verplaatst probleem van slechte luchtkwaliteit
Export van fijnstof verplaatst
probleem van slechte luchtkwaliteit
17 jan 2007
Onderdeel: Wageningen UR
Nummer: P005
Dubbel-oratie prof. Krol en prof. Holtslag
Met de uittocht van vervuilende industriële productie naar
lagelonenlanden exporteren we tevens het probleem van de slechte
luchtkwaliteit. Het bestrijden van milieuschade in zich ontwikkelende
landen verdient daarom een hogere plaats op de politieke agenda, aldus
prof.dr. Maarten Krol in zijn oratie bij de aanvaarding van het ambt
van hoogleraar Luchtkwaliteit en atmosferische chemie aan Wageningen
Universiteit op 18 januari. In een dubbel-oratie met collega prof.dr.
Bert Holtslag, hoogleraar Meteorologie, gaan beide hoogleraren in op
actuele themaâs van onderzoek binnen de Wageningse leerstoelgroep
Meteorologie en Luchtkwaliteit.
In zijn rede âFijn stof tot nadenkenâ gaat prof. Krol in op de
luchtkwaliteit in Nederland voor wat betreft fijnstof. Dit zijn
deeltjes kleiner dan tien micrometer (1 micrometer is een duizendste
millimeter) die vanwege hun geringe massa in de lucht blijven zweven.
Berekend is dat aan deze deeltjes, die via de longen in het lichaam
komen, in Europa 384.000 vroegtijdige sterfgevallen zijn toe te
schrijven (in het jaar 2000). De situatie in delen van Polen, de
Po-vlakte, Hongarije en België en Nederland steekt daar nog eens
ongunstig tegen af, waardoor de gemiddelde levensverwachting er twee
jaar lager uitkomt. Vooral kleine fijnstofdeeltjes (
Volgens prof. Krol zijn er grote onzekerheden in de
fijnstofproblematiek in Nederland. De gezondheidseffecten van de
verschillende fijnstofbestanddelen zijn onzeker, de modellen
beschrijven maar een deel van het fijnstof, en de metingen zijn ook
onzeker. De groep van prof. Krol zal zich daarom richten op het
modelleren van fijnstof hetgeen geen gemakkelijke taak is. Veel
processen zijn slecht begrepen, gegevens over emissies zijn vaak niet
goed bekend en het onderzoek speelt zich af van straatniveau tot op
wereldomvattende schaal.
Turbulentie
In zijn oratie âDe turbulente atmosfeerâ geeft prof. Bert Holtslag een
overzicht van de wervelende bewegingen in de atmosfeer, zoals bij de
recente storm van 11 Januari. De weersverwachting was voor die dag
bijzonder goed, maar dat is niet altijd het geval. Holtslag pleit er
voor om weersverwachtingen van alle weerbedrijven te beoordelen en te
vergelijken.
Daarnaast gaat de hoogleraar Meteorologie in op wervelende bewegingen
in de âgrenslaagâ, de onderste laag van de atmosfeer. Bij wervelende
luchtbewegingen spreken meteorologen van een turbulente atmosfeer. Er
bestaat nog geen algemene theorie waarmee turbulentie in een stroming
kan worden beschreven. Turbulentie is daarmee een van de laatste
onopgeloste problemen uit de klassieke natuurkunde. Niettemin moeten
in atmosfeermodellen aannames worden gedaan om turbulentie goed te
beschrijven. Wanneer dat niet nauwkeurig genoeg gebeurt, sluipen
onnodig fouten in bij de weersverwachting, de berekening van
luchtkwaliteit en bij het klimaatonderzoek.
Â
Het onderzoeksteam van prof. Holtslag richt zich op de validatie van
modellen die gebruikt worden voor weer en klimaat. Daarvoor zijn
betrouwbare waarnemingen nodig van de atmosfeer boven het
aardoppervlak. Om die waarnemingen te verrichten, ontwikkelde het team
van Holtslag een nieuw instrument om het transport van warmte en vocht
tussen het aardoppervlak en de atmosfeer te meten. Het instrument meet
de luchttrillingen die via turbulente luchtstromingen ontstaan. Deze
scintillaties, zoals boven warm asfalt, worden veroorzaakt doordat
luchtpakketjes van verschillende grootte, temperatuur en vochtinhoud
chaotisch door elkaar bewegen. Met een scintillometer kunnen de
trillingen over een zekere afstand - van honderd meter tot tien
kilometer - worden gemeten. Met het instrument - dat op basis van het
Wageningse werk door een Nederlands bedrijf in productie is genomen -
kunnen hydrologen ook bepalen hoeveel water er in een bepaald gebied
verdampt. Dit is wezenlijke informatie om de waterbalans van een
streek in kaart te brengen en om te bepalen hoeveel water er voor
irrigatie beschikbaar zal zijn.
Wageningen Universiteit