|Raadsinformatiebrief 2007 nr 11 | |Van |:|Burgemeester en Wethouders |Reg.nr|:|2298567 | | | | |. | | | |Aan |:|gemeenteraad | |Datum |:|10 januari | | | | | | | |2007 | |Portefeuilleh|:|Wethouder H. van Daalen | |ouder | | |Titel
Aanpak beleidskader WMO
Kennisnemen van
De ontwikkeling van het beleidskader WMO en de uitwerking van uw aanbevelingen.
Aanleiding
In de Ronde van 17 oktober 2006 heeft u de voorbereiding van het Wmo-beleidskader besproken. U heeft gevraagd om een planning. Daarnaast heeft u, aanvullend op de voorgestelde aanpak van het College, de volgende breed gedragen aanbevelingen gedaan:
1. Laat u bij de ontwikkeling van het Wmo-beleid inspireren door de drie sturingsscenario's zoals beschreven door de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (Rmo) (zie bijlage voor samenvatting van deze scenario's);
2. Ontwikkel een vraaggestuurd Wmo-beleid cq. besteed zorgvuldig aandacht aan burgerparticipatie;
3. Ontwikkel een wijkgericht Wmo-beleid, gebruik makend van wijkgesprekken;
Wij hebben de aanbevelingen van de gemeenteraad ter harte genomen. Dit heeft geleid tot een aanscherping van de voorgestelde aanpak. Wij hebben onder andere conclusies verbonden aan de vormgeving van de burgerparticipatie. Ook menen wij dat het goed is om de wijkgesprekken in te gaan met een aantal vooraf geformuleerde uitgangspunten.
Met deze Raadsinformatiebrief informeren wij u graag over de uitwerking van uw aanbevelingen.
Kernboodschap
. Wij opteren voor een combinatie van de RMO-sturingsscenario's 'gemeente aan het roer' en 'de burger en zijn verbanden'. De gemeente die stuurt, voorwaarden schept, initieert en een vangnet biedt; en tegelijk veel belang hecht aan de verdere ontwikkeling van de 'civil society', wijkgericht wil werken en verantwoordelijkheden niet overneemt als dat niet persé nodig is. . Ons Wmo-beleid baseren we als een voortvloeisel daarvan op drie centrale uitgangspunten: wederkerigheid, vraagsturing en wijkgerichtheid. . De Wmo-burgerparticipatie willen wij, conform het advies van de begeleidingscommissie Wmo, fasegewijs invoeren; te beginnen bij de opstelling van het beleidskader. Hoe we bewoners en organisaties verder betrekken bij de uitwerking van het beleid, nemen we vervolgens op in het beleidskader. . In 2007 stellen we een voorlopige Wmo-adviesraad in om het college te adviseren bij de ontwikkeling van het beleidskader. Het conceptbeleidskader leggen we tevens voor aan de bestaande adviesraden (Seniorenraad, Allochtone adviesraad en GPPA) en andere belangenorganisaties. . We gebruiken wijkgesprekken om wensen, behoeften, oplossingen en kansen te verkennen om op grond daarvan een beeld te vormen waar het Wmo-beleid zich op zou moeten richten. Om onnodige dubbelingen te voorkomen, stemmen wij deze wijkgesprekken af op de gesprekken die reeds zijn gevoerd in het kader van 'Amersfoort Vernieuwt'.
Consequenties
De volgende planning wordt, rekening houdend met de uitwerking van de aanbevelingen, gehanteerd:
|Wat |Planning | |Wijkgesprekken |t/m april | | |2007 | |Raad peiling: opbrengst wijkgesprekken |juni | |De opbrengst van de wijkgesprekken wordt besproken in | | |de Raad | | |De opbrengst van de wijkgesprekken en de peiling in de|Juli/augustus| |Raad wordt onder andere in overleg met de | | |Wmo-adviesraad verwerkt tot een concept beleidskader | | |&sociaal actieplan | | |Inspraak: concept beleidskader & sociaal actieplan |september/okt| |Burgers worden in de gelegenheid gesteld een reactie |ober | |te geven op het concept. Dit concept worden tevens | | |voorgelegd aan onze adviesraden, te weten: de | | |Wmo-adviesraad, Seniorenraad, Allochtone adviesraad en| | |GPPA | | |Raad peiling: beleidskader & sociaal actieplan |november | |Raad besluit: beleidskader & sociaal actieplan |december | |Uitwerking en implementatie | |Betrokken partijen
Het Wmo beleidskader wordt in continu overleg met verschillende betrokkenen vormgegeven. Zo worden onder andere betrokken: burgers, belangenorganisaties, woningcorporaties, zorgaanbieders en welzijnsstichtingen. Wij gaan in gesprek met de instellingen om de vraag maar vooral de sturingsscenario's en oplossingsrichtingen te bespreken.
|Burgemeester en wethouders van Amersfoort, | |de secretaris, | |de burgemeester, | |Drs. P.J. Buijtels | |A. van Vliet-Kuiper |
| | |Bijlagen | |voortgangsbericht Wet Maatschappelijke Ondersteuning | |samenvatting RMO-scenario's | | |BIJLAGE 1: Aanpak beleidskader Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Aanleiding
Met de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) per 1 januari jl. heeft de gemeente een nieuw wettelijk kader waarmee zij met een samenhangend stelsel van wonen, zorg en welzijn, de participatie van mensen aan de samenleving kan bevorderen. Hoe dit samenhangende stelsel eruit ziet, wordt omschreven in het 4-jarige beleidskader.
In de Ronde van 17 oktober 2006 heeft de gemeenteraad de voorbereiding van het Wmo-beleidskader besproken. Zij heeft gevraagd om een planning. Daarnaast heeft zij, aanvullend op de voorgestelde aanpak van het College, de volgende breed gedragen aanbevelingen gedaan:
4. Laat u bij de ontwikkeling van het Wmo-beleid inspireren door de drie sturingsscenario's zoals beschreven door de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) (zie bijlage voor samenvatting van deze scenario's);
5. Ontwikkel een vraaggestuurd Wmo-beleid cq. besteed zorgvuldig aandacht aan burgerparticipatie;
6. Ontwikkel een wijkgericht Wmo-beleid, gebruik makend van wijkgesprekken;
Wij hebben de aanbevelingen van de gemeenteraad ter harte genomen. Dit heeft geleid tot een aanscherping van de voorgestelde aanpak. Wij hebben onder andere conclusies verbonden aan de vormgeving van de burgerparticipatie. Ook menen wij dat het goed is om de wijkgesprekken in te gaan met een aantal vooraf geformuleerde uitgangspunten.
Onderstaand informeren wij u graag over de uitwerking van uw aanbevelingen.
1 De sturingsscenario's en onze uitgangspunten
De sturingsscenario's
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) heeft in haar advies 'Inhoud stuurt beweging' een drietal scenario's beschreven op grond waarvan de Wmo gestalte kan krijgen. Het verschil tussen de drie scenario's wordt bepaald door een specifieke balans tussen drie 'instituties' die bij de vormgeving van de Wmo centraal staan: de gemeente, het individu en de lokale organisaties en verbanden. In de bijlage vindt u een samenvatting van de drie scenario's. De RMO geeft bij haar advies nadrukkelijk aan dat de geschetste scenario's niet als blauwdruk gezien dienen te worden. Tal van mengvormen en accenten zijn mogelijk.
Vooruitlopend op de te voeren wijkgesprekken menen wij dat een combinatie van scenario's het beste aansluit bij de inzet in onze gemeente. Dit is een combinatie van de scenario's 'Gemeente aan het roer' en 'De burger en zijn verbanden'. De gemeente die stuurt, voorwaarden schept en initieert; en tegelijk veel belang hecht aan de verdere ontwikkeling van de 'civil society', wijkgericht wil werken en verantwoordelijkheden niet overneemt als dat niet persé nodig is.
Ons Wmo-beleid ten behoeve van de meer kwetsbaren vraagt meer om het eerste scenario 'gemeente aan het roer'. Het scenario 'de burger en zijn verbanden' leent zich meer voor het beleid ten behoeve van de meer zelfredzamen. Dit betekent in de praktijk dat de gemeente een vangnet biedt aan mensen die het zelf echt niet redden. De actieve samenleving kent immers grenzen. Soms dienen burgers tijdelijk of permanent, geheel of gedeeltelijk hulp te krijgen vanuit een (publiek) lokaal zorgstelsel. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verslavingszorg. In die gevallen is een sterke, sturende en outreachende rol meer passend. Tegelijkertijd is de burger niet langer alleen object maar ook coproducent van maatschappelijke ondersteuning. Waar mogelijk kan meer initiatief worden gelegd bij burgers en hun verbanden. De nadruk ligt dan op de aanwezigheid van een hoge organisatiegraad van (mondige) burgers die, meer dan nu het geval is, verantwoordelijkheid nemen voor elkaar en voor het leefbaar houden van hun omgeving (buurt, werk, recreatie enzovoort). We kunnen dit bereiken door de juiste prikkels te geven en door regelgeving weg te nemen die burgers en hun netwerken in hun (eventuele) participatiemogelijkheden belemmert. We doen dit bijvoorbeeld al dmv. het ondersteunen van vrijwilligerswerk, het creëren van vanzelfsprekende ontmoetingsruimten (bijvoorbeeld openbare ruimtes en ABC-scholen) en het bieden van ruimte aan burgerinitiatief (bijvoorbeeld dmv wijkbudgetten)
Eén doelstelling, drie centrale uitgangspunten
De aanbevelingen van de gemeenteraad, de begeleidingscommissie (zie paragraaf 3) en de RMO brengen ons tot de formulering van één doelstelling en drie uitgangspunten als basis voor ons Wmo-beleid. Met deze doelstelling en uitgangspunten in de achterzak willen wij het gesprek aangaan met de burgers, instellingen en de raad.
Wij hebben de volgende doelstelling geformuleerd:
Voor ons is een actieve samenleving gebouwd op solidariteit waarbij burgers zorgen voor zichzelf en hun omgeving. Zij worden hierbij ondersteund door de gemeente. Wij vinden het een belangrijke opgave voor de gemeente én voor burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen om binding tussen mensen te bevorderen, tweedeling in de samenleving te voorkomen en ervoor te zorgen dat iedereen naar vermogen kan deelnemen aan de samenleving. Door te investeren in een passende sociale en fysieke infrastructuur stellen we burgers in staat om zichzelf (weer) te ontwikkelen tot actieve en zelfstandige burgers. Hiermee voorkómen we dat teveel burgers een beroep moeten doen op dure voorzieningen uit het lokale stelsel. Alleen zo zullen voorzieningen, als de hulp bij het huishouden, ook in de toekomst toegankelijk kunnen blijven voor de 'meest kwetsbaren'.
Wij hebben de volgende centrale uitgangspunten geformuleerd:
Ad. 1 Wederkerigheid
De Wmo is een wet die verantwoordelijkheid legt bij ons als gemeente maar nadrukkelijk ook bij burgers en haar omgeving. Iedere burger neemt naar vermogen deel aan de samenleving of zorgt er voor dat anderen dat kunnen. Burgers tonen (mede)verantwoordelijkheid naar zichzelf en naar anderen. Zij staan hierin zeker niet alleen. Wij zien het als onze taak de actieve samenleving goed te faciliteren. Dit doen we door middel van het aanbieden van een passende sociale en fysieke infrastructuur op het niveau van de buurt, wijk en stad (voorzieningen, activiteiten, netwerken). In ruil voor het appèl op het maatschappelijke (mede)verantwoordelijkheidsgevoel van de burger faciliteren wij hen. In ruil voor dienstverlening vanuit het lokale stelsel moeten burgers zich inspannen om (weer) terug te keren naar een situatie van onafhankelijkheid en zelfstandigheid.
Ad. 2 Vraagsturing
De vraag van de burger is het vertrekpunt voor ons beleid. Wij moeten inzicht krijgen in deze vraag om het aanbod in de stad daar op toe te kunnen spitsen. Het gaat hierbij zowel om de vraag hoe mogelijkheden te benutten als om de vraag hoe om te gaan met beperkingen. Overigens kan het niet zo zijn dat wij aan elke vraag van de burger gehoor geven; het is niet altijd: 'u vraagt en wij draaien'. Vanuit onze rol als behartiger van het algemene belang, is het onze plicht om de behoeften, wensen en ideeën van burgers te toetsen aan nationale, provinciale en gemeentelijke inhoudelijke, sectorale en financiële kaders.
Ad. 3 Wijkgerichtheid
De vraag wordt gesteld, herkend en beantwoord in de belevingswereld van de burger: de straat, buurt of wijk. Wij zien gebiedsgericht werken als een belangrijke randvoorwaarde om de vraag én het antwoord op deze vraag boven tafel te krijgen. We willen hierbij nadrukkelijker samen optrekken met de corporaties en ook zullen we de professionele organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en zorg vragen (meer) gebiedsgericht te werken. Overigens betekent een grotere nadruk op gebiedsgericht werken niet dat stedelijke kaders en voorzieningen over boord gegooid kunnen worden. Naast een wijkgericht aanbod blijven er natuurlijk onderwerpen waarbij een stedelijke of regionale benadering noodzakelijk is (woningtoewijzing, zorgtoewijzing, verslavingszorg etc.) Daarnaast zullen stedelijke kaders blijven gelden waarbinnen wijkbenaderingen mogelijk zijn.
2 Een vraaggestuurd Wmo-beleid: burgerparticipatie
Burgerparticipatie staat boven aan de Wmo-agenda. In 2007 gaan we hier concreet handen en voeten aan geven. Maar burgerparticipatie is een breed begrip. Feitelijk gaat het over drie vormen van maatschappelijke participatie door burgers:
1. Participeren in allerlei activiteiten, zoals werken, lid zijn van verenigingen of een buurthuis bezoeken;
2. Meehelpen als vrijwilliger of mantelzorger;
3. Betrokken zijn bij de vormgeving van beleid.
Deze paragraaf gaat over de derde vorm; betrokkenheid van burgers bij de vormgeving van beleid.
Het afgelopen jaar hebben we bij de voorbereidingen voor de Wmo gekozen voor een mix van oud en nieuw. Nieuw zijn de stadsgesprekken die we hebben gehouden en de voorlichtingsbijeenkomsten voor intermediairs. Voor de advisering bij belangrijke besluiten hebben we nog vooral gebruik gemaakt van de bestaande adviesraden. Omdat we met betrokkenen willen zoeken naar nieuwe vormen van burgerparticipatie hebben we ons breed laten adviseren over dit onderwerp. Dit hebben we gedaan door middel van:
1. Een stadsgesprek;
2. Overleg met de begeleidingscommissie.
Ad. 1 Stadsgesprek: veel wensen van Amersfoortse organisaties en bewoners
De gemeente Amersfoort heeft in september 2006 een stadsgesprek georganiseerd over burgerparticipatie. Daarvoor hebben wij breed bewoners en organisaties uitgenodigd. De vraag was suggesties en ideeën aan te dragen voor de invulling van burgerparticipatie bij het Wmo-beleid. Er werden levendige discussies gevoerd. Over veel onderwerpen liepen de meningen uiteen, maar de volgende opvattingen hadden brede instemming:
1. Betrek organisaties en bewoners in een zo vroeg mogelijk stadium;
2. De gemeente moet 'initiatief te nemen, inhoudelijke kaders goed afbakenen en duidelijk aangeven waarop mensen wel en waarop geen bijdragen kunnen leveren';
3. Betrek mensen bij voorkeur bij een bepaald onderwerp of thema (en dus niet iedereen bij alles)
Met name belangenorganisaties van doelgroepen (senioren, gehandicapten) hebben gepleit voor de oprichting van een Wmo-adviesraad. Deze moet onafhankelijk zijn en gevraagd en ongevraagd advies geven aan het College van B&W.
Ad. 2 De begeleidingscommissie Wmo: op zoek naar creatieve vormen De begeleidingscommissie Wmo heeft o.a. tot taak het college te adviseren over de wijze waarop wij burgerparticipatie vormgeven. De commissie heeft een reactie gegeven op onze eerste gedachtevorming naar aanleiding van het stadsgesprek. Zij heeft een aantal overwegingen meegegeven:
- Probeer los te komen van het bestaande en zoek naar creatieve en vernieuwende vormen van meedenken;
- Zorg ervoor dat burgerparticipatie meer is dan praten en overleggen;
- Burgerparticipatie moet leiden tot 'doen'.
De begeleidingscommissie wijst er op dat we de tijd hebben om te zoeken naar nieuwe vormen en adviseert derhalve om de tijd te nemen voor de invoering van burgerparticipatie in de Wmo. Daarnaast heeft de commissie de suggestie gedaan niet op voorhand te kiezen voor een bepaalde vorm, maar deze aan te laten sluiten bij de fase van beleidsvorming: de ontwikkeling van het beleidskader het komende jaar, de uitwerking van beleid en de periode daarna. Op deze manier kunnen we experimenteren en ervaringen opdoen.
Conclusie
Mede op grond van het stadsgesprek en de adviezen van de begeleidingscommissie komen we tot de volgende conclusies:
1. Faseren van de burgerparticipatie, te beginnen bij beleidskader
2. Instellen van een (voorlopige) Wmo-adviesraad
3. Betrekken van instellingen
Ad. 1 Faseren van de burgerparticipatie, te beginnen bij beleidskader Wij zijn ons ervan bewust dat burgerparticipatie in de Wmo meer verlangt dan dat we tot nu toe gewoon zijn te doen. Dat méér zit hem vooral in nieuwe vormen, in een heldere boodschap, in duidelijke vragen. De genoemde suggesties zijn daarbij richtinggevend, maar we stellen voor nog geen structuren of vormen vast te leggen, maar te leren van ervaringen. Dat betekent een gefaseerde invulling van burgerparticipatie, te beginnen bij de opstelling van het beleidskader. We gaan, zoals de gemeenteraad heeft geadviseerd, in gesprek met de burgers door middel van wijkgesprekken. In het beleidskader nemen we dan vervolgens de uitgangspunten op voor de fase erna, namelijk hoe bewoners en organisaties te betrekken bij de uitwerking van het beleid. Natuurlijk nemen we hierbij de opgedane ervaringen mee. Zo kunnen we al lerend invulling geven aan actieve en werkzame participatie van burgers bij de vorming van beleid. Door de uitgangspunten voor burgerparticipatie op te nemen in het beleidskader, krijgt dit een duurzaam, structureel karakter.
Ad. 2 Instellen van een (voorlopige) Wmo-adviesraad
De 'vragers' op het gebied van maatschappelijke ondersteuning hebben een belangrijke stem in de opstelling van het beleidskader. Op grond van artikel 12 (Wmo) is het college van B&W 'verplicht advies te vragen aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen'. Dit organiseren wij in de Wmo-adviesraad. De Wmo-adviesraad heeft tot taak het college te adviseren over het beleidskader en bij de totstandkoming hiervan. De Wmo heeft een groot aantal doelgroepen. Om deze groepen op een werkbare manier te betrekken bij de ontwikkeling van het beleidskader zijn zij georganiseerd in de Wmo-adviesraad. De Wmo-adviesraad is samengesteld uit afgevaardigden van diverse doelgroepen (senioren, gehandicapten, ggz-cliënten, verstandelijk gehandicapten, dak- en thuislozen, mantelzorgers) en/of onafhankelijk betrokkenen. Zij hebben zonder last of ruggespraak zitting in de adviesraad. Op deze manier kan de raad slagvaardig als eenheid opereren, wat de kans op een goede belangenafweging vergroot.
Wij willen, zoals de Wmo-begeleidingscommissie ons ook adviseert, ons niet op voorhand vastleggen voor een bepaalde vorm van burgerparticipatie. We willen lerend invulling geven aan de burgerparticipatie. Daarom zal de Wmo-adviesraad in 2007 op tijdelijke basis worden ingesteld. De uiteindelijke organisatie van de burgerparticipatie zullen we vervolgens vastleggen in het Wmo-beleidskader.
De (tijdelijke) Wmo-adviesraad adviseert het college over beleidsvoorstellen en over de wijze waarop burgerparticipatie in de voorstellen voor de uitwerking van beleid een plek krijgt. Naast betrokkenheid van de Wmo-adviesraad zal het conceptbeleidskader ter inspraak worden voorgelegd aan de bestaande adviesraden (Seniorenraad, Allochtone adviesraad en GPPA). Ook andere belangenorganisaties zal gevraagd worden een reactie te geven.
Ad. 3 Betrekken van instellingen
Aanbieders op het gebied van wonen, zorg en welzijn spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling (én uitvoering) van vraaggericht beleid. Instellingen moeten zich immers richten op de vraag, met budget van de gemeente. Zij moeten vraaggestuurd en wijkgericht kunnen werken en verantwoordelijkheid dragen. Wij gaan daarom zowel voorafgaand als na de wijkgesprekken in gesprek met de instellingen om de vraag maar vooral de sturingsscenario's en oplossingsrichtingen te bespreken.
1 Een wijkgericht Wmo-beleid: wijkgesprekken
Om het Wmo-beleidskader mede te baseren op specifieke vragen uit de wijk worden wijkgesprekken gevoerd. De vraag van de burger wordt immers gesteld en herkend in diens belevingswereld: de straat, buurt of wijk. De wijkgesprekken dienen dus als input voor het beleidskader. Zij hebben met name betrekking op de vragen 'wat speelt er' en 'wie draagt waarvoor verantwoordelijkheid'. In de gesprekken worden onze bevindingen ten aanzien van hetgeen er speelt in de wijk geconfronteerd met de ervaringen uit de wijk. We komen tot een gedeelde probleemanalyse om vervolgens tot oplossingsrichtingen te komen. De wijkgesprekken in het kader van de Wmo stemmen we af met 'Amersfoort Vernieuwt' om onnodige dubbelingen te voorkomen.
De wijkgesprekken hebben als doel:
. Verdiepen van de wensen, behoeften en kansen om op grond daarvan een beeld te vormen waar het Wmo-beleid zich op zou moeten richten . Input leveren op het antwoord op de vraag: 'wat moet een woonservicegebied in deze wijk inhouden?' . Input leveren op het antwoord op de vraag: 'Wie gaat wat doen om mensen zolang mogelijk deel te laten nemen aan de maatschappij?' (verantwoordelijkhedenvraagstuk)
2 Het vervolg: de planning
|Wat |Planning | |Wijkgesprekken |t/m april | | |2007 | |Raad peiling: opbrengst wijkgesprekken |juni | |De opbrengst van de wijkgesprekken wordt besproken in | | |de Raad | | |De opbrengst van de wijkgesprekken en de peiling in de|Juli/augustus| |Raad wordt onder andere in overleg met de | | |Wmo-adviesraad verwerkt tot een concept beleidskader | | |&sociaal actieplan | | |Inspraak: concept beleidskader & sociaal actieplan |september/okt| |Burgers worden in de gelegenheid gesteld een reactie |ober | |te geven op het concept. Dit concept worden tevens | | |voorgelegd aan onze adviesraden, te weten: de | | |Wmo-adviesraad, Seniorenraad, Allochtone adviesraad en| | |GPPA | | |Raad peiling: beleidskader & sociaal actieplan |november | |Raad besluit: beleidskader & sociaal actieplan |december | |Uitwerking en implementatie | |Bijlage 2: De RMO-scenario's
1 'De gemeente aan het roer'
Volgens dit scenario is het spel een preventief beleid op een groot aantal domeinen, overwegend door de gemeente georganiseerd. Het doel is een situatie waarin alle burgers, en dan zeker de meest kwetsbare en die met een beperking, in gelijke mate en zo 'normaal' mogelijk in de samenleving kunnen participeren. Dit is het scenario van de aanpassingen en hulpmiddelen, van de beleidsvorming door of onder supervisie van de gemeente en van het investeren in nieuwe vormen van preventief beleid op het vlak van welzijn, inkomen en sociale cohesie.
De gemeente heeft een sterke en sturende rol.
Gemeente investeert in het zelfredzaam maken van mensen die anders afhankelijk zijn. Gemeente voorkomt dat mensen teveel beroep doen op formele zorg en ondersteuning. Juist gemeentelijke interventies kunnen de maatschappelijke participatie van burgers tot volle wasdom brengen. Breed en integraal beleid, dat overwegend door de gemeente is georganiseerd. Inzicht nodig in wensen en behoeften burgers.
Gemeente treedt sterk naar buiten tot in de verste uithoeken van de lokale samenleving.
2 'Stuurman van je eigen leven'
In dit scenario kiest de gemeente voor een specifiek beleid, primair gericht op condities voor betrekken van burgers én uitgevoerd door mensen met diverse beperkingen. Zij streeft naar een situatie waarin de voorwaarden optimaal zijn, zodat de mensen elkaar zo veel mogelijk kunnen ondersteunen op basis van hun ervaringsdeskundigheid. Dit is het scenario van de participatiebudgetten en van de zelfregiecentra, waar mensen die moeite hebben met meedoen aan de maatschappij zich inzetten om lotgenoten te helpen zo veel mogelijk stuurman over hun eigen leven te kunnen zijn.
Zelfregie is uitgangspunt.
Aan de belangrijke voorwaarden voor participatie is voldaan. Vervolgens geven vooral mensen met beperkingen zelf vorm aan maatschappelijke ondersteuning Nadruk ligt op (toegang tot) zelfgekozen arrangementen. Vergroten van de competenties voor zelfregie en daarmee voor maatschappelijke participatie. Gemeente investeert in een participatiebudget.
Gemeente schept voorwaarden die het burgers met beperkingen mogelijk maakt om te participeren, onderlinge steun te verlenen en kennis uit te wisselen. Gemeente is verantwoordelijk voor het verstrekken van budgetten: met het participatiebudget worden niet de regels maar de vrijheid voor het maken van existentiële keuzen centraal gesteld. Opzet van zelfregiecentra.
Voorbeelden van gemeentelijk beleid:
. gratis OV voor gehandicapten, mantelzorgers en senioren . investeren in bedenken en vormgeven van een breed en toegankelijk accommodatiebeleid (bijvoorbeeld brede school, algemeen en goed bereikbaar diensten- en gemakscentrum en het beschikbaar stellen van aanpasbare woningen) . opzet en financiering van zelfregiecentra (info- en verwijscentrum door ervaringsdeskundigen)
3 'De burger en zijn verbanden'
In dit scenario ligt de nadruk op de aanwezigheid van een hoge organisatie graad van (mondige) burgers die, meer dan nu het geval is, verantwoordelijkheid nemen voor elkaar en voor het leefbaar houden van hun omgeving (buurt, werk, recreatie enzovoort). De gemeente kan dit bereiken door de juiste prikkels te geven en door regelgeving weg te nemen die burgers en hun net werken in hun (eventuele) participatiemogelijkheden belemmert. Het gevaar van dit scenario is dat de verschillen tussen burgers te groot worden, of dat er burgers buiten de boot vallen. Ook is er kans dat de relatie tussen vrijwilligers en mensen met een ondersteuningsbehoefte door 'bevoogding' onder druk komt te staan.
maatschappelijke opvang krijgt vorm vanuit maatschappelijke verbanden Benadering van onderop en van vertrouwen in burgers Geven van prikkels aan burgerinitiatief en voorkomen van belemmerende regelgeving Beneden de ondergrens neemt de gemeente de voorzieningen voor haar rekening. Boven de ondergrens drijft dit scenario op de informele ondersteuning van burgers aan elkaar Het initiatief ligt bij groepen burgers. De rol van de gemeente is faciliteren, ondersteunen en verbinden Grote rol voor sensitieve en creatieve opbouwwerkers. Dit zijn niet zoals in scenario I aankaarters of oplossers van problemen, maar het zijn intermediairs die burgers in staat stellen zich met elkaar te verbinden Omslag van de burger van object naar coproducent van maatschappelijke ondersteuning legt meer initiatief bij burgers en hun verbanden Risico dat sommige burgers niet in staat zijn aansluiting te vinden bij informele verbanden
Voorbeelden van gemeentelijk beleid:
. Creëren van vanzelfsprekende ontmoetingsruimten (bijv. openbare ruimtes, brede scholen, multifunctionele wijkcentra) . Gemeente bestrijdt overlast en verloedering waardoor ze burgers gemakkelijker tot eigen initiatieven weet te verleiden . Gemeente biedt burgers ruimte (bijvoorbeeld dmv wijkbudgetten)
-----------------------
'Het ontwikkelen en instandhouden van een dusdanig afgestemde sociale en fysieke infrastructuur waardoor iedereen naar vermogen deelneemt aan de samenleving of zorgt dat anderen dat kunnen.'
'u vraagt, wij ook'
op basis van:
1. Wederkerigheid
2. Vraagsturing
3. Wijkgerichtheid
---- --