Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
Rapport 18 januari 2007
Uitkomsten Nederlandse consultatie over het Groenboek Europees
Maritiem Beleid
Kenmerk: OVW-2007/14
I. Inleiding
De Europese Commissie heeft op 7 juni 2006 het Groenboek Maritiem Beleid
uitgebracht. Het Groenboek heeft als doel een breed publiek debat te entameren over
nut en noodzaak van een integraal Europees maritiem beleid. Zowel in Nederland als
in heel Europa is vervolgens een communicatie- en consultatietraject over dit
Groenboek gestart. In Nederland is dit traject georganiseerd door het
Interdepartementaal Directeuren Overleg Noordzee (IDON) in samenwerking met de
Overlegorganen Verkeer en Waterstaat (OVW).
Opzet en doel bijeenkomsten
Tussen september 2006 en december 2006 hebben na een startbijeenkomst op 21
september 4 consultatiebijeenkomsten plaatsgevonden met nationale stakeholders,
te weten de betrokken maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties en
decentrale overheden. Deze bijeenkomsten hadden als thema: energie (4 oktober),
toerisme (25 oktober), scheepvaart (15 november) en visserij (29 november). De
bijeenkomsten zijn goed bezocht (bijlage 1 geeft een overzicht van de organisaties die
hebben deelgenomen). De consultatie wordt afgesloten met een slotbijeenkomst op 18
januari 2007.
Het doel van deze bijeenkomsten was een discussie over de belangrijkste in het
Groenboek gestelde vragen. In alle bijeenkomsten hebben de deelnemers via
interactieve werkvormen gediscussieerd over de volgende onderwerpen:
a. discussie over nut en noodzaak van een integraal Europees maritiem beleid
b. specifieke discussiepunten voor de betrokken sector en
c. een aantal discussiepunten die de dwarsverbanden tussen de sectoren (zoals
duurzaamheid, concurrentiekracht, veiligheid, bestuurlijke aspecten en
implementatie) betreffen.
Doel eindrapport
Van iedere themabijeenkomst is een verslag opgesteld. Deze verslagen zijn
gepubliceerd op de website van het Noordzeeloket (www.noordzeeloket.nl.). Dit
eindrapport bevat de hoofdlijnen die uit de 4 themabijeenkomsten naar voren komen.
De uitkomsten van de themabijeenkomsten worden betrokken bij de voorbereiding
van een regeringsstandpunt over het Groenboek. Het regeringsstandpunt zal,
tezamen met het eindrapport, aan de Europese Commissie worden aangeboden.
Alvorens op de resultaten in te gaan, wordt kort het doel en inhoud van het
Groenboek geschetst.
Koningskade 4 2596 AA Den Haag Telefoon 070-3518999 Telefax 070-3519393
Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
Rapport blad 2 van 8
II. Doel van het Groenboek
Doel
Het Groenboek draagt vanuit een integrale benadering van economische maritieme
(gebruiks-) functies en waarden van (Europese) kust- en zeegebieden suggesties en
ideeën aan, over wat in Europa zou kunnen of moeten gebeuren om:
- enerzijds het potentieel voor economische groei en werkgelegenheid in de
maritieme sector(en) zo goed mogelijk uit te nutten (in het verlengde van de
Lissabon-strategie);
- anderzijds de waarden van de Europese kust- en zeegebieden duurzaam te
verzekeren.
Met het al gedane voorstel voor een Kaderrichtlijn voor het mariene milieu wil de
Commissie hier een kader voor maken.
Het Groenboek bevat 56 (open) vragen waarop de Commissie mede via het
consultatieproces een antwoord probeert te vinden.
Uitgangspunten
Het Groenboek omschrijft een aantal uitgangspunten die de Commissie heeft
gehanteerd bij de voorbereiding van het Groenboek en zal hanteren bij eventuele
vervolgstappen, zoals onder meer:
er moet een aantoonbare meerwaarde zitten aan een EU-brede aanpak;
het subsidiariteitsbeginsel is onverminderd van kracht;
regionale en sectorale differentiatie moet worden onderkend en erkend;
bestaande (met name regionale) samenwerkingsverbanden zoals OSPAR
moeten worden gecontinueerd.
III. Uitkomsten consultaties
Opmerkingen vooraf
Waardering voor Nederlandse consultatie
De deelnemers hebben waardering voor de manier waarop Nederland het
consultatieproces heeft opgezet en de maatschappelijke organisaties bij het
Groenboek betrekt.
De Europese Commissie heeft ervoor gekozen vooraf discussie te voeren over nut en
noodzaak van een Europees Maritiem Beleid en zicht krijgen op te verwachten
problemen. Deze aanpak acht men een betere manier van Europees beleid maken
dan nieuw beleid top-down vast te stellen en te realiseren.
Definitie (container)begrippen
Het Groenboek hanteert een aantal begrippen die niet voldoende duidelijk zijn.
Voorbeelden daarvan zijn de (container)begrippen `duurzaam(heid)' en `level playing
field'. Het gebruik van dergelijke vage begrippen kan tot misverstanden leiden. Deze
begrippen vragen om nadrukkelijke definiëring. Men acht het van groot belang om
---
Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
Rapport blad 3 van 8
deze definities scherp te krijgen. Immers, als de begripsomschrijving niet duidelijk is,
zal ook het daarmee beschreven beleid niet duidelijk zijn.
1. Afstemming van bestaand beleid; geen nieuwe regelgeving
Het Groenboek stelt een integraal Europees Maritiem Beleid voor, gericht op de
ontwikkeling van een sterke maritieme economie die zijn basis vindt in een
duurzaam marien milieu. De belangrijkste vraag die het Groenboek stelt is of de
Europese Unie een dergelijk beleid moet gaan ontwikkelen. Een belangrijke vraag
is hoe de Europese regelgeving op dit terrein kan worden verbeterd.
De stakeholders hebben over dit voornemen twee duidelijke standpunten.
a. Men ziet de nodige meerwaarde in het harmoniseren en uniformeren van
bestaand beleid en bestaande regelingen. Europese harmonisatie kan de tussen
de verschillende beleidssectoren (scheepvaart, visserij, energie, toerisme) bestaande
tegenstrijdigheden en doublures wegnemen. Afstemming met richtlijnen als de
Hoogwaterrichtlijn, de Kaderrichtlijn Mariene Milieu, Kaderrichtlijn Water en Vogel- en
Habitatrichtlijn biedt eveneens voordelen, mede omdat hiermee het beleid voor de
zee en de rivieren op elkaar kan worden afgestemd.
Hierbij wijst men er wel op dat een te breed integraal beleid het afbreukrisico heeft dat
de eigenheid en sectorale verworvenheden van een sector (bijv. bij het visserijbeleid,
maar ook op het gebied van grondstoffen, milieu en duurzaamheid) verloren zullen
gaan.
b. Daarnaast is men van mening dat voor Nederland momenteel genoeg beleid en
regelgeving bestaat. Nieuw beleid en nieuwe regelgeving vinden de meeste
deelnemers niet nodig. Nieuw beleid leidt al snel tot onnodige en ingewikkelde
regelgeving en besluitvormingsprocedures.
Alvorens nieuw beleid op te zetten, is eerst een evaluatie nodig van het bestaande
beleid. Op basis van de resultaten daarvan kan lering worden getrokken om
problemen bij (het formuleren en de implementatie van) een Europees Maritiem
Beleid te voorkomen. In dit verband zien veel deelnemers het Groenboek als een
vergaarbak van allerlei onderwerpen, waarvan onduidelijk is of het tot effectief beleid
kan leiden. Daarom zal verder - zoals hierboven vermeld - eerst goed moeten worden
gekeken naar de mogelijkheden van afstemming van sectorale regelgeving en
integratie van verschillende richtlijnen. Doel van de regelgeving moet zijn: `betere
regelgeving in plaats van meer regelgeving'.
2. Subsidiariteit.
Het Groenboek geeft aan dat de Commissie bij de verdere vormgeving van het
maritieme beleid het subsidiariteitsbeginsel onverminderd van kracht wil laten zijn
en regionale en sectorale differentiatie zal erkennen.
De deelnemers aan alle bijeenkomsten onderschrijven dat het subsidiariteitsbeginsel
een belangrijk uitgangspunt voor nieuw beleid moet zijn. Daarvan uitgaande bestaat
er grote twijfel over een duidelijke meerwaarde voor een Europees Maritiem
Beleid. De deelnemers wijzen erop dat bestaande organisaties als de IMO (mondiaal)
en OSPAR (regionaal) goed functioneren. Tevens kent Nederland reeds een Integraal
Beheerplan Noordzee. Het opzetten van nieuwe geïnstitutionaliseerde Europese
beleidskaders doet afbreuk aan de effectiviteit van deze organisaties en frustreert de
---
Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
Rapport blad 4 van 8
gewenste regionale aanpak van de diverse zeeën. Men is van oordeel dat de
bestaande verworvenheden niet verloren mogen gaan. Er zal daarom goed gekeken
moeten worden welke zaken op Europees niveau en welke op nationaal of mondiaal
niveau geregeld kan worden. Regionale differentiatie moet mogelijk blijven en de
verantwoordelijkheden moeten op een zo laag mogelijk bestuurlijk niveau liggen.
Waar men voor Nederland geen meerwaarde ziet in Europese regelgeving, zou deze
wel winst kunnen opleveren voor gebieden buiten Nederland (bijv. de Baltische zee).
Specifiek ligt er een kans om het Integraal Beheerplan Noordzee op Europees niveau
te brengen. Nederland zou hier zijn diensten kunnen aanbieden om te bewerkstelligen
dat de Nederlandse aanpak als voorbeeld kan dienen.
3. Voorkomen van uitruil van het Nederlandse belang
In relatie met beide voorgaande onderwerpen is verder naar voren gebracht dat een
Europees Maritiem Beleid zó breed kan worden opgezet dat het gevaar dreigt dat
Nederlandse maritieme belangen worden uitgeruild tegen andersoortige
belangen van andere landen. Nederland zou daarom moeten voorkomen dat het
maritieme beleid mede bepaald wordt door landen die niet aan zee liggen en/of geen
kennis hebben op maritiem gebied. Bij het bepalen van de onderhandelingspositie
moet hiermee goed rekening worden gehouden.
4. Economie en innovatie
Een andere belangrijke vraag uit het Groenboek is hoe de concurrentiekracht van
de maritieme sectoren behouden kan blijven of kan worden versterkt.
Bij de discussies over de economische aspecten van het Groenboek is veel aandacht
gevraagd voor behoud van het level playing field tussen en binnen de sectoren.
Hierbij wordt gedoeld op het behouden of streven naar een goede marktwerking.
Diverse sectoren (m.n. de havensector) wijzen erop dat oneigenlijke concurrentie
door subsidies en staatssteun voorkomen moet worden.
Voorts is aangegeven dat het Groenboek weinig aandacht schenkt aan de
scheepsbouw en aan de toeleveranciers die daar bij horen. De toegevoegde waarde
van deze sector is evenwel vele malen groter dan alleen de scheepsbouw zelf en
heeft grote economische invloed.
Men ziet goede kansen voor het benutten van Europese fondsen door deze in te
zetten ter stimulering van innovatieve technieken, ontwikkeling en onderzoek. Te
denken valt hier aan milieu, scheepsbouw, toerisme en duurzame visserij. Een
dergelijke aanpak heeft ook weer een positief effect op de economische ontwikkeling
van veel sectoren.
---
Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
Rapport blad 5 van 8
5. Duurzaamheid
In nauwe relatie met de kansen voor economische ontwikkeling brengt het
Groenboek tevens de noodzaak van een duurzame ontwikkeling van de zeeën ter
sprake. Een centrale vraag is hoe het maritieme beleid kan bijdragen aan het
behoud van het zeemilieu en het versterken van het (economisch en ecologisch)
potentieel van de zeeën.
Veel deelnemers wijzen op de mogelijkheden die een Europees Maritiem Beleid biedt
voor het behoud en het verbeteren van een (kwalitatief) duurzaam gebruik van de
zee. Er liggen kansen voor een goede regeling voor het ecosysteem met de
ecosysteembenadering als leidend beginsel. Samenwerking in Europees verband kan
hiermee een goede bijdrage leveren aan een betere balans tussen economie en
ecologie. In dat verband valt overigens op dat sommige deelnemers menen dat het
Groenboek een nogal economische insteek uitstraalt, terwijl anderen juist van mening
zijn dat de nadruk op de ecologie ligt, hetgeen een remmende werking op de
economie zal hebben. Dit verschil van inzicht illustreert dat het in de balans tussen
economie en ecologie een optimum gevonden zal moeten worden.
In aanvulling hierop wordt vanuit verschillende economische sectoren meer aandacht
gevraagd voor een duurzame aanpak in het maritieme beleid.
Verduurzaming van de energiehuishouding kan bestaan uit de opslag van CO2 in
lege velden in de Noordzee. Grootschalig toepassing daarvan zal nog de nodige tijd
kosten, maar het zal zijn plaats moeten krijgen in zowel het Nederlandse beleid als in
het Europese maritieme beleid.
Voor de visserij is men het erover eens dat een omslag in denken moet plaats vinden
naar duurzame visserij. Voor een dergelijke transitie bestaan goede kansen, maar de
sector zal de tijd moeten krijgen hierop in te spelen. Deze transitie moet ondersteund
worden met onderwijs en voorlichting.
6. Veiligheid
Een van de aspecten die bij alle maritieme sectoren een rol spelen is het
onderwerp veiligheid in brede zin. Het Groenboek stelt hierbij de vraag aan de
orde hoe in de maritieme sector de veiligheid op zee verbeterd kan worden.
Diverse deelnemers wijzen erop dat in Europees verband meer aandacht nodig is
voor de veiligheid op zee. Momenteel doet zich de ontwikkeling voor dat op zee
steeds meer vaste objecten (zoals boorinstallaties, windparken) worden opgericht,
terwijl ook het recreatieverkeer zich sterk ontwikkelt. Dit betekent dat bijv. een ramp
met een LNG-schip grote problemen zal geven voor de leveringszekerheid van
energie. Voor veel sectoren is winst te behalen indien op Europees vlak naar een
hoge mate van veiligheid op zee kan worden gekomen.
Verder ziet men op het terrein van veiligheid mogelijkheden voor efficiencywinst door
stroomlijning van de monitoring en een betere samenwerking.
---
Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
Rapport blad 6 van 8
7. Ruimtelijke ordening
Het Groenboek werpt de vraag op welke principes ten grondslag zouden moeten
liggen aan een Europese ruimtelijke planning.
De meningen over de mogelijkheden voor ruimtelijke ordening op Europees niveau
zijn verdeeld. Diverse deelnemers brengen naar voren dat de meerwaarde van
Europees beleid zou kunnen liggen in een integrale ruimtelijke planning gericht op
efficiënt ruimtegebruik. Momenteel wordt de zee vaak gezien als een gebied waar
de gebruikers veel vrijheid hebben om op hun eigen wijze te opereren. Dat leidt niet
altijd tot het meest efficiënte ruimtegebruik. Met uniforme doelstellingen voor de
ruimtelijke ordening op zee voor alle sectoren kan die efficiëntie wel bereikt worden.
Een randvoorwaarde voor een dergelijk beleid is dat voldoende fysieke ruimte
behouden moet blijven voor de sectoren.
Anderen wijzen erop dat ruimtelijke ordening vooral een nationale competentie moet
blijven, omdat ruimtelijke aspecten vooral een nationale dimensie hebben.
8. Sociaal-culturele aspecten
Het Groenboek stelt aan de orde hoe de kwaliteit van leven in kustgebieden kan
worden behouden of verbeterd. Voorts wordt de vraag neergelegd hoe de
werkgelegenheid in de maritieme sectoren zou kunnen groeien.
Van verschillende kanten is naar voren gebracht dat het Groenboek te weinig
aandacht schenkt aan de sociaal-culturele aspecten in de diverse maritieme sectoren.
Aspecten zoals maritieme kennis, onderwijs, bevordering van werkgelegenheid en het
maritieme erfgoed zullen bij de standpuntbepaling rond nieuw maritiem beleid
evenwel een belangrijke rol moeten spelen. Nu lijkt de menselijke kant in het
Groenboek wat onderbelicht ten opzichte van de economische aspecten. Zo wordt
erop gewezen dat de maritieme kennis van zeevarenden van essentieel belang is
voor het bereiken van vele, in het Groenboek genoemde doelstellingen. De
maatregelen die de instroom van Europese zeevarenden vergroten, worden
ondersteund.
Ten slotte ziet men een kans voor het Groenboek de informatievoorziening over de
zeeën en kust te verbeteren door bijv. kennisuitwisseling.
9. Bestuur/Uitvoering
Het Groenboek stelt de vraag hoe het toekomstige Europese maritiem beleid zou
moeten worden vormgegeven.
De deelnemers wijzen erop dat bestuurlijk gezien vooral de betrokken Directeuren-
Generaal bij de Europese Commissie een rol moeten hebben bij het toekomstig
maritieme beleid. Bij voorkeur één DG zou het beleid in Brussel moeten coördineren.
Hierbij is het tevens van belang dat Nederland een goed gecoördineerde inzet en
een duidelijke beleidsdoelstelling in Brussel hanteert. Nu is de Nederlandse inzet in
Brussel vaak versnipperd over diverse departementen. Met een eenduidige nationale
regie is het voor stakeholders eenvoudiger om op Europees niveau te opereren.
---
Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
Rapport blad 7 van 8
Bij de uitvoering van het beleid ziet men - uitgaande van goed samenwerkende
overheden - een duidelijke rol weggelegd voor stakeholders. Wanneer de
betrokken uitvoerende instanties de stakeholders direct betrekken bij de plannen voor
de uitvoering zou de uitvoering op meer draagvlak kunnen rekenen en zeker
efficiënter worden. Door financiële prikkels kan deze rol worden gestimuleerd.
Ten slotte is men van mening dat een nieuw maritiem beleid een duidelijke bijdrage
moet leveren aan het verminderen van administratieve lasten en bestuurlijke `drukte'.
Slotconclusie:
Men denkt verdeeld over de noodzaak en mogelijkheden van een nieuw integraal
Europees maritiem beleid.
Diverse deelnemers zien kansen voor Europees beleid dat zich richt op afstemming
met andere richtlijnen en beleidsterreinen. Ook de inzet van Europese fondsen ziet
men als een goede mogelijkheid voor de eigen sector.
De meeste deelnemers hebben evenwel weinig of geen behoefte aan nieuwe regels
uit Brussel. Op veel punten wordt het bestaande Nederlandse of mondiale (bijv. IMO)
beleid adequaat gevonden. Nieuwe Europese regelgeving of kaders worden niet
nodig geacht.
Hoogachtend,
mr. J.A.M. Hendrikx
Voorzitter Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
---
Overlegorganen Verkeer en Waterstaat
Rapport blad 8 van 8
Bijlage Deelnemers aan de themabijeenkomsten
Maatschappelijke organisaties:
ANWB
Havenbedrijf Rotterdam
HISWA Vereniging
Holland Marine Equipment
IMARES, Wageningen UR
KIMO
Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders
Nationale Havenraad
Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers
Nautilus
Nederlandse Vereniging van Viskwekers
Nederlandse Vereniging van Zandwinners,
Nederlandse Vereniging van Schelpenwinners
Nederlandse Wind Energie Associatie
NOGEPA
Port of Amsterdam
PO-/Visserijbelangen Wieringen
Productschap Vis
Rijksinstituut voor Oudheidkundig Bodemonderzoek
Sportvisserij Nederland
Stichting de Noordzee
TNO
Verbond van Verzekeraars
Vereniging Nederlandse Cargadoors
Vereniging Nederlandse Scheepsbouw Industrie
Vereniging van Waterbouwers in Bagger- Kust- en Oeverwerken
Vereniging van Leidingeigenaren in Nederland
Visafslag Hollands Noorden/ Den Helder
Watersportverbond
Zeeland Seaports
Rijk:
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Decentrale overheden:
Provincie Zeeland
Provincie Zuid-Holland
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Gemeente Den Haag
Gemeente Den Helder
Gemeente Urk
Secretariaat en voorzitters OVW
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat