Beantwoording vragen van het lid Van Velzen over mogelijke wapenleveranties aan Eritrea (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2007/02/Beantwoording-vragen-van-het-lid-Van-Velzen-over-m.html)
05-02-2007 |
Samenvatting:
Inhoud:
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de ministers van Financiën en van
Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van
Velzen over mogelijke wapenleveranties aan Eritrea. Deze vragen werden
ingezonden op 13 december 2006 met kenmerk 2060704260.De minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. BotDe staatssecretaris van Economische Zaken,
Mevrouw Ir. C.E.G. van GennipAntwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken en
mevrouw Van Gennip, staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de heer
Zalm, minister van Financiën en de heer Hirsch Ballin, minister van Justitie, op
vragen van het lid Van Velzen (SP) over mogelijke wapenleveranties aan
Eritrea.Vraag 1
Hebt u kennis genomen van de oplopende spanningen in de Hoorn van
Afrika? Is er sprake van Eritrese troepenbewegingen met onder andere 15 tanks in
de VN-bufferzone met Ethiopië en is het waar dat verschillende landen, waaronder
Eritrea, islamitische strijdgroepen in Somalië bewapenen? 1)Antwoord
Nederland is bezorgd over de situatie in de Hoorn van Afrika. Eind
december is de Somalische overgangsregering (TFG), met steun van Ethiopië, een
militair offensief begonnen tegen de Unie van Islamitische Rechtbanken (UIC).
Voorkomen dient te worden dat het huidige Somalische conflict uitgroeit tot een
regionale oorlog in de Hoorn.De VN-vredesmacht belast met het monitoren van de grens tussen Ethiopië en
Eritrea, heeft de afgelopen maanden Eritrese troepen waargenomen in de
VN-bufferzone.Mede gezien de situatie in Somalië acht Nederland het van belang dat Eritrea
en Ethiopië blijven werken aan een vreedzame oplossing voor het grensconflict.
Beide landen hebben tot november 2007 om, samen met de grenscommissie (EEBC),
over te gaan tot daadwerkelijke demarcatie. Als partijen niet meewerken zal de
EEBC de grens eenzijdig met behulp van coördinaten vaststellen.De VN-monitoring groep heeft in november 2006 een rapport uitgebracht waarin
een aantal landen wordt beschuldigd van het leveren van wapens en manschappen
aan Somalië. Eritrea zou wapens en militairen aan de Unie van Islamitische
Rechtbanken (UIC) verstrekken. Eritrea ontkent de UIC militair te steunen.Vraag 2
Is het u bekend om welk type tanks het gaat waarmee Eritrea de
bufferzone is binnengegaan?Vraag 3
Is het waar dat Eritrea alleen beschikt over T-54/T-55 tanks? Zo neen,
over welke tanks beschikt Eritrea nog meer? 2)Antwoord vragen 2 en 3
Eritrea beschikt voornamelijk over T54 en T55 tanks en enkele T62
tanks. Het ligt derhalve voor de hand dat Eritrea met deze types tanks de
bufferzone is binnen gereden.Vraag 4
Deelt u de zorg dat in de Hoorn van Afrika relatief kleine conflicten
kunnen uitgroeien tot een regionale oorlog? Wat onderneemt u om dit te
voorkomen?Antwoord
Nederland en de EU spannen zich in om escalatie van conflicten in de
Hoorn te voorkomen. De situatie in Somalië wordt regelmatig in EU-kader
besproken.Op 22 januari heeft de EU Raadsconclusies aangenomen inzake Somalië. Daarin
pleit de EU voor stabilisatie van de situatie in Somalië, mede met behulp van
een internationale vredesmacht. Tevens roept de EU de overgangsregering (TFG) op
om een zo inclusief mogelijk proces van verzoening en herstel in Somalië te
starten en geeft de EU aan zich te blijven inspannen voor de verbetering van de
humanitaire situatie in Somalië.Nederland verwelkomt het besluit van de Afrikaanse Unie op 19 januari 2007 om
een ?Afrikaanse missie in Somalië? (AMISOM) in Somalië te stationeren.Nederland en de EU blijven zich onverminderd inzetten om een vreedzame
oplossing te vinden voor het grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea. Zo heeft
Nederland in 2006 de tweede bijeenkomst van de grenscommissie gefinancierd.
Nederland en de EU hebben herhaaldelijk bij partijen aangedrongen op
samenwerking met de grenscommissie.Vraag 5
Herinnert u zich dat de Belgische douane in 1998 91 containers met
militaire goederen, waaronder motoren voor Russische T-54 en T-55 tanks en 40
Unimog-vrachtwagens, met bestemming Eritrea onderschepte? 3)Antwoord
Ja.Vraag 6
Wat was het resultaat van het onderzoek dat de Nederlandse autoriteiten
indertijd instelden en waarvan de resultaten de Kamer nooit hebben bereikt? 4)
Antwoord
Onderzoek van de Nederlandse autoriteiten heeft nogmaals bevestigd dat
de 91 containers in de periode juli/augustus 1998 tijdens het transport van
Duitsland naar België gedurende twee tot drie weken opgeslagen hebben gestaan op
een bedrijfsterrein in Nederland ten behoeve van een Duits bedrijf, in opdracht
van de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde formele eigenaar van de goederen.
In de containers bevonden zich vooral motoren en delen van rupsbanden afkomstig
van T-54 en T-55 tanks uit de voormalige DDR. Uit onderzoek dat in augustus 2000
bij de betrokken handelaar plaatsvond is voorts duidelijk geworden dat diens
betrokkenheid bij de transactie niet verder reikte dan de verhuur voor
tijdelijke opslag van een deel van zijn bedrijfsterrein. Omdat destijds noch een
vergunningplicht, noch een meldingsplicht gold voor de doorvoer van militaire
goederen anders dan voor wapens vallende onder de Wet wapens en munitie, was van
enige overtreding van de Nederlandse In- en uitvoerwet geen sprake, zoals ook al
eerder was gesteld in de beantwoording van Kamervragen ter zake
1.Vraag 7
Is het u bekend dat bedoelde goederen op de kade van het Antwerpse bedrijf Noord
Natie hebben gestaan? Tot wanneer was dat het geval?Vraag 8
Is het u bekend met welk vervoermiddel de militaire goederen Antwerpen
hebben verlaten? In het geval het een schip betrof, welk schip was het?Antwoord vragen 7 en 8
Ja, de containers, alsook de 40 militaire vrachtwagens die rechtstreeks
via de Duits-Belgische grens naar Antwerpen waren vervoerd, hebben enkele jaren
onder douanebeslag op de kade van een bedrijf in de haven van Antwerpen gestaan.
Uit informatie van de Dienst Invordering en Geschillen van de Belgische douane
is op te maken dat deze de zaak op 20 december 2002 heeft geschikt, waarna de
goederen werden vrijgegeven voor overbrenging naar een andere bestemming binnen
de Benelux, te weten het bedrijf EP Shipping in Rockanje (i.e. de Rotterdamse
haven). Op vrijdag 24 januari 2003 hebben de goederen vervolgens de haven van
Antwerpen verlaten op een door een Deens bedrijf gecharterd schip varende onder
de vlag van Antigua. Op de vrachtbrief stond als bestemming het scheepvaart- en
opslag/overslagbedrijf E.P. Shipping aangegeven.Vraag 9
Is het waar, zoals onder andere te concluderen valt uit berichten van
zowel een anonieme Antwerpse, als een anonieme Rotterdamse bron, dat deze
containers zijn afgehandeld door het Rotterdamse bedrijf EP Shipping en dus wel
degelijk vanuit de haven van Rotterdam naar Eritrea zijn verscheept? Is het
tevens waar dat de douane of de economische controledienst een onderzoek heeft
of hebben ingesteld naar de lading van het schip? 5) Wanneer heeft het transport
Nederland aangedaan en via welke route en op welke datum heeft het schip
Nederland verlaten?Antwoord
Nee, de bewuste goederen zijn niet afgehandeld door E.P. Shipping of
enig ander Nederlands bedrijf. Eenmaal op zaterdag 25 januari 2003 in de
Rotterdamse haven aangekomen is de bestemming op de vrachtbrief door de kapitein
van het betrokken schip gewijzigd zonder dat voldaan werd aan de verplichting om
een dergelijke wijziging aan de douane te melden. Het schip is vervolgens de
volgende dag, zondag 26 januari 2003, vertrokken voor een reis die via de
Middellandse Zee en het Suez Kanaal uiteindelijk Eritrea als bestemming had.
Tijdens het kortstondige verblijf in de Rotterdamse haven heeft geen onderzoek
door de FIOD-ECD naar de lading van het schip plaatsgevonden.Vraag 10
Is er toestemming gegeven voor de doorvoer van deze goederen? Zo ja,
waarom is die toestemming gegeven? Hoe verhoudt zich dit besluit tot het
wapenexportbeleid?Antwoord
Nee.Vraag 11
Indien er geen toestemming is gegeven, welke consequenties moet deze
zaak volgens u dan hebben voor het doorvoerbeleid?Antwoord
Zie het antwoord op vraag 13Vraag 12
Kunt u een feitenrelaas geven van de contacten tussen de Nederlandse en
Belgische douane en/of andere controlediensten in deze zaak?Antwoord
Afgezien van de contacten die in de periode 1999-2000 plaats hadden
tussen de Nederlandse en Belgische autoriteiten in het licht van het onderzoek
naar eventuele strafbare feiten op Nederlands grondgebied voorafgaande aan de
verhindering van doorgang van de goederen in Antwerpen, is er nadien nog
regelmatig contact tussen Nederlandse en Belgische instanties geweest. Dit
betrof het verloop van de gerechtelijke procedure die de Britse eigenaar van de
goederen in België had aangespannen om de conclusie van de Belgische douane aan
te vechten dat het hier militaire goederen betrof. De Britse eigenaar beriep
zich daarbij op het beoogde eindgebruik van de goederen in de bouw en wegenbouw.
De Belgische rechter oordeelde uiteindelijk in februari 2002 dat de in de
containers vervoerde motoren en rupsbanden wel degelijk ook als losstaande
onderdelen onder de Belgische wetgeving met betrekking tot de uitvoer van
militaire goederen vielen en dat derhalve een Belgische vergunning voor de
uitvoer wettelijk vereist was. Vervolgens, na de schikking eind december 2002,
verleende de Belgische douane toestemming aan de eigenaar om de goederen te
verschepen naar Nederland.Op de dag van vertrek uit de haven van Antwerpen hebben de Belgische
autoriteiten de Nederlandse douane en de FIOD-ECD op de hoogte gesteld dat het
schip toestemming had om naar Nederland te varen en dat het schip zaterdag 25
januari 2003 in de haven van Rotterdam zou aankomen. Bij die gelegenheid vroegen
de Belgische autoriteiten aan de FIOD-ECD en de douane om de goederen te
monitoren en te bevestigen dat de goederen in Nederland zijn gelost.Op vrijdag 24 januari 2003 is het schip met de goederen uit de haven van
Antwerpen vertrokken. Het schip is op zaterdag 25 januari 2003 in de Rotterdamse
haven gearriveerd. Toen de FIOD-ECD na het weekend polshoogte wilde nemen, bleek
dat te laat. Het schip had de haven op zondag 26 januari, zonder te lossen, weer
verlaten.Op vrijdag 31 januari 2003 werd het Ministerie van Economische Zaken over de
gang van zaken ingelicht en werd als gevolg daarvan diezelfde dag overleg met
het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevoerd om te bezien of er mogelijkheden
bestonden het schip, althans de omstreden lading, alsnog te onderscheppen. De
voorlopige conclusie was toen al dat voor de uitvoer van de betrokken goederen
naar Eritrea een Belgische vergunning vereist was en derhalve de Belgische
equivalent van de In- en uitvoerwet was overtreden. In Nederland kon alleen maar
ex post een sanctie worden opgelegd aan de kapitein van het schip ingevolge
artikel 46 van de Douanewet vanwege het verzuim om de wijziging van de
bestemming op de vrachtbrief aan de douane te melden.Op grond van deze conclusie werd echter in de eerste dagen van februari 2003
reeds contact gelegd met zowel de Belgische als de Duitse, Deense en Britse
autoriteiten om te bezien welke mogelijkheden zij zouden kunnen inroepen om de
verscheping alsnog te onderbreken. De laatste drie landen werden benaderd
vanwege de vestigingsplaatsen van de bedrijven die respectievelijk als eigenaar
van het schip, als chartermaatschappij of als opdrachtgever van het transport
optraden. Omdat er anders dan in 1998 geen wapenembargo meer van toepassing was
op de bestemmingen Eritrea en Ethiopië, waren ook de mogelijkheden voor deze
andere EU partners beperkt tot juridisch afwezig en werd geconcludeerd dat de
Belgische autoriteiten de beste troeven in handen hadden. Daar was immers de
schikking getroffen onder voorwaarde van aflevering van de goederen bij E.P.
Shipping.In een uiterste poging om nog te voorkomen dat de als militaire goederen
geclassificeerde lading Eritrea zou bereiken hebben de Nederlandse en de Duitse
ambassadeur op 6 februari 2003 een demarche bij de Egyptische autoriteiten
uitgevoerd om te bewerkstelligen dat het schip niet ongehinderd door het Suez
Kanaal zou kunnen varen. De Egyptische autoriteiten gaven enkele dagen later aan
dat zij de papieren van het schip hadden gecontroleerd maar dat dit geen
onregelmatigheden aan het licht had gebracht.Het Ministerie van Economische Zaken heeft op 6 februari 2003 in een brief
aan het Belgische Ministerie van Financiën, waaronder de douane ressorteert, met
afschrift aan de Belgische Ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse
Zaken, nog eens schriftelijk uiteengezet wat zich volgens de bevindingen van de
FIOD-ECD had voorgedaan en erop gewezen dat de door de Belgische douane
aangegane overeenkomst tot schikking door de wederpartij was geschonden en
volgens de Nederlandse lezing uiteindelijk ook de Belgische wet. De brief roept
vervolgens op om ofwel de wederpartij in de gelegenheid te stellen de
overtreding materieel te rectificeren door de goederen terug te verschepen naar
Antwerpen, dan wel bij de Egyptische autoriteiten te melden dat een met name
genoemd schip op het punt stond een illegaal geëxporteerde lading door het Suez
Kanaal te vervoeren.Vanuit België werd uiteindelijk geen corrigerende actie ondernomen. In reac
tie op de brief van 6 februari 2003 zond de eerder genoemde Dienst Invordering
en Geschillen van de Belgische douane op 28 februari 2003 een brief aan het
Ministerie van Financiën waarin werd aangegeven dat het bij de oorspronkelijke
overtreding in België om ?een poging tot het ontgaan van de vergunningplicht
voor militair materieel? was gegaan en dat een dergelijk vergrijp volgens de
procedure van het Belgische douanestrafrecht bestraft wordt. In die procedure
heeft de gewestelijk directeur van de Administratie der douane en accijnzen de
bevoegdheid om ?overtredingen onder bepaalde voorwaarden in der minne te
regelen?. Conform die bevoegdheid ?werd de bestraffing van dit misdrijf
voltrokken bij de uitvoering van de overeenkomstakte?, luidde de conclusie.Desalniettemin hebben de Nederlandse en Duitse ambassadeurs nog wel een
gezamenlijke demarche uitgevoerd bij de autoriteiten van Eritrea met verzoek de
goederen terug te zenden naar Europa. De autoriteiten van Eritrea wezen op het
civiel eindgebruik van de producten en stelden dat het een misverstand betrof.
De Duits-Nederlandse demarches werden niet begrepen en de autoriteiten waren
geenszins van plan de goederen te retourneren.Ook België heeft getracht de goederen terug te halen naar Europa door de
Eritrese ambassadeur in Brussel te ontbieden.Medio april 2003 heeft vervolgens een bijeenkomst plaatsgevonden waaraan het
Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie, de ministeries van Economische
Zaken en van Buitenlandse Zaken en de FIOD-ECD deelnamen. N.a.v. deze
bijeenkomst heeft het Functioneel Parket aan de FIOD-ECD verzocht om een nader
feitelijk onderzoek in te stellen.Uit het feitenonderzoek van de FIOD-ECD is niet gebleken dat er een
overeenkomst is gesloten tussen de Britse eigenaar en de voor het transport
verantwoordelijke charter en/of reder, waarin de bepaling is opgenomen dat de
laatstgenoemde zich garant stelt voor het vervoer van de militaire goederen naar
E.P. Shipping. Dit was wel een van de voorwaarden in de eerdergenoemde
overeenkomst ter voorkoming van strafvervolging.Op grond van dit feitenonderzoek, waarvan de details vertrouwelijk zijn,
heeft het Openbaar Ministerie de Belgische autoriteiten geïnformeerd dat de door
de Belgische douane aangegane overeenkomst tot schikking door de wederpartij was
geschonden, aangezien één van de voorwaarden in de eerdergenoemde overeenkomst
ter voorkoming van strafvervolging, afgesloten tussen de Britse onderneming en
de Belgische autoriteiten, werd gesteld dat, indien de goederen naar een
bestemming buiten de Benelux zouden worden vervoerd, de Britse onderneming zich
mede schuldig zou maken aan sluikuitvoer. Strafvervolging kon derhalve in België
plaatsvinden.Het Functioneel Parket heeft in juli 2005 door tussenkomst van het
Nederlandse ministerie van Justitie en het Belgische ministerie van Justitie, in
een rechtshulpverzoek van voormelde feiten aangifte gedaan bij de bevoegde
autoriteiten in België met de strekking het instellen van een strafvervolging
door de Belgische bevoegde autoriteiten. De Belgische autoriteiten hebben echter
geconcludeerd niet tot vervolging te kunnen overgaan.België heeft overigens in oktober 2003 het wapenexportbeleid gefederaliseerd
? dat wil zeggen verantwoordelijkheid gemaakt van de gewesten. Na enkele
omstreden (beoogde) exporten heeft de minister van Buitenlandse Zaken echter
weer een zwaardere rol in het besluitvormingsproces opgeëist.Vraag 13
Is het u bekend welke eindbestemming de goederen hebben gekregen? Zo
ja, welke is dat en wat is daarover uw oordeel? Indien de goederen alsnog
Eritrea hebben bereikt, wat is daarover uw politieke oordeel? Welke maatregelen
heeft u genomen tegen diegenen die het transport hebben mogelijk gemaakt? Welke
maatregelen onderneemt u om herhaling te voorkomen?Antwoord
Aangenomen mag worden dat de lading uiteindelijk de haven van Massawa
of een ander aanlandingspunt in Eritrea heeft bereikt en daar is gelost. De
regering is ongelukkig met deze uitkomst. De FIOD-ECD en de douane hebben te
laat gereageerd op het verzoek van de Belgische autoriteiten om toezicht te
houden op de goederen na aankomst in de haven van Rotterdam. De procedures bij
het toezicht op de uit- en doorvoer van goederen zijn inmiddels aangescherpt.
Nadat geconstateerd was dat de goederen de haven van Rotterdam hadden verlaten,
heeft de regering al het mogelijke gedaan om te helpen voorkomen dat de naar ons
oordeel illegaal, want tegen de voorwaarden van de Belgische
schikkingsovereenkomst in, uitgevoerde lading Eritrea alsnog zou bereiken.Met de uitbreiding, eind 2004, van de meldplicht bij doorvoer naar alle
militaire goederen als vermeld in de bijlage van het In- en uitvoerbesluit
strategische goederen, heeft Nederland meer mogelijkheden gekregen om in een
vergelijkbaar geval zelf op te treden of bij constatering achteraf van een
schending van die meldplicht de betrokken personen of bedrijven te vervolgen en
bloot te stellen aan de strafmaat verbonden aan de Wet economische delicten.
Vraag 14
Hoe staat u tegenover een wapenembargo, 6) vooral in het licht van de
huidige oplopende spanningen tussen de staten van de Hoorn van Afrika?Antwoord
Het EU wapenembargo tegen Ethiopië en Eritrea waaraan u refereert
(1999/206/CFSP,15 maart 1999) is op 31 mei 2001 opgeheven. Het opnieuw instellen van een
embargo naar aanleiding van recente spanningen in de regio is op dit moment
binnen EU kader niet aan de orde. Wel werd in de conclusies van de Algemene Raad
van 14 mei 2001, op initiatief van Nederland, een verklaring opgenomen dat EU
lidstaten uiterste terughoudendheid in acht moeten nemen bij wapenleveranties
aan de regio. Nederland heeft dan ook sinds het opheffen van het embargo geen
export van militair materieel naar deze landen toegestaan (uitgezonderd een
leverantie aan Eritrea in 2002 ten behoeve van UNMEE).Vraag 15
Deelt u de mening dat er strengere maatregelen inzake doorvoer van
militaire goederen noodzakelijk zijn? Zo ja, welke maatregelen stelt u voor?
Indien neen, waarom niet?Antwoord
Strengere maatregelen inzake doorvoer van militaire goederen zijn als
gevolg van de reeds eerder genoemde uitbreiding van de meldplicht voor
doorvoertransacties in 2004 en de daaruit voortvloeiende uitbreiding van
bevoegdheden voor de Nederlandse autoriteiten niet aan de orde.Op grond van de huidige doorvoerregeling moet de doorvoer van de militaire
goederen, zoals die van Antwerpen naar Eritrea via Rotterdam, worden gemeld
waarna de regering kan besluiten tot het opleggen van een ad hoc
vergunningplicht en de zending zonodig kan tegenhouden. Indien de doorvoer niet
wordt gemeld, heeft het Openbaar Ministerie, zoals gesteld in het antwoord op
vraag 13, sinds eind 2004 mogelijkheden om de betrokken personen of bedrijven te
vervolgen.1) ?Eritrea defends troop movement in UN Buffer zone?, 17 oktober 2006, zie
www.defensenews.com/story.php?F=2281756
&C=mideast. Zie ook SC/8854 Afr/1444
http://www.un.org/News/Press/docs//2006/sc8854.doc.htm
en met name de brief van 21 november aan de voorzitter van de Veiligheidsraad
over Somalië, met name passage over Eritrea vanaf blz 11 tot en met 17;
http://daccessdds.un.org/doc/UNDOC/GEN/N06/627/40/PDF/N0662740.pdf?OpenElement
Zie ook SC/880,
www.un.org/news/press/docs//2006/sc8880.doc.htm
2) Military Balance 2006, blz 366 meldt dat Eritrea alleen beschikt over
tanks van het type T-54/ T-55 tanks. In totaal 150 stuks3) Aanhangsel Handelingen nr. 1251, vergaderjaar 1998 ? 1999 met name
antwoord op vraag 2, en ook Aanhangsel Handelingen 1004, vergaderjaar 1998 ?
19994) Aanhangsel Handelingen nr. 1251, vergaderjaar 1998 ? 1999 met name
antwoord op vraag 65) Anonieme e-mails aan Campagne tegen Wapenhandel in Amsterdam, doorgestuurd
aan SP-fractie6) Aanhangsel Handelingen nr. 1004, met name vraag 61: Tweede Kamer, Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar
1998-1999, nr. 1251.
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken