---
Bevordering van biobrandstoffen als geloofwaardig alternatief voor
olie in het vervoer
---
Reference: MEMO/07/5 Date: 10/01/2007
HTML: EN FR DE DA ES NL IT SW PT FI EL CS ET HU LT LV MT PL SK SL BG
RO
PDF: EN FR DE DA ES NL IT SW PT FI EL CS ET HU LT LV MT PL SK SL BG
RO
DOC: EN FR DE DA ES NL IT SW PT FI EL CS ET HU LT LV MT PL SK SL BG
RO
MEMO/07/5
Brussel, 10 januari 2007
Bevordering van biobrandstoffen als geloofwaardig alternatief voor olie in
het vervoer
Met de sterke stijging van de olieprijzen en de toenemende bezorgdheid over
een stabiele, veilige en milieuvriendelijke energievoorziening, staat de
bevordering van het gebruik van biobrandstoffen in het vervoer hoog op de
Europese politieke agenda. Momenteel zijn biobrandstoffen de enige manier om
de afhankelijkheid van olie in de vervoerssector aanzienlijk te verminderen.
Als onderdeel van haar energiebeleid voor Europa wil de Commissie de
productie en het gebruik van biobrandstoffen bevorderen door voor te stellen
tegen 2020 een bindend minimumstreefcijfer voor biobrandstoffen vast te
stellen van 10% van de voertuigbrandstoffen.
Het vervoer in Europa neemt gestaag toe. Auto's en vrachtauto's bieden
zodanige sociaaleconomische voordelen dat het leven zonder auto's
vandaag nog maar moeilijk voor te stellen is. Maar de situatie wordt
onhoudbaar. Het vervoer veroorzaakt bijna een derde van de uitstoot
van CO - het broeikasgas dat het meest verantwoordelijk is voor
klimaatverandering - en de emissies zullen naar verwachting nog sterk
stijgen. Voorts is de vervoersector voor 98% afhankelijk van olie, een
grotendeels ingevoerde fossiele brandstof die alleen maar duurder zal
worden naarmate de voorraden uitgeput raken.
De EU wil onmiddellijk op deze situatie reageert: zij pleit voor de
vervanging van diesel en benzine door biobrandstoffen. Dit zijn
schone, hernieuwbare brandstoffen die uit organisch materiaal worden
geproduceerd. De ontwikkeling van de sector zal ook tot nieuwe banen
leiden en nieuwe markten openen voor landbouwproducten.
Biobrandstoffen dragen ook bij tot het oplossen van grote
gemeenschappelijke problemen zoals de diversificatie van
energiebronnen en het nakomen van de verbintenissen van het
Kyoto-protocol.
In de biobrandstoffenrichtlijn, die in 2003 is vastgesteld, heeft
Europa zich tot doel gesteld om tegen 2005 2% en tegen 2010 5,75% van
de voor vervoer gebruikte benzine en diesel te vervangen door
biobrandstoffen. Het streefcijfer voor 2005 is niet gehaald. Tegen
2010 kan wel aanzienlijke vooruitgang worden verwacht, maar niet
genoeg om het streefcijfer voor 2010 te halen. De Commissie stelt
daarom voor het wetgevingskader te versterken, met een minimum van 10%
voor het marktaandeel van de biobrandstoffen in 2020.
De meeste biobrandstoffen leveren wel aanzienlijke besparingen op
inzake broeikasgasemissies, maar kunnen ook op een
milieuonvriendelijke manier worden geproduceerd. De Commissie stelt
daarom voor een stimulerings/steunsysteem in te voeren om dit te
vermijden en de ontwikkeling van biobrandstoffen "van de tweede
generatie" te bevorderen.
Verschillende beleidsmaatregelen kunnen het gebruik en de productie
van biobrandstoffen op Europees niveau bevorderen. Vrijstelling van
belasting is een reeds bestaande vorm van steun voor biobrandstoffen.
Verscheidene lidstaten hebben ook de invoering van een
biobrandstoffenverplichting aangekondigd. Daarbij worden leveranciers
verplicht een bepaald percentage biobrandstoffen op de markt te
brengen, waardoor investeerders een "vangnet" wordt geboden en de
biobrandstoffenindustrie wordt gestimuleerd.
De momenteel meest gebruikte biobrandstoffen zijn biodiesel (gemaakt
van oliehoudende planten zoals raapzaad en zonnebloempitten) en
bio-ethanol (gemaakt van suiker- en zetmeelhoudende gewassen zoals
bieten of graangewassen). Deze twee vloeibare vervoerbrandstoffen
kunnen diesel en benzine op grote schaal vervangen. Zij kunnen worden
gebruikt in de motoren van moderne auto's (niet aangepast voor zwakke
mengsels of met goedkope aanpassingen voor sterke mengsels) en worden
verdeeld via de bestaande infrastructuur. Er wordt onderzoek verricht
om productietechnieken "van de tweede generatie" te ontwikkelen
waarmee biobrandstoffen kunnen worden gemaakt van hout, grassen en
bepaalde soorten afval.
Bijlage: Vooruitgang in het gebruik van biobrandstoffen in de
lidstaten, 2003-2005
Lidstaat
Aandeel biobrandstoffen 2003 (%)
Aandeel biobrandstoffen 2004 (%)
Aandeel biobrandstoffen 2005 (%)
Nationaal streefcijfer 2005 (%)
Oostenrijk
0,06
0,06
0,93
2,50
België
0,00
0,00
0,00
2,00
Cyprus
0,00
0,00
0,00
1,00
Tsjechië
1,09
1,00
0,05
3,70^
Denemarken
0,00
0,00
geen gegevens
0,10
Estland
0,00
0,00
0,00
2,00
Finland
0,11
0,11
geen gegevens
0,10
Frankrijk
0,67
0,67
0,97
2,00
Duitsland
1,21
1,72
3,75
2,00
Griekenland
0,00
0,00
geen gegevens
0,70
Hongarije
0,00
0,00
0,07
0,60
Ierland
0,00
0,00
0,05
0,06
Italië
0,50
0,50
0,51
1,00
Letland
0,22
0,07
0,33
2,00
Litouwen
0,00
0,02
0,72
2,00
Luxemburg
0,00
0,02
0,02
0,00
Malta
0,02
0,10
0,52
0,30
Nederland
0,03
0,01
0,02
2,00^
Polen
0,49
0,30
0,48
0,50
Portugal
0,00
0,00
0,00
2,00
Slowakije
0,14
0,15
geen gegevens
2,00
Slovenië
0,00
0,06
0,35
0,65
Spanje
0,35
0,38
0,44
2,00
Zweden
1,32
2,28
2,23
3,00
Verenigd Koninkrijk
0,026^
0,04
0,18
0,19^
EU25
0,5%
0,7%
1,0% (raming)
1,4%
Bron: nationale verslagen uit hoofde van de biobrandstoffenrichtlijn.
---
2006
2006
0,03% uitgedrukt in volume, equivalent aan 0,26% in
energiegehalte, uitgaande van 100% biodiesel.
0,03% uitgedrukt in volume, equivalent aan 0,19% in
energiegehalte, uitgaande van een 50-50 verdeling tussen biodiesel en
bio-ethanol.
European Union