Ingezonden persbericht
Persbericht
Huidige financiële bijsluiter is niet voldoende
COMMISSIE DE RUITER ONTWERPT MODELLEN VOOR VOLLEDIGE TRANSPARANTIE
Leidschendam, 20 december 2006 - De informatie die de consument krijgt over beleggings-verzekeringen moet begrijpelijk en transparant worden. De huidige financiële bijsluiter voorziet daarin onvoldoende en behoeft aanvulling. Dat concludeert de Commissie Transparantie Beleggingsverzekeringen in haar vandaag verschenen advies. De Commissie, onder leiding van oud-minister mr. Job de Ruiter, heeft zich gebogen over optimalisatie van de informatie-verstrekking over beleggingsverzekeringen in opdracht van het Verbond van Verzekeraars. De Commissie beveelt aan, drie door haar gemaakte modellen voor informatieverstrekking marktbreed in te voeren. De modellen garanderen dat de consument eerst algemene informatie krijgt over beleggingsverzekeringen, vervolgens specifieke informatie over het aangeboden product en tenslotte jaarlijkse informatie over de ontwikkelingen binnen een eenmaal gesloten beleggingsverzekering.
De financiële bijsluiter bij beleggingsverzekeringen schiet in de ogen van de Commissie, ook in haar sinds oktober dit jaar voorgeschreven vorm, tekort in het verstrekken van alle voor een leek te begrijpen concrete, en vooral cijfermatige, informatie. In de toekomst, als het advies van de Commissie wordt opgevolgd om de drie uitgewerkte modellen in te voeren, kan de bijsluiter nog wel een rol spelen in de algemene informatieverstrekking.
Wens consument
De Commissie stelt, in navolging van onder meer de Autoriteit Financiële Markten (AFM), dat het belangrijkste gebrek van de huidige informatieverstrekking het gebrek aan transparantie is. De Commissie beveelt aan tot handhaafbare regelgeving en toezicht te komen om te garanderen dat de consument begrijpelijk en helder wordt geïnformeerd. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat het geadviseerde product overeenkomt met de wens en behoeften van de consument. De consument moet het product kunnen vergelijken met andere. Volgens de Commissie blijkt de consument vaak in de veronderstelling te zijn dat het door hem gekochte product een spaarvoorziening is, en dat zijn inleg daartoe wordt belegd, veelal in door hem zelf aangewezen fondsen. Pas na verloop van tijd, aldus de Commissie, bemerkt de consument dat van de door hem betaalde bedragen - soms aanzienlijke - gedeelten zijn besteed voor risicodekking en kosten.
De Commissie neemt aan dat over het toezicht op korte termijn overleg zal plaatsvinden tussen de bedrijfstak en de toezichthouders. De bepalingen van de Wet financieel toezicht (Wft) ten aanzien van beleggingsinstellingen dienen naar de mening van de Commissie ook van toepassing te worden verklaard op fondsen waarin de verzekeraar als enige participeert en andere vormen van collectief geregelde belegging voor rekening van hun klanten.
Systematiek van kostentoerekening
De wijze waarop de initiële kosten (ontwikkelings- en productiekosten) aan de consument in rekening worden gebracht behoeft naar de mening van de Commissie herziening. Die kosten, waarvan een niet onbelangrijk deel wordt gevormd door de provisie, worden aan de consument "voorgeschoten" en tijdens de looptijd geleidelijk door de verzekeraar terugverdiend. De gevolgen daarvan worden met name merkbaar als het contract tussentijds wordt beëindigd. Dan wordt namelijk het nog niet afgeloste deel van het voorschot met de opgebouwde waarde verrekend. De Commissie is daarom ook tot de conclusie gekomen dat informatie nodig is over de consequenties van tussentijdse beëindiging.
De Commissie pleit voor het geven van indicaties over de omvang van de te verrekenen bedragen bij tussentijdse beëindiging.
De Commissie beveelt in dit verband aan om de gedachte van het omvormen van de wijze waarop de eerste kosten (en daarmee de afsluitprovisie voor het intermediair) aan de klant in rekening worden gebracht, naar een doorlopende tijdsevenredige systematiek, nader te laten uitwerken.
De Commissie acht het mogelijk hiermee het probleem van de plotselinge waardedaling bij tussentijdse beëindiging op te lossen.
De verzekeringsmaatschappij is volgens de Commissie verantwoordelijk voor alle informatie over het aangeboden product. Maar op de adviseur of bemiddelaar rust een zorgplicht. Het is zijn taak, aldus de Commissie, de consument voor te lichten over alle aspecten van een aan te kopen verzekeringsproduct en hem zodanig te informeren dat hij begrijpt wat hem wordt aangeboden, wat de prijs is en welke risico's hij loopt.
Verder stelt de Commissie dat het gewenst is dat informatie wordt verschaft over de (on)afhankelijkheid van de adviseur of bemiddelaar. De producten zijn zo complex en de belangen van de consument zijn zo groot, dat de adviseur op wie hij is aangewezen vakbekwaam en onafhankelijk moet zijn in de advisering. De consument mag er op kunnen vertrouwen dat de adviseur of bemiddelaar bij zijn advies niet zijn eigen financiële belang voorop heeft staan.
Toekomstgericht
Het Verbond van Verzekeraars heeft de Commissie afgelopen zomer opgedragen tot een advies te komen over de informatieverstrekking aan afnemers van beleggingsverzekeringen. Dat zijn levensverzekeringen waarvan de hoogte van de uitkering afhankelijk is van het rendement op beleggingen. De Commissie richt zich met haar advies nadrukkelijk op de toekomst. De voorstellen van de Commissie hebben uitsluitend betrekking op nog te sluiten verzekeringen en nog uit te brengen adviezen.
De Commissie heeft als uitgangspunt genomen de rechtstoestand zoals deze zal zijn na de invoering van de Wet op het financieel toezicht (Wft) per 1 januari 2007. De Wft vervangt dan de Wet toezicht effectenverkeer (Wte) en de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb).
Noot de pers,
Ingezonden persbericht