De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk AM/AMI/06/102745
Datum 20 december 2006
Onderwerp Vrijstelling arbeidsmarkttoets
Bij de beantwoording van de mondelinge vragen van 19 december jl. over de vrijstelling van
de arbeidsmarkttoets heb ik toegezegd u hierover een brief te zenden.
Op de eerste plaats hecht ik eraan om zoals ik ook gisteren tijdens de beantwoording van de
mondelinge vragen én in mijn brief van 15 september jl. gedaan heb helder onderscheid te
maken tussen enerzijds de afschaffing van de tewerkstellingsvergunningsplicht (invoering vrij
verkeer werknemers) en anderzijds de afschaffing van de arbeidsmarkttoets in de
tewerkstellingsvergunningsprocedure. Het vrij verkeer van werknemers zal worden ingevoerd
nadat het flankerend beleid voldoende is ontwikkeld, zodat er voldoende garanties zijn dat
werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten gelijk beloond zullen worden als Nederlandse
werknemers.
De afschaffing van de arbeidsmarkttoets staat los van de ontwikkeling van dit flankerend
beleid. Bij de vaststelling van de volgorde van sectoren die voor afschaffing in aanmerking
komen, zijn primair arbeidsmarktfactoren van belang. Immers, zolang de
tewerkstellingsvergunningsplicht blijft bestaan, toetst CWI of de werkgever marktconforme
arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen biedt en wordt getoetst
op adequate huisvesting.
In mijn brief van 1 december jl. over het vrij verkeer van werknemers heb ik aangegeven dat
ik, gelet op de snel verkrappende arbeidsmarkt, in gesprek was met een aantal sectoren voor
een mogelijke nieuwe vrijstelling. In het AO van 12 december heb ik aangegeven dat ik
overleg heb gevoerd met sociale partners in de bouw en het transport.
In de Tweede Kamer is in april jl. afgesproken dat ik, na overleg met landelijke sociale
partners, sectoren gefaseerd zou vrijstellen van de arbeidsmarkttoets. Ik heb het echter
wenselijk gevonden om in de praktijk ook met een groot aantal sectorale sociale partners te
overleggen alvorens te besluiten over deze vrijstelling. Bij de keuze van deze sectorale sociale
partners heb ik mij gehouden aan een lijst die de Stichting van de Arbeid mij voor dit doel
heeft aangereikt. Dit verklaart dat ik bij de vrijstelling van 16 december jl. wel eerst met de
Ons kenmerk AM/AMI/06/102745
sectoren banken, verzekeringswezen, bouw en transport heb overlegd en bijvoorbeeld niet met
de sector `taxi- en ambulancevervoer'.
De uitkomst van het overleg was dat bij de sectoren banken en verzekeringswezen
vertegenwoordigers van zowel werkgevers- als werknemersorganisaties het risico van
verdringing minimaal achten. In het overleg met de bouw werd door werkgeversorganisaties,
met uitzondering van de vertegenwoordiger van de sector dakdekkersbedrijf, aangegeven dat
door de grote krapte op de arbeidsmarkt vrijstelling van de arbeidsmarkttoets zeer wenselijk is.
Werknemersvertegenwoordigers legden in deze sector vooral de relatie met het flankerend
beleid op het gebied van handhaving arbeidsvoorwaarden en huisvesting. Hetzelfde vond
plaats in het overleg met de transportsector, waar ook vertegenwoordigers van
werknemersorganisaties aangaven dat, wanneer zij alleen zouden letten op de
arbeidsmarktsituatie, de grenzen zo spoedig mogelijk open mochten gaan.
Aangezien voor vrijstelling van de arbeidsmarkttoets primair de arbeidsmarktsituatie
maatgevend is, hebben deze overleggen voor mij geen aanleiding gegeven om de
desbetreffende sectoren met uitzondering van het dakdekkersbedrijf niet vrij te stellen van
de arbeidsmarkttoets. Immers het CWI toetst in het kader van tewerkstellingsvergunning op
arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en huisvesting.
Het meest harde criterium is op basis waarvan ik sectoren vrijstel van de arbeidsmarkttoets is
het WW-criterium en de WW-ontwikkeling. Daarnaast zijn CWI-cijfers over vraag en aanbod
op de arbeidsmarkt relevant en arbeidsmarktprognoses van onder meer ROA, CWI en CPB.
Daarbij past wel de kanttekening dat naarmate het kwalificatieniveau van vacatures hoger is,
het marktaandeel van CWI vermindert. In de bijlage kunt u zien wat het WW-percentage was
per 31 december 2005 en hoe de ontwikkeling daarna is geweest. Over de hele linie is er
sprake van een sterke daling. In de bouw bedroeg het WW percentage op 31 oktober jl. slechts
3,7%, en in het transport 3,1%. De daling van het aantal uitkeringsgerechtigden gaat, zoals ik
in mijn brief van 1 december jl. en 12 december jl. heb aangegeven, gepaard met sterke
stijging van het aantal vacatures. Vanwege de grote conjunctuurgevoeligheid worden bouw en
transport steevast aangewezen als sectoren waar de komende tijd de arbeidsmarkt zeer snel zal
verkrappen. Daarnaast geldt in algemeen zin dat de arbeidsmarkt de komende jaren sterk zal
verkrappen. In mijn brieven van 1 december jl. en 12 december jl. heb ik daar ook op
gewezen. Ik wil hier kortheidshalve nog verwijzen naar de CPB Nieuwsbrief van december,
waarin de bouwnijverheid expliciet genoemd wordt als sector waar grote tekorten gaan
ontstaan, en naar de uitlating van de voorzitter van CWI, de heer De Groot, die gisteren aangaf
dat een `winteroffensief' nodig is om over enkele maanden in de vraag naar arbeid te kunnen
voorzien. Ik wil de Tweede Kamer dringend vragen om deze kant van de medaille ook in zijn
overwegingen mee te nemen. In tegenstelling tot landen als Duitsland en Frankrijk is de
werkloosheid in Nederland laag en daalt ze volgend jaar volgens het CPB tot beneden de
evenwichtswaarde. In zo'n situatie leidt handhaving van de arbeidsmarkttoets in sectoren als
de bouw en het transport alleen tot extra administratieve lasten en langere procedures,
---
Ons kenmerk AM/AMI/06/102745
waardoor bedrijfsprocessen stagneren. Bij CWI stonden tegenover 1500 gemelde vacatures in
het transport nog geen 500 in fase 1 ingeschreven chauffeurs. In de bouw bedroegen deze
cijfers 7.100 tegenover 2.600.
Natuurlijk ben ik het met de Tweede Kamer eens dat alles op alles gezet moet worden om ook
langdurig werklozen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen. De
huidige arbeidsmarkt biedt daar kansen voor. Sectoren als de bouw en het transport spelen daar
op in. Ik verwijs naar twee projecten in de bouw:
a. Loopbaantraject Bouw van werkgevers- en werknemersorganisaties. Dit houdt in een
periodieke assessment van werknemers in de bouw met indien nodig een opleidingstraject.
Dit geldt ook voor (oudere) werkloze bouwvakkers die vijf jaar in de sector gewerkt
hebben. Zij kunnen gebruik maken van specifieke scholing voor re-integratie naar werk in
de bouw.
b. Convenant bouwnijverheid met CWI en sociale partners over bemiddeling van
werkzoekenden in de bouw met specifieke website en gespecialiseerde arbeidsconsulenten.
In de transportsector staat een grote wervingsactie voor Nederlandse chauffeurs op stapel,
waarvoor de sector in 2007 ongeveer 2 miljoen Euro voor wil uitgeven.
Het zijn voorbeelden dat sociale partners in sectoren daadwerkelijk hun verantwoordelijkheid
nemen.
Erkend moet worden dat werklozen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt in veel
gevallen niet direct of op korte termijn inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. Dat geldt ook voor
de oudere werkloze bouwvakkers die vanwege de zwaarte van het werk niet altijd even
gemakkelijk kunnen re-integreren in de bouwsector. Werkgevers moeten echter wel hun
vacatures kunnen vervullen. Wachten met toelating van werknemers uit de nieuwe lidstaten
van de EU totdat een (al dan niet groot) deel van de oudere werkloze bouwvakkers aan de slag
zijn, miskent enerzijds de dynamiek aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt en anderzijds de
problematiek van de langdurige werkloosheid aan de aanbodkant. Juist in de huidige
arbeidsmarkt kunnen arbeidsmigratie en re-integratie goed samengaan en is het onwenselijk
om het een afhankelijk te stellen van het ander.
Dat ik naast de bouw en het transport nog veertien andere sectoren heb vrijgesteld van de
arbeidsmarkttoets hangt samen met het feit dat een groot aantal sectoren aan de bouw en het
transport verwant zijn. Vrijstelling van de sectoren bewakingsindustrie, en zakelijke
dienstverlening I en III heb ik verleend op basis van de snel dalende WW-uitkeringen,
waardoor het werkloosheidspercentage tot rond of onder de 5% is gekomen. Bovendien zijn de
vooruitzichten voor de bewakingssector gunstig. De subsectoren onder zakelijke
dienstverlening I ( vooral juridisch) en zakelijke dienstverlening III (o.a. effectenhandelaren,
administratiekantoren, beleggingsmaatschappijen, tolken en vertalers, exploitatie onroerend
goed) zijn dermate onderscheiden dat een arbeidsmarktprognose hier niet te geven is.
---
Ons kenmerk AM/AMI/06/102745
Tot slot wil ik u meedelen dat, naar aanleiding van de brief van de FNV aan uw Kamer van 7
december jl., waarin de FNV melding maakt van een gebrek aan medewerking van werkgevers
op decentraal niveau, mij door de VNO-NCW is gemeld dat zij dit niet kunnen plaatsen en dat
zij ook beschikken over voorbeelden waarbij eerder de decentrale werknemersorganisaties het
maken van afspraken zouden ophouden.
Deze kwestie is in het reguliere ( ambtelijk) overleg tussen kabinet en STAR ( de zogenoemde
regiegroep) op 13 december jl. aan de orde geweest.
Daar is tussen werkgevers- en werknemersorganisaties afgesproken deze kwestie op korte
termijn binnen de STAR te bespreken. Ik ga er van uit daarover in januari door partijen te
worden geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid