zo simpel. Als je aan een handelsregister denkt, denk je aan
ondernemingen, niet, althans niet in de eerste plaats, aan
stichtingen, kerkgenootschappen en overheden. Een eerste punt van
kritiek betreft voor ons dus al de verkorte aanduiding van het
register. Nu erkennen wij gelijk dat de officiële titel van het
handelsregister is "een register van ondernemingen en rechtspersonen",
maar de verkorte naam laat goed zien dat de blik bij het maken dit
wetsvoorstel vooral op de onderneming gericht was. Dat blijkt al uit
het gegeven dat pas op pagina 28 van de memorie van toelichting
plotseling de kerkgenootschappen om de hoek komen kijken. In het
algemene deel -- dat zit voor pagina 28 -- is hierover geen letter te
lezen en dat terwijl dit wetsvoorstel juist voor deze
inschrijvingsplichtigen de grootste administratieve lastendruk op zal
leveren, ten opzichte met de bestaande situatie. En dat terwijl uit de
nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat er eigenlijk van
tevoren geen onderzoek is gedaan naar de wijze van organisatie van de
kerken en de belasting die dit oplevert. Dat vinden wij een misser.
Daar wil ik in het vervolg de vinger bij leggen.
Bijzondere positie
Mijn fractie kan lange beschouwingen houden over de scheiding van kerk
en staat en de bijzondere, wettelijke positie van kerkgenootschappen
daarin. De Raad van State heeft daarbij overigens al de vinger gelegd
en dat hebben wij in het verslag ook gedaan. Waarom is er niet gewoon
voor gekozen alleen kerkgenootschappen op te nemen die tevens een
onderneming drijven? Dat zou een veel logischer oplossing zijn en
tevens veel beter aansluiten bij de verhouding tussen kerk en staat,
zoals wij die in Nederland hebben. Naar onze overtuiging wordt in de
stukken te gemakkelijk langs die bijzondere positie heen gelopen.
Weliswaar wordt gezegd dat dit wetsvoorstel niet treedt in de interne
regelingen binnen een kerkgenootschap -- gelukkig maar, want dat moest
er nog eens bijkomen ook -- maar intussen wordt hiermee uit het oog
verloren dat er een grote diversiteit aan organisatievormen is bij
kerkgenootschappen, met de nodige problemen die de structuur kan
hebben om binnen het wetsvoorstel gepast te worden.
Soorten kerkgenootschappen
Kerkgenootschappen zijn in ons land op diverse manieren georganiseerd.
Er zijn twee hoofdcategorieën. De eerste wordt gevormd door
landelijke kerken met plaatselijke afdelingen. Hierbij vormt de
landelijke kerk het kerkgenootschap. De plaatselijke kerkelijke
gemeenten vormen zelfstandige onderdelen, zonder zelf een
kerkgenootschap te zijn.
Het is echter de vraag -- en dat is de tweede categorie -- of er
verbanden zijn van plaatselijke gemeenten die zelfstandig een
kerkgenootschap hebben. In het wetsvoorstel wordt gesproken van een
verplichting tot registratie van kerkgenootschappen alsmede de
zelfstandige onderdelen en lichamen ervan. Dan bestaat er
onduidelijkheid over de vraag wat precies moet worden geregistreerd.
Dit leidt tot moeilijke en onnodige discussies over de reikwijdte van
de wet en juridische afbakeningen die gelden. Artikel 6 bepaalt immers
dat over een kerkgenootschap moet worden opgenomen: een
kerkgenootschap alsmede de zelfstandige onderdelen en lichamen waarin
dit is verenigd.
Met name in het tweede geval, de landelijke koepels, is er in deze
definitie sprake van onduidelijkheid. Indien een plaatselijke gemeente
zelfstandig een kerkgenootschap is, zouden zelfstandige onderdelen
gaan over de kerkelijke clubs en verenigingen die in een dergelijke
gemeente functioneren. Dat aantal kan per kerkelijke gemeente sterk
oplopen. Zonder te streven naar volledigheid noem ik alleen maar de
clubs van alle leeftijden: jonge jeugd, jeugd, ouderen,
zangverenigingen, kerkelijke commissies, regionale koepels en de
kerkelijke classis, zonder hiermee te streven naar volledigheid.
Normaal gesproken nemen zij niet deel aan het rechtsverkeer voor
bijvoorbeeld het aankopen van gebouwen en dergelijke. Aangezien
bijvoorbeeld de besturen van dergelijke verenigingen vaak van
samenstelling wisselen zou een registratieverplichting een enorm
stevige verzwaring van de administratieve rompslomp opleveren. Dat
lijkt mijn fractie nu precies niet de bedoeling van dit wetsvoorstel.
Een belangrijke doelstelling van dit wetsvoorstel is immers het
terugdringen van de administratieve lasten. Een zodanig sterke
registratieverplichting kan dus nooit de bedoeling van de wetgever
zijn. Naar wij aannemen leidt het wetsvoorstel daarom onbedoeld tot
ongewenste ontwikkelingen. De SGP-fractie zal dan ook graag de
bepaling over de kerkgenootschappen gewijzigd zien. Waarom is het niet
mogelijk om bijvoorbeeld alleen de landelijke kerk of de landelijke
koepel te registreren? Daarmee is vervolgens toch een duidelijk
aanspreekpunt beschikbaar. Hiermee wordt naar onze opvatting al
ruimschoots voldaan aan de doelstelling van het wetsvoorstel. Graag
ontvangen wij op dit punt een heldere toezegging.
Tegen deze achtergrond heeft mijn fractie samen met de heer Cramer van
de ChristenUnie een amendement ingediend dat de regeling rond
kerkgenootschappen naar een lager niveau brengt. Via een AMvB is
immers veel beter rekening te houden met de verschillende structuren
binnen die kerkgenootschappen. Ook kan er dan nog eens grondig
overlegd worden op welke manier de registratieplicht vorm moet krijgen
om de doelstelling van de wet in zijn algemeenheid te dienen. Die AMvB
zou dan te zijner tijd moeten worden voorgehangen aan de Kamer. Daarin
voorziet het amendement op stuk nr. 10 dat ik mede namens de heer
Cramer heb ingediend nog niet.
Dat moet dus nog of worden aangevuld, of klip en klaar door de
staatssecretaris worden toegezegd. Een andere mogelijkheid is om het
amendement van mevrouw Smeets uit te breiden. Zij noemt daarin enkele
artikelen en daaraan zou artikel 6 moeten worden toegevoegd, maar
daartoe moet zij natuurlijk wel bereid zijn.
Tweede Nota van Wijziging
Voorzitter. Als u mij toestaat, nog enkele korte opmerkingen. Voor
alle duidelijkheid wil ik nog even ingaan op de tweede nota van
wijziging, want gemakkelijk kan immers het idee postvatten dat de door
de SGP-fractie aangedragen problematiek daarmee zou zijn geregeld. Wij
waarderen de poging en de tegemoetkoming van de staatssecretaris op
dat punt, want zo is in ieder geval geregeld dat het soort gegevens
dat geregistreerd moet worden beperkt is. In de kritiek van onze
fractie gaat het echter niet alleen om het soort gegevens, maar vooral
om het aantal en het soort kerkgenootschappen en zelfstandige
onderdelen die moeten worden geregistreerd. Als de wet in huidige vorm
in stand blijft, zijn de huidige problemen, zo schatten wij naar eer
en geweten in, onoverzienbaar. Weliswaar zou tot een soepele
toepassing kunnen worden besloten, maar de wet laat dat eigenlijk niet
toe en dan kun je toch beter de tekst van de wet aanpassen.
Financiering
De financiering. Kerkgenootschappen moeten vervolgens een heffing gaan
betalen die weliswaar relatief beperkt is, maar als die heffing ook
voor de zelfstandige onderdelen moet worden betaald, zal dat bedrag
stevig kunnen oplopen. Ik krijg graag van de staatssecretaris de
toezegging dat zij dit punt echt in de gaten houdt en misschien een
totaalbedrag per koepel inbrengt.
Andere ingeschreven
Als gevolg van dit wetsvoorstel zullen ook eenmansbedrijven -- ik kom
nu in de buurt van hetgeen de heer Aptroot bij interruptie naar voren
bracht -- zoals agrariërs, vrije beroepsbeoefenaren -- zich moeten
gaan inschrijven. Mijn fractie heeft tot nu toe niet helder gekregen
welk voordeel zij daarvan hebben en waarom wij het überhaupt doen.
Voor velen zal immers gelden dat ze nooit een belang hebben bij het
opvragen van gegevens. Zij hebben daar helemaal niet mee te maken.
Deze regeling vormt voor de genoemde groepen en mogelijk ook nog
andere een belasting die niet veel voordelen toevoegt en eigenlijk
alleen een financieel nadeel oplevert. Graag een nadere verklaring.
Heffingen
Meer in het algemeen iets over de heffingen. Mijn fractie vindt dat er
een duidelijke scheiding moet blijven tussen de heffing voor de
registratie en de heffing voor andere activiteiten van de Kamer van
koophandel, zoals de regionale stimuleringsactiviteiten. Hierbij moet
geen vermenging optreden van kosten en heffingen. Graag ontvangen wij
de toezegging dat daar nauwgezet op wordt toegezien.
Voorzitter. Het zal duidelijk zijn wat ik aan het begin van mijn
bijdrage bedoelde met de opmerking over de sterke verhoging van de
administratieve lastendruk. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn.
Graag zien wij de reactie van de staatssecretaris met vertrouwen
tegemoet. Er moet toch een fatsoenlijke oplossing gevonden kunnen
worden voor het door mij geconstateerde probleem, overigens ook voor
de andere doelgroepen die ik overigens niet limitatief heb opgesomd.
Reactie staatssecretaris
Op het onderdeel van de bijdrage dat gaat over de kerkgenootschappen
reageerde staatssecretaris Van Gennip als volgt:
De heren Van der Vlies, Cramer en Van Dijk hebben aandacht gevraagd
voor de consequenties van inschrijving van kerkgenootschappen. Het
gaat om de volgende vragen: wie moet zich inschrijven, met welke
gegevens en met welke financiële consequenties. Wie moet zich
inschrijven? Ik hoor van de heer Van der Vlies en de heer Cramer een
voorkeur voor beperking van de inschrijvingsplicht. Zij doen tevens
een oproep tot verduidelijking. In deze discussie staat voor mij
voorop dat de kerken organisatievrijheid hebben. De overheid moet zich
er niet mee bemoeien of de kerken kiezen voor een landelijke koepel
met plaatselijke verenigingen of anders. Het moet echter duidelijk
zijn als een kerk of een onderdeel daarvan als afzonderlijk
rechtssubject in het maatschappelijke verkeer wil optreden. Dan moet
ook duidelijk zijn wie bevoegd is tot vertegenwoordiging. Wat de
basisregistratie betreft is van belang wie de economisch actieve
entiteit is. Wie kan er met een aannemer een contract aangaan om het
dak van de kerk te vernieuwen? Wie kan er iemand in dienst nemen? Als
er geen sprake is van een economisch actieve entiteit, vraagt de wet
niet om inschrijving. De kerk beslist dus weliswaar hoe zich te
organiseren, maar als er sprake is van een economisch actieve entiteit
hoort daar een inschrijving bij.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat is nu juist het punt. De kerken zijn terecht vrij in het kiezen
van een organisatievorm. Die verschillen dan ook in de praktijk. De
consequentie daarvan is dat de variant waarin de kerkgemeenschappen
lokaal een kerkgenootschap vormen, en zich dus moeten registreren,
onterecht een bijzondere constellatie vormt. Ik vraag mij dan ook af
of hierbij geen registratie mogelijk is zoals in het geval van een
landelijk kerkgenootschap met zelfstandige plaatselijke eenheden. Het
wordt dan toch een stuk eenvoudiger in het licht van de
lastenverlichting?
Staatssecretaris Van Gennip:
Als de lokale eenheden zelfstandig economisch opereren, moeten zij
zich in het handelsregister inschrijven. Hun partners, de genoemde
aannemer of iemand die bij hen in dienst treedt, moeten immers kunnen
nagaan met wie zij van doen hebben.
Op het moment dat het om een lokale vereniging gaat die bij een koepel
hoort en een aannemer het contract aangaat met de koepel, is het
voldoende als de koepel is ingeschreven.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik begrijp dat. De toepassing van de wettelijke bepaling die u
verdedigt, heeft voor verschillende organisaties dan verschillende
consequenties. Als een landelijke kerk plaatselijke kerkgemeenschappen
heeft, zoals de PKN, dan is het de vraag op welke manier bijvoorbeeld
een dak op die kerken moet worden hersteld. Gaat het ook om de
jeugdclubs die daar als onderdeel onder ressorteren? Ik zie dat niet
in. Ik stel mij voor dat deze bij wet worden voorgesteld. Aangezien
ook ik op dit moment niet met een schaartje kan knippen hoe de zaken
precies zitten, stel ik voor om het punt te parkeren in een AMvB. Dan
is er ruimte om in overleg te treden met al die kerkgenootschappen. Ik
ben er namelijk nog niet uit en er niet aan toe om een wettelijke
tekst te fiatteren die deze vragen onbeantwoord laat.
Staatssecretaris Van Gennip:
De jeugdclub of de bijbelleesclub hoeft zich natuurlijk niet in te
schrijven, ervan uitgaande dat deze niet opeens een contract aangaat
met een aannemer om het dak te laten repareren, maar daar ga ik even
niet van uit. De normale jeugdclub en de normale bijbelleesclub hoeven
zich niet te registreren, tenzij deze opeens economische activiteiten
ontplooien en daarvoor contracten aangaan. Ik denk te begrijpen waar u
om vraagt. Het gaat u vooral om duidelijkheid over welke
organisatievorm zich al dan niet moet inschrijven. Het is niet alleen
van belang om daarover goed te communiceren naar de kerkelijke
organisaties toe, maar ook nodig om onder andere met het CIO te
overleggen over wat dat precies betekent. Met het amendement om dit
punt bij AMvB te regelen, wordt het onderwerp in een bepaald stramien
gezet terwijl dat niet uw bedoeling is. Het is uw bedoeling om
duidelijkheid te scheppen; het gaat u niet principieel om het regelen
van het onderwerp bij AMvB. Zou het voor u voldoende zijn als wij goed
met het CIO en de verschillende kerkgenootschappen overleggen over de
consequenties van verschillende organisatievormen voor inschrijving in
het handelsregister, met als uitgangspunt dat een economische entiteit
ingeschreven moet zijn? Ik heb geen bezwaar tegen de AMvB maar ik vind
dat het punt daarmee in een ander stramien wordt gezet dan het
probleem waarvoor u een oplossing zoekt.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat is heel duidelijk. Er heeft een schriftelijke uitwisseling van
gedachten plaatsgevonden. Wij kwamen er nog niet uit en daarom zijn
wij met dezen en genen in beraad gegaan. Vervolgens is het
wetsvoorstel plenair geagendeerd en vindt vandaag de behandeling
plaats. Volgende week wordt daarover gestemd. Dat is een normaal
proces waarmee ik geen enkele moeite heb. Ik wil op het moment van
stemmen echter wel weten waar ik ja tegen zeg. Ik kom daar tussen nu
en een paar dagen niet in alle opzichten uit. Ook u moet zich nog
verstaan met de kerkgenootschappen over wat al dan niet onder het
wetsvoorstel valt. Die precisie is nodig om te weten of een en ander
mogelijk is. Als het punt wordt geparkeerd in een AMvB, dan geven wij
onszelf als medewetgever de tijd om daar nog eens precies in te
duiken. Het voorbeeld dat u gaf, gaat bijvoorbeeld niet op voor de
jeugdclub van mijn kerkelijke gemeente. Die gaat binnenkort op weekend
en huurt daarvoor vakantiewoningen. Dat is prima want dat kan een heel
goede activiteit zijn om de onderlinge band te versterken. Ik zie aan
uw glimlach dat u het al helemaal voor zich ziet. Dat huren is echter
een zakelijke transactie waar het kerkbestuur totaal buiten staat. Dat
neemt daar kennis van. Dat zijn complexen die ik graag netjes geregeld
zie.
Staatssecretaris Van Gennip:
Ik begrijp wat u zegt. Ik denk dat wij met het uitgangspunt van
economische, zelfstandige entiteit duidelijk zijn, maar ik begrijp ook
dat dat voor u en uw achterban niet helemaal duidelijk is. Ik heb dus
geen bezwaar tegen de AMvB.
Ik denk dat wij met een goed communicatietraject en goed overleg veel
verder komen. Dat is in mijn ogen de crux van deze discussie, en niet
zo zeer de AMvB. Ik heb echter, zoals gezegd, geen bezwaar tegen de
AMvB.
Inbreng SGP bij debat over handelsregister