TNS NIPO


22 januari 2007

Bijna helft basisscholen werkt met verouderd lesmateriaal

In hoeverre is het aanvaardbaar dat basisscholen de aansluiting bij de maatschappelijke werkelijkheid missen? Deze vraag is actueel nu onderzoek van TNS NIPO uitwijst dat bijna zeshonderdduizend kinderen in het basisonderwijs werken met verouderde lesmethoden. De onderzoeksresultaten laten zien dat sinds 2005, toen vergelijkbaar onderzoek veel stof deed opwaaien, nauwelijks vooruitgang is geboekt. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de GEU, de brancheorganisatie van educatieve uitgeverijen.

Onder verouderd lesmateriaal worden methoden verstaan met een leeftijd van tenminste elf jaar, inclusief ontwikkelingstijd. Het onderzoek van TNS NIPO wijst uit dat van de ruim 5400 onderzochte basisscholen - zeventig procent van het totaal - er meer dan 2500 werken met sterk verouderde methoden. Van deze groep gebruiken 1300 scholen lesmethoden van tussen de twaalf en veertien jaar oud, 250 scholen werken met methoden die vijftien tot zeventien jaar oud zijn en de rest - een kleine duizend scholen - gebruikt methoden van achttien jaar of ouder.

Uitgaande van een gemiddelde schoolgrootte van 225 leerlingen, betekent deze uitkomst dat bijna zeshonderdduizend kinderen les krijgen met behulp van verouderde methoden. Het gebruik van verouderd lesmateriaal blijkt algemeen verspreid in het primair onderwijs en beperkt zich dus niet tot een kleine groep scholen. Voor de terughoudendheid van scholen waar het gaat om de vernieuwing van leermiddelen is geen financiële reden - de budgetten zijn toereikend voor aanzienlijk snellere vervanging.

Vooral de hoofdvakken taal, spelling en begrijpend lezen onderscheiden zich in negatieve zin wat betreft de leeftijd van de gebruikte methoden, maar ook aardrijkskunde wordt bij ongeveer de helft van alle scholen gegeven op basis van verouderde lesmethoden. Voor het hoofdvak rekenen geldt dat het aandeel van verouderde lesmethoden relatief klein is, vooral dankzij de introductie van de euro op 1 januari 2002.

Het gebruik van verouderde lesmethoden baart om meerdere redenen zorgen. Allereerst lopen kinderen het risico de aansluiting bij de maatschappelijke werkelijkheid te missen. Zo leren ze in de aardrijkskundeles over landen die niet meer bestaan, leren ze spellen op basis van achterhaalde regels en leren ze lezen aan de hand van voorbeelden die niet aansluiten bij hun belevingswereld. Bovendien gaan nieuwe didactische inzichten, die meer recht doen aan de wijze waarop kinderen van nu leren, aan hun neus voorbij: meer dan vroeger is lesgeven gericht op het activeren van de leerling en op interactie, wat consequenties heeft voor de gebruikte lesmethoden. Daar komt bij dat oudere lesmethoden niet of nauwelijks ICT bevatten, of ICT die zodanig is verouderd dat er niet op een geloofwaardige manier mee valt te werken.

E4836 | Methode: TNS NIPObase (CAPI) | Het veldwerk vond plaats van september tot en met november 2006. In totaal werden ruim 5400 scholen in Nederland ondervraagd.

Bij publicatie of verspreiding de bron TNS NIPO vermelden. Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met Elisabeth Duijser (tel: 020 522 54 89) van TNS NIPO, of met Karel van de Pas (tel: 013 583 88 67) of Henk van der Linden (tel: 06 513 186 35) van de GEU.