Radboud Universiteit Nijmegen


Nieuwe faillissementswet kan de eenentwintigste eeuw aan

Onder leiding van professor Bas Kortmann (Radboud Universiteit Nijmegen) is een commissie van wetenschappers en praktijkmensen al drie jaar in de weer met "een grondige renovatie" van de Faillissementswet. In de loop van 2007 valt een voorontwerp van een nieuwe wet te verwachten. De voorzitter van de `commissie Kortmann' over de hoofdlijnen van de nieuwe wet en waarom de inbreng van de wetenschap in zo'n renovatieproces onontbeerlijk is.

Het voorontwerp voor een nieuwe faillissementswet ligt er. Sinds 2003 is Bas Kortmann (hoogleraar burgerlijk recht en voorzitter van het Onderzoekscentrum Onderneming & Recht van de Radboud Universiteit) voorzitter van de commissie insolventierecht die werkt aan wat hij zelf noemt "een grondige renovatie" van de Faillissementswet. Die wet stamt uit 1893 en was alleen al daarom toe aan op z'n minst een grote schoonmaak. Intussen is de verbouwing grotendeels achter de rug: de tekst van het voorontwerp is nagenoeg gereed en in de komende maanden wordt hard gewerkt aan het afronden van de memorie van toelichting. De commissie hoopt het voorontwerp met toelichting over enkele maanden aan een nieuw kabinet te kunnen aanbieden. Dat zal moeten besluiten of het voorontwerp - al dan niet gewijzigd - wordt omgezet in een wetsvoorstel dat op zijn beurt aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Kortmann: "Wat er nu ligt, is een voorstel voor hoe het volgens ons zou moeten. Dat is de status."

Professor S.C.J.J. (Bas) Kortmann

Nieuwe naam
Een wijziging die direct in het oog springt, is de naam: de Faillissementswet moet Insolventiewet gaan heten. Kortmann: "Daarmee willen we uitdrukken dat de wet niet alleen faillissementen betreft, maar dat ook surseance eronder valt en sanering van natuurlijke personen. Met name de surseanceregeling, die beoogt de schuldenaar in de gelegenheid te stellen zijn schulden te saneren, moest worden verbeterd. Want juist in een periode van surseance, uitstel van betaling, kan een ondernemer orde op zaken stellen zodat de onderneming kan voortbestaan. In de huidige praktijk wordt de faillissementsregeling in feite te snel toegepast. Wij stellen nu voor om geen onderscheid meer te maken tussen surseance en faillissement, maar alles samen te vatten in één insolventieprocedure. De centrale speler in die procedure is de bewindvoerder. Als deskundige gaat deze na of de onderneming van de insolvente schuldenaar kan worden gered en zo ja, op welke wijze dit het beste kan worden gerealiseerd. Wij denken dat daarmee de kans op het behoud van levensvatbare ondernemingen toeneemt."

Europese tendens
De wet sluit aan bij Europese tendensen. Ook andere Europese landen hebben de afgelopen jaren hun insolventiewetten ook gewijzigd. En overal geldt dat de wet voldoende mogelijkheden moet bieden om in de kern gezonde onderdelen van een onderneming te behouden of te reorganiseren. Daarnaast is overal in Europa de positie van de banken en de overheid als schuldeiser teruggedrongen ten gunste van de gewone crediteuren - en ook bij die internationale tendens sluit de Insolventiewet aan. Kortmann: "De machtige positie van de banken in een faillissement wordt teruggedrongen, ze kunnen minder blokkeren dan ze nu doen. Ze hebben ook, samen met de fiscus, een zeer hoge voorrang bij het verdelen van de opbrengst van een faillissement. Vaak blijft er voor de rest van de crediteuren niets meer over. Wij vinden dat de fiscus gelijkgesteld moet worden met andere crediteuren. Dat gebeurt in andere landen ook. En als de politiek dat voorstel blokkeert - wat niet uit te sluiten is, want de minister van Financiën vindt dit natuurlijk niet leuk - dan stellen wij voor dat uitkeringen aan de fiscus zich verhouden tot uitkeringen aan andere schuldeisers als 2 staat tot 1."

Modernisering
Het aansluiten bij internationale regelgeving is op zich al een modernisering van de wet. Daarnaast stelt de commissie Kortmann ook voor om in een insolventieprocedure meer gebruik te maken van internet. "Wij vinden dat bewindvoerders transparanter moeten handelen, dus meer en regelmatiger moeten publiceren over wat ze aan het doen zijn. Op een website over een faillissement moet dat gemakkelijk kunnen. Schuldeisers zijn zo sneller en beter geïnformeerd en hebben daardoor de mogelijkheid zonodig bezwaar te maken bij de rechter-commissaris tegen een bewindvoerder die niet of niet naar behoren handelt."

Schone lei
Ook voor de Wet Sanering Natuurlijke Personen (WSNP) stelt de commissie Kortmann aanpassingen voor. De belangrijkste: het moet gemakkelijker worden om een `schone lei'-verklaring te krijgen. Die verklaring wordt verleend aan particuliere personen (meestal geen ondernemers, maar `gewone mensen') en betekent dat schuldeisers geen vorderingen meer op hen hebben. Zonder schone lei kunnen schuldeisers aan blijven kloppen zodra de schuldenaar weer geld heeft. Kortmann: "De WSNP bezorgt rechters veel werk, en daarom is recent een wetsvoorstel gedaan dat de toegang tot de WSNP, die in de meeste gevallen een schone lei-verklaring oplevert, moeilijker maakt. De regel wordt: wie welbewust schulden aangaat die hij niet kan betalen, is te kwader trouw en komt dus niet in de WSNP en kan daardoor ook geen schone lei verkrijgen. Wij vinden dat te gemakkelijk geredeneerd, want het gaat vaak om mensen die zonder zo'n schone lei of enig zicht daarop, vrijwel niet uit de problemen kúnnen komen. Ons voorstel is: geef mensen ruim toegang tot de WSNP, wijs een bewindvoerder aan die kijkt wat de mogelijkheden zijn en zorg zo voor schuldbegeleiding die, bij gebleken goede trouw, kan leiden tot een schone lei-verklaring. Inderdaad, dan is de rechterlijke macht nog steeds belast. Maar wij vinden niet dat je hun belasting zomaar kunt verschuiven naar mensen die het niet kunnen dragen."

Eerlijker?
Hieruit blijkt al: overwegingen over wat `eerlijk' of `rechtvaardig' is, speelden een rol bij het ontwerpen van de Insolventiewet. Kortmann: "Wij hebben inderdaad geprobeerd om daar waar het recht onbillijk uitpakt een correctie aan te brengen. De paritas creditorum, gelijkwaardigheid van de crediteuren, is bijvoorbeeld een belangrijk uitgangspunt. Eerlijk delen moet de regel zijn, al het andere uitzondering. De huidige situatie houdt in: de uitzondering is praktijk. Banken dreigen wel dat als zij hun voorrechten als schuldeiser moeten opgeven, ze meer risico lopen en dus minder bereid zullen zijn om te financieren. Maar daar geloof ik niet in. In andere landen is de zaak al anders geregeld, en daar zijn de banken niet minder gaan financieren."

Wetenschappelijke inbreng
`Gewone' wetsvoorstellen worden voorbereid op ministeries. Voor grote wetsvoorstellen is het niet ongebruikelijk dat ze worden voorbereid door een commissie, met daarin wetenschappers die zich op de achtergrond ondersteund weten door universitaire onderzoekers. In dit geval was de wetenschappelijke inbreng op een paar punten onontbeerlijk: bijvoorbeeld om de nieuwe wet beter aan te laten sluiten op internationale wetgeving. "Dat móest echt gebeuren. Economie houdt niet op bij de landsgrens, ondernemers opereren internationaal. In heel Europa is het insolventierecht de afgelopen jaren aangepast. Wij moesten weten hoe het elders geregeld is, en waarom dat zo is. Dat is bij uitstek academische kennis." En ook bij het grondige schoonmaakwerk van de ruim een eeuw oude wet was extra rechtswetenschappelijke inbreng nodig. "In een wet als deze wil je zo volledig mogelijk de regels van een rechtsterrein vastleggen. Dat betekent: de wet plus alles wat door de rechter daaraan in de loop der tijd is toegevoegd. Je moet inventariseren welke regels door de rechter geformuleerd zijn, beoordelen of die juist zijn en voorstellen doen hoe die regels kunnen worden opgenomen in een nieuwe wet. Die kennis vind je op universiteiten."