Datum
6-12-2006
Onderwerp
Uitspraak hoger beroep aanbesteding hogesnelheidsveerdienst
Velsen-Amsterdam
Katja Grevers
Het Gerechtshof Amsterdam heeft uitspraak gedaan in het hoger beroep
over de aanbesteding van de hogesnelheidsveerdienst tussen Amsterdam
en Velsen. Hoewel het Hof heeft geoordeeld heeft dat de provincie de
aanbestedingsprocedure opnieuw moet voeren, biedt de uitspraak
helderheid over de rol van de overheid en marktwerking. Over de
verdere gevolgen van het vonnis beraadt de provincie zich.
Aanleiding voor het hoger beroep was een geschil over de door
vervoerder BBA aangegeven streefwaarden in haar offerte voor de
exploitatie van deze veerdienst. Deze aanbieder had maximale
streefwaarden aangegeven in haar offerte.
De provincie was en is van mening dat er geen bovengrenzen aan deze
streefwaarden gesteld hoeven te worden, omdat de provincie hiermee op
de stoel van de vervoerder zou gaan zitten en dit afbreuk doet aan
marktwerking. Dit is in strijd met de geest van de Wet personenvervoer
2000, die terughoudendheid vraagt van de overheid om de creativiteit
van vervoerders niet te belemmeren. De uitspraak van het Hof in het
hoger beroep is in ogen van de provincie een bevestiging van dit
standpunt.
Uit de uitspraak van het Hof vloeit voort dat de provincie de
streefwaarden niet hoeft te begrenzen. Wel oordeelde het Hof dat de
provincie aan alle aanbieders duidelijk had moeten aangeven dat zij
bij de beoordeling van de hoogte van de aangeboden streefwaarde voor
reizigersopbrengsten geen grenzen stelde.
Het huidige contract voor de exploitatie van de
hogesnelheidsveerdienst loopt per 1 januari 2008 af. De provincie zal
ervoor zorgen dat de continuïteit van de veerdienst niet in gevaar
komt.
Voorgeschiedenis
Het huidige contract van de hogesnelheidsveerdienst Amsterdam Velsen
loopt eind 2007 af. Daarom werd de exploitatie van deze veerdienst dit
voorjaar aanbesteed. Twee inschrijvers hebben een aanbieding gedaan:
Connexxion en BBA. Op basis van de gedane aanbiedingen besloot de
provincie de opdracht te gunnen aan BBA. Connexxion eiste echter in
een kort geding dat de offerte van BBA terzijde gelegd moest worden.
De offerte zou niet realistisch zijn vanwege hoge streefwaarden op het
gebied van reizigersgroei, klanttevredenheid en betrouwbaarheid van de
dienstregeling. De rechter heeft op 14 juli jl. geoordeeld dat de
provincie met Connexxion en BBA in onderhandeling moest treden.
Hierbij moest de provincie aangeven welke mate van reizigersgroei,
klanttevredenheid en betrouwbaarheid haalbaar was.
De provincie was het niet eens met dit vonnis, omdat deze volgens haar
inzichten in strijd is met de geest van de Wet personenvervoer 2000.
Deze wet vraagt terughoudendheid van de overheid om zo de creativiteit
van de aanbieders en marktwerking te stimuleren. Het stellen van
grenzen aan streefwaarden doet hieraan afbreuk. Bovendien is volgens
de provincie onderhandelen in deze fase van het aanbestedingsproces in
strijd met de Europese aanbestedingsregels. De provincie ging daarom
in hoger beroep van dit vonnis van de Kort Gedingrechter. Daarnaast
stelden ook Connexxion en BBA hoger beroep in.
In het vonnis van het Gerechtshof wordt het vonnis van de Kort
gedingrechter, waarbij de provincie moest gaan onderhandelen met de
twee vervoerders over de streefwaarden, vernietigd.
Provincie Noord-Holland