Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van het lid Karimi over de Israëlische beschieting van een woonwijk in de Gazastrook

30-11-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karimi over de Israëlische beschieting van een woonwijk in de Gazastrook. Deze vragen werden ingezonden op 14 november 2006 met kenmerk 2060702880.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Karimi (GroenLinks) over de Israëlische beschieting van een woonwijk in de Gazastrook.

Vraag 1

Heeft de Nederlandse regering een veroordeling uitgesproken over de artilleriebeschieting van een woonwijk van Beit Hanoun in de Gazastrook door het Israëlische leger, waarbij achttien Palestijnse burgers, onder wie veel vrouwen en kinderen, zijn omgekomen? 1) Zo ja, in welke woorden en langs welke weg? Zo neen, waarom niet?

Vraag 2

Is de Nederlandse regering bereid om deze beschieting in duidelijke bewoordingen te veroordelen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Namens de Europese Unie heeft zowel het Finse voorzitterschap als Hoge Vertegenwoordiger Solana zich krachtig uitgelaten over de Israëlische militaire actie in Beit Hanoun. Voor de inhoud van deze verklaringen verwijs ik kortheidshalve naar de bijlagen bij deze brief. Voorts heeft de Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen op 13 november 2006 aandacht besteed aan de gebeurtenissen in Beit Hanoun. In de conclusies van deze bijeenkomst wordt de Israëlische actie, onder erkenning van Israëls recht op zelfverdediging, onder meer 'onaanvaardbaar' genoemd. De conclusies van de Raad van 13 november jl. zijn eveneens als bijlage bij deze brief gevoegd.

Vraag 3

Bent u bereid om in EU verband te pleiten voor het opschorten van de associatie overeenkomst met Israël? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

In de pogingen van de Europese Unie een oplossing van het conflict in het Midden-Oosten naderbij te brengen, staat de politieke dialoog met betrokken partijen centraal. Maatregelen tegen één van de betrokken partijen, zoals gesuggereerd in bovenstaande vraag, zouden de constructieve rol van Nederland en de EU in het proces kunnen ondermijnen en zijn daarom niet wenselijk.

Vraag 4

Bent u bereid om in EU verband te pleiten voor het instellen van een verbod op de doorvoer van wapens over EU grondgebied naar Israël? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Nee. Het is weinig zinvol te spreken over een embargo op de doorvoer van wapens over EU grondgebied naar een bestemming als er geen sprake is van een Europees embargo op de uitvoer van wapens naar deze bestemming.

Vraag 5

Wanneer is volgens u wel het moment aangebroken dat de EU actie moet ondernemen tegen de schending van de mensenrechten door Israël?

Antwoord

In het kader van de bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en Israël worden mensenrechtenkwesties, mede op aandringen van Nederland, voortdurend op kritische wijze aan de orde gesteld. Dit is laatstelijk nog gebeurd tijdens de bijeenkomst op 9 november jl. van het subcomité voor de politieke dialoog op basis van het ENP Actieplan dat de Europese Unie met Israël is overeengekomen.

1) de Volkskrant, 9 november 2006