Provincie Flevoland



Impuls voor hoger onderwijs flevoland

Meer hoger onderwijs in Flevoland. Om dat mogelijk te maken ondertekenen staatssecretaris B. Bruins van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), gedeputeerde J. Bos van de provincie Flevoland, de wethouders mw. M. Visser van de gemeente Almere en W. de Jager van de gemeente Lelystad, en betrokken instellingen op het gebied van hoger onderwijs in Flevoland op 29 januari een convenant. Het convenant is een belangrijke stap voor de betrokken partijen omdat het de mogelijkheden vergroot voor het vestigen van nieuwe opleidingen in Almere en Lelystad.

Tot voor kort maakte de strenge regelgeving dit vrijwel onmogelijk. Recent heeft het ministerie van OCW twee bepalingen aan de beleidsregel toegevoegd die regionaal voorkeursbeleid mogelijk maken. Het ministerie erkent dat de uitbreiding van het aanbod van hoger onderwijs van essentieel belang is voor de ontwikkeling van de jonge provincie Flevoland. Daarbij ligt de nadruk op Almere en haar rol in de voor de Nederlandse economie zo belangrijke Noordvleugel van de Randstad. Het ministerie, de provincie, de gemeente Almere, de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam (HvA-UvA) sloten in 2005 al een convenant om de uitbouw van hoger onderwijs in Almere mogelijk te maken. Hierdoor kon de Business School Almere geopend worden. Het toenemende belang van de as Almere-Lelystad maakt voor Lelystad vanuit sociaal-economisch perspectief uitbreiding van hoger onderwijs mogelijk.

Tot de ondertekenaars van het convenant behoren verder de instellingen op het gebied van hoger onderwijs die in Flevoland actief zijn: de HvA-UvA, Christelijke Hogeschool Windesheim, de Vrije Universiteit (VU) en de Aeresgroep, waartoe onder meer de Christelijke Agrarische Hogeschool en de Stoas Hogeschool in Dronten behoren.

Na ondertekening van het convenant, stellen de onderwijsinstellingen een uitwerkingsovereenkomst op waarin zij concreet aangeven welke opleidingen ze de komende jaren willen en kunnen starten in Flevoland. Elke twee jaar vindt er een evaluatie plaats en worden nieuwe ontwikkelingen meegenomen.