Technische Universiteit Delft

Bouwen aan een weerbarstige stad
19 december 2006 door M&C

Intreerede van prof.dr.ir. P.H. Meurs: "Bouwen aan een weerbarstige stad"

19 januari 2007 | 15:00 uur
plaats: Aula TU Delft

Prof.dr.ir. P.H. Meurs | Faculteit Bouwkunde

Bouwen aan een weerbarstige stad
De verschuiving van de bouwopgave van de stadsuitbreiding naar bestaand stedelijk gebied drukt ontwerpers met hun neus op het verleden en dwingt hen een positie ten opzichte van de geschiedenis in te nemen. Deze uitdaging is niet langer een exclusief terrein van monumentenzorg en restauratie, maar behoort tot de kern van de architectuuropgave. Op de Faculteit Bouwkunde is deze ontwikkeling weerspiegeld in de omvorming van het werkverband Restauratie tot ® MIT.

De architectuurgeschiedenis laat zien dat de belangstelling voor context en cultuurhistorie van alle tijden is. Ontwerpers hebben zich op uiteenlopende manieren door het bestaande laten inspireren en zochten naar de bouwkundige logica van waardevolle ensembles, zoals de Amsterdamse grachtengordel. De afgelopen jaren kreeg deze benadering een impuls met het Belvedèrebeleid (`behoud door ontwikkeling').

Het begrip cultuurhistorie is gedurende de afgelopen eeuw opgerekt. Het potentiële werkterrein van de monumentenzorg bestaat tegenwoordig uit ongeveer alles wat ooit is gebouwd. Er zijn encyclopedische overzichten van cultuurhistorisch waardevolle objecten, ensembles, gebieden en landschappen. Concreet betekent dat in Nederland een ontwerpopgave zonder cultuurhistorische component bijna ondenkbaar is.

Door de stad niet radicaal te vernieuwen maar te transformeren ontstaat een positief te waarderen historische gelaagdheid. Ontwerpers zoeken in elke opgave opnieuw een balans tussen de bestaande en nieuw toe te voegen kwaliteiten. In gebouwen of gebieden uit zich dit in onverwachte combinaties van oud en nieuw, ruimtelijke samenhang, verrassende structuren en bijzondere details.

Door de decentralisatie en de terugtrekkende overheid, zoals die zowel in het ruimtelijk beleid als in het cultuurbeleid zijn beslag kreeg, is de afweging van vernieuwing en behoud op het lokale schaalniveau terecht gekomen. Deze schaal is geëigend om cultuurhistorie in de integrale planvorming in te zetten. Er ontstaat echter een probleem wanneer gemeenten de cultuurhistorische kaders voor het eigen ruimtelijk handelen bepalen, omdat de weerbarstigheid van de bestaande stad zich moeilijk verhoudt tot de politieke of ambtelijke waan van de dag.

Om cultuurhistorie als bouwsteen voor vernieuwing te kunnen gebruiken moet in het ontwerp aan twee voorwaarden worden voldaan. Ten eerste: het heel precies benoemen en in kaart brengen van bestaande kwaliteiten, zowel de zichtbare als de onzichtbare. Ten tweede: een open en onderzoekende ontwerphouding om in het bestaande de essentiële waarden en potentiële kwaliteiten voor het toekomstige te benoemen. Niet iedere plek kan dezelfde ingreep aan. Pluriform erfgoed, integrale gebiedsontwikkeling en uiteenlopende betekenissen van het verleden in de stad laten zich niet vangen in dogmatische ontwerprichtlijnen, zoals die in vroegere restauratie charters werden verkondigd.

Laatst gewijzigd: 21 december 2006