Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Van der Ham en Koser Kaya over pogingen van het Vaticaan om de gay pride parade in Jeruzalem te laten verbieden

30-11-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Ham en Koser Kaya over pogingen van het Vaticaan om de gay pride parade in Jeruzalem te laten verbieden. Deze vragen werden ingezonden op 16 november 2006 met kenmerk 2060702970.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van

Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van der Ham en Kos,er Kaya (beiden D66) over pogingen van het Vaticaan om de gay pride parade in Jeruzalem te laten verbieden.

Vraag 1

Bent u bekend met het feit dat het Vaticaan druk heeft uitgeoefend op de Israëlische autoriteiten om de voor vrijdag 10 november jl. geplande Gay Pride parade in Jeruzalem te verbieden? 1)

Antwoord

Het is mij bekend dat het Vaticaan een nota aan het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft doen toekomen, waarin werd verzocht de beslissing van de lokale autoriteiten om de parade toe te staan in heroverweging te nemen.

Vraag 2

Hoe oordeelt u over het argument van het Vaticaan dat het toelaten van deze parade "een belediging is voor de grote meerderheid van de joden, moslims en christenen"?

Antwoord

De Nederlandse regering deelt deze visie niet.

Vraag 3

Hoe oordeelt u over het argument van het Vaticaan dat "het recht op vrije meningsuiting ... begrensd is, in het bijzonder waar het de religieuze sentimenten van gelovigen betreft”?

Antwoord

Wanneer grondrechten botsen, zoals hier het recht op vrije meningsuiting en vrijheid van vereniging of betoging met de godsdienstvrijheid, dient de rechter hierover een oordeel te vellen. In dit geval is dat ook gebeurd door het Israëlische Hooggerechtshof, dat de parade niet heeft verboden. De organisatoren hebben, mede vanwege veiligheidsoverwegingen gerelateerd aan het Israëlisch-Palestijnse conflict, zelf besloten af te zien van een parade en deze te vervangen door een bijeenkomst in een stadion.

Vraag 4

Deelt u de mening dat ook homoseksuelen recht op vrije meningsuiting hebben?

Antwoord

Ja.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het verbieden van de parade een belediging zou zijn voor homoseksuelen?

Antwoord

De parade is niet verboden: van een belediging van homoseksuelen is hier derhalve geen sprake.

Vraag 6

Bent u bereid uw teleurstelling over de handelswijze van het Vaticaan aan de Vaticaanse autoriteiten kenbaar te maken? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Neen; ook de Heilige Stoel heeft het recht op vrije meningsuiting. Zolang niet tot haat wordt opgeroepen, zie ik geen aanleiding de autoriteiten op deze kwestie aan te spreken.

Overigens zij hierbij opgemerkt dat in de contacten van onze vertegenwoordiging bij de Heilige Stoel met bisschoppen en andere vertegenwoordigers van het Vaticaan een openhartige discussie over het onderwerp homoseksualiteit gevoerd wordt. Nederland onderstreept hierbij dat het grote waarde hecht aan de bestrijding van discriminatie en intolerantie ten aanzien van homoseksuelen.

Vraag 7

Bent u voorts bereid het Nederlandse standpunt in dezen onder de aandacht te brengen van de Israëlische autoriteiten en van het Vaticaan? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Neen, ik zie hiertoe geen aanleiding. Het Nederlandse standpunt terzake is immers genoegzaam bekend.

1) Haaretz, 'Police on highest alert level ahead of J'lem gay pride rally', 1 0 november; Jerusalem Post, 'Vatican steps into row over J'lem Gay Pride Parade', 10 november 2006