ChristenUnie
ChristenUnie.nl
Nieuws
Inbreng bij regeling van het beroepsgoederenvervoer en het
eigen vervoer met vrachtautos
Inbreng bij regeling van het beroepsgoederenvervoer en het eigen vervoer met
vrachtautos
woensdag 31 januari 2007 13:16
De leden van de ChristenUnie fractie hebben met belangstelling
kennisgenomen van genoemd wetsvoorstel. Zij hebben de volgende vragen:
Laadvermogen binnenlands beroepsvervoer (paragraaf 7 Memorie van
toelichting)
In het wetsvoorstel wordt de ondergrens voor de vergunningplicht van
vrachtauto's met een toegestaan laadvermogen van 500 kg verhoogd tot
vrachtauto's met een maximaal toegelaten gewicht van 3500 kg. Het gaat
hier om enkele honderdduizenden voertuigen. Zijn er cijfers bekend met
betrekking tot overbelading in deze categorie? Draagt deze versobering
bij aan de verkeersveiligheid?
Medeaansprakelijkheid afzender (paragraaf 15 Memorie van toelichting)
TLN stelt zicht op het standpunt dat in een aantal gevallen de
afzender medeaansprakelijk moet worden gesteld bij overbelading. Het
Kabinet heeft dit voorstel niet overgenomen omdat de relevante
Europese regelgeving is gericht op de vervoerder. Genoemde leden
verzoeken de het Kabinet nader in te gaan op de door TLN aangedragen
argumenten. Wat is het standpunt van het Kabinet ten aanzien van de
stelling van TLN dat de in 2001 opgestelde Algemene Vervoercondities
onvoldoende werken omdat er geen sprake is van dwingend recht en er
dus door partijen kan worden afgeweken? TLN stelt dat ook het Wetboek
van Strafrecht (artikel 47) onvoldoende aanknopingspunten biedt omdat
dit een zeer moeizaam traject is. Graag een reactie hierop. Welke
andere argumenten heeft het Kabinet om medeaansprakelijkheid van de
afzender niet in de WWG op te nemen? Is bij het besluit om geen
regeling op te nemen in de WWG ook gekeken naar voorbeelden in de ons
omringende landen? Genoemde leden zouden graag een nadere onderbouwing
zien waarom niet is gekozen voor een regelgeving op dit punt die
aansluit bij vergelijkbare wetgeving in België, Duitsland of Frankrijk
waar medeaansprakelijkheid wel is geregeld.
Artikelsgewijs
Artikel 3.1, derde lid
De Raad van State maakt bezwaar tegen de fictieve verlening van een
communautaire vergunning bij tijdsoverschrijding. Het Kabinet stelt
dat derden niet de negatieve gevolgen van een gebrek aan
voortvarendheid van de NIWO zullen ervaren aangezien er geen sprake
meer is van een capaciteitsbeleid. Hoe kan een vervoerder in een
dergelijke situatie echter, met name in het buitenland, aantonen dat
deze de vergunning van rechtswege heeft ontvangen als er geen
schriftelijke vorm van is? Genoemde leden verzoeken het Kabinet nader
in te gaan op het bezwaar van de Raad van State dat een dergelijke
fictieve beschikking niet is voorbereid door een bestuursorgaan, wat
betekent dat de beschikking niet berust op een deugdelijke afweging
van belangen. Het Kabinet stelt voorts dat er bij de
vergunningverlening door de NIWO vrijwel geen sprake is van
termijnoverschrijding. Waarom wordt het instrument van fictieve
verlening dan geïntroduceerd?
Artikel 8.4
Artikel 8.4 betreft een wijziging van de wet BDU verkeer en vervoer.
Waarom is deze, overigens grotendeels technische, wetswijziging
opgenomen in dit wetsvoorstel?