Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Toespraak van staatssecretaris Van Geel bij conferentie over een Raad voor Ethiek en Biotechnologie op 4 december 2006.

Dames en heren,
Terwijl heel veel ouders zich vandaag de vraag stellen of het nog ethisch en moreel verantwoord is te liegen over het bestaan van Sinterklaas, buigen wij ons vandaag over de ethische grenzen van biotechnologie.

De ontwikkeling van biotechnologie gaat razendsnel. Als we die ontwikkeling bijvoorbeeld in één dag samenpersen van het prille begin 10.000 jaar geleden tot bijvoorbeeld het jaar 2001 - de publicatie van het complete menselijk genoom - ontstaat het volgende beeld: om twaalf uur 's nachts begint de dag dus met de ontwikkeling van de akkerbouw, pas om half drie 's middags - als bijna tweederde van de dag erop zit
- leert de mens bier, wijn, yoghurt en kaas maken. En dan pás om 5 voor half 12 's avonds vinden de eerste door de mens bewerkstelligde kruisingen tussen plantensoorten plaats, 10 minuten later de ontdekking van het eerste enzym, 5 minuten later stelt Mendel zijn erfelijkswetten op, 9 minuten daarna de ontdekking van de penicilline, 4 minuten later de opheldering van de DNA structuur, 3 minuten later de ontwikkeling van het recombinant DNA, 1 minuut verder de eerste genetisch gemodificeerde plant, om 1 minuut voor twaalf de klonering van het schaap Dolly en de dag eindigt dus in dit voorbeeld met het in beeld brengen van het menselijk DNA als revolutionaire ontdekking.

De ontwikkeling van de biotechnologie is een hogesnelheidstrein op volle snelheid. En die technologische revoluties zullen dus ongetwijfeld verdergaan met bijvoorbeeld: gezonder voedsel, medicijnen die tot voor kort ongeneeslijke ziektes succesvol bestrijden of gewassen die op onvruchtbare gronden kunnen gedijen. Duidelijk is dat die ontwikkelingen in de biotechnologie kansen bieden voor ons milieu, de economie, de wetenschap, de gezondheidszorg en de landbouw. Die kansen moeten we benutten. Maar aan de groei van biotechnologie kunnen morele en ethische vraagstukken en voorwaarden vastzitten. Voor sommigen is moderne biotechnologie een zegen, voor anderen een vloek. Maar wie beslist wat wel en niet kan of mag? En op welke gronden?
Het kabinet heeft de afgelopen jaren duidelijk gemaakt hoe zij met biotechnologische ontwikkelingen om wil gaan. De kansen van biotechnologie moeten benut worden, maar dat kan alleen als we de veiligheid, transparante besluitvorming, volledige keuzevrijheid van consumenten en de ethische aanvaardbaarheid optimaal waarborgen.

Het kabinet heeft uiteengezet met welke waarborgen zij denkt die randvoorwaarden voor biotechnologie te kunnen bewaken. In 'verantwoord en zorgvuldig toetsen' is het juridische kader waarbinnen de overheid in Nederland omgaat met ethiek geschetst. Gekeken is welke waarden worden beschermd door welke normen, en hoe. Door die ethische keuzes op een rij te zetten heeft het kabinet de mogelijkheid tot discussie erover geopend.
Binnen het genoemde kader wordt de beoordeling van nieuwe biotechnologische ontwikkelingen uitgevoerd door verschillende instanties: ministeries, adviesorganen, commissies. Dit is op zichzelf niet vreemd: op verschillende deelgebieden spelen verschillende discussies. In groene biotechnologie oftewel de landbouw spelen zaken als voedselveiligheid en natuurlijkheid. In de witte biotechnologie - de industrie - gaat het bijvoorbeeld om keuzevrijheid en duurzaamheid. In de rode biotechnologie - de gezondheidzorg - speelt de menselijke waardigheid en het recht van zelfbeschikking. Als het om dierproeven gaat, draait de discussie om de integriteit van het dier en dierenwelzijn. Soms is het door al deze verschillende aspecten effectiever om een splitsing aan te brengen in wat door welke commissies wordt beoordeeld. Wel moet gewaakt worden voor overlap. Het is begrijpelijk dat onderzoekers het vervelend vinden om bij meerdere overheidsloketten aan te moeten kloppen. Daarom probeert het kabinet voor zoveel mogelijk gevallen te komen tot één loket, bijvoorbeeld voor gentherapie.

Bij verschillende deelgebieden van de biotechnologie zijn dus verschillende commissies betrokken. Die commissies hebben meestal een rol bij het informeren van kabinet en parlement over nieuwe ontwikkelingen op hun deelgebied. Uiteraard ook op ethische en maatschappelijke aspecten. Om toch ook een integraal beeld te verkrijgen van nieuwe ontwikkelingen in de héle biotechnologie wordt periodiek een trendanalyse opgesteld. De vorige verscheen in 2004, de volgende zal in 2007 gereed zijn. Deze periodieke exercitie, waarbij een helicopterblik op ontwikkelingen in het biotechnologisch veld wordt geworpen, biedt tevens een goede gelegenheid om na te denken over de grote lijnen van het beleid: worden alle relevante waarden ook in de toekomst goed beschermd? Sluit de regulering nog aan op ontwikkelingen in de praktijk? Lopen we nog in de pas met de verwachtingen van de maatschappij?
Behalve de discussie naar aanleiding van de trendanalyse vindt er nog veel meer discussie over biotechnologie plaats. Er zijn diverse organisaties - waarvan veel vertegenwoordigers vandaag in de zaal zitten - die op één op andere manier belangrijke en nuttige bijdragen leveren aan de discusiie over biotechnolgoie.

Toch zien we een gebrek aan een brede, hoogwaardige discussie over biotechnologie. De discussie lijkt zich teveel af te spelen tussen steeds dezelfde betrokkenen en dezelfde commissies. De Tweede Kamer pakt het onderwerp ook steeds minder op. Je kunt je afvragen of het feit dat de discussies zich vaak in een juridische context afspelen daar de oorzaak van is. Mensen die moeite hebben met ontwikkelingen in de biotechnologie kiezen vaak de weg naar de rechter. Zij maken via bezwaarprocedures tegen voorgenomen vergunningen hun bezwaren duidelijk. De discussie bij de rechter doet vaak aan geen van de betrokken partijen recht. Daarvoor zijn de juridische randvoorwaarden te strict. Dat moet dus anders. Maar pogingen in het verleden om een goede discussie te voeren werden niet uitsluitend positief ontvangen. Denk aan de commissie Terlouw en het 'eten en genen'-debat.

Nu vragen wij ons af hoe toch kan worden bewerkstelligd dat over het onderwerp een goede, blijvende discussie wordt gevoerd. Binnen het Genomics Initiatief bestaat het Centre for Society en Genomics. We richten een virtueel kenniscentrum voor biotechnologie op. En er worden bijvoorbeeld discussie bijeenkomsten georganiseerd over biotechnologie bij dieren. De overheid probeert dus wel degelijk de dialoog gaande te houden. Wellicht kunnen de sprekers van vanmiddag reflecteren op wat daarbij wel en niet goed gaat, naar hun mening.

In discussies met de Tweede Kamer is de laatste jaren meermalen geopperd een raad voor ethiek en biotechnologie op te richten. Zo'n raad zou een aantal van de zojuist geschetste problemen op kunnen lossen. Het zou kunnen zorgen voor meer aandacht voor de biotechnologie in politiek en maatschappij. De raad zou overtuigender uit kunnen dragen welke ethische benadering de overheid voorstaat. Welke waarden worden beschermd, en hoe? Net als met het toetsingskader wordt de ethische lijn op die manier zichtbaar, en kan die ter discussie worden gesteld in politiek en maatschappij.

Maar waar het kabinet mee worstelt is niet alleen hoe de discussie beter en zichtbaarder kan worden gevoerd. Maar ook hoe zich dit verhoudt tot bestaande initiatieven. Waarom zou mét een raad voor ethiek deze problematiek beter kunenn worden opgelost dan met het bestaande beoordelingssysteem? In het verleden is steeds gebleken dat de nu betrokken instanties elk een meerwaarde hebben op hun eigen deelgebied. Bovendien leidt de trendanalyse tot een coherentere samenwerking en een integraal beeld van ontwikkelingen in de biotechnologie. Wat kan een nieuwe raad toevoegen aan de werkzaamheden van de reeds betrokken instanties? Wordt het een nieuwe raad, of wordt het een samenvoeging van bestaande raden of commissies? En van welke dan? Hoe zal die raad zich organiseren, gelet ook op de verscheidenheid in discussies over het onderwerp? Valt er wel op een integrale manier om te gaan met ethische aspecten van biotechnologie, of is het steeds noodzakelijk zaken in hun eigen context te benaderen? Op welk abstractieniveau zou een raad voor ethiek aan de slag moeten, en wat gaat zij precies doen? Hoe voorkomen we dat de afstand met de praktijk te groot wordt? En hoe past het in de juridische context, nationaal en Europees? Dit zijn wat voorbeelden van vragen waar vandaag over kan worden gesproken.

Ik hoop u hiermee enige duidelijkheid te hebben verschaft over de aanleiding voor deze middag en enig inzicht in de overwegingen binnen het kabinet. Ik ben zeer blij dat u allen hier aanwezig wilde zijn om uw visie te geven op de zaak. Die visie is zeker waardevol. Van u als betrokkenen bij biotechnologie horen we graag of u de zojuist door mij beschreven problematiek herkent en welke rol u ziet voor een eventuele raad voor ethiek en biotechnologie bij het oplossen van de problemen. Of misschien ziet u, vanuit uw eigen expertise wel veel betere, makkelijkere of andersoortige oplossingen! Ik kijk met grote interesse uit naar de discussie van de middag. Uw bijdrage zal naar mijn overtuiging zeker een belangrijke rol zal spelen in de voorbereiding van de berichtgeving aan de Tweede Kamer over dit onderwerp.

Dank u wel.