Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van het lid Koenders over het gebruik van witte fosfor en de Mark 77 door Amerikaanse troepen bij de slag om Fallujah in Irak, najaar 2004

30-11-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Koenders over het gebruik van witte fosfor en de Mark 77 door Amerikaanse troepen bij de slag om Fallujah, najaar 2004. Deze vragen werden ingezonden op 9 november 2006 met kenmerk 2060702790.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Koenders (PvdA) over het gebruik van witte fosfor en de Mark 77 door Amerikaanse troepen bij de slag om Fallujah in Irak, najaar 2004

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden van 25 november 2005 op vragen van het lid Van Bommel (SP) over mogelijk gebruik van chemische wapens in de slag om Fallujah in Irak, najaar 2004? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Wat zijn de resultaten van het onderzoek van de Irakese mensenrechtencommissie, die in november 2005 ter plekke een onderzoek heeft ingesteld, welke u eerst wilde afwachten alvorens een oordeel uit te spreken?

Vraag 3

In hoeverre is hier sprake geweest van overtredingen van het "internationaal gewoonterecht", in het bijzonder ten aanzien van:

a.het proportionaliteitsbeginsel;

b.de regel dat de burgerbevolking geen doel van de aanval mag zijn; en

c.de regel dat aanvallen die geen onderscheidend vermogen hebben verboden zijn?

Vraag 4

Tot welk oordeel en nadere acties hebben deze onderzoeksresultaten u alsnog aanleiding gegeven?

Antwoord

De Nederlandse ambassade in Bagdad heeft herhaaldelijk contact gezocht met het Iraakse Ministerie van Mensenrechten teneinde de resultaten te vernemen van het aangekondigde onderzoek van de mensenrechtencommissie. Deze pogingen hebben geen enkel resultaat opgeleverd. Het is, gezien het gebrekkige functioneren van de Iraakse overheid en de slechte veiligheidssituatie twijfelachtig of op afzienbare termijn de gezochte informatie beschikbaar zal zijn. Dit is vanuit Nederlandse oogpunt onbevredigend, omdat het onderzoek inzicht zou moeten verschaffen in de door u opgeworpen vragen. Mocht de gevraagde informatie alsnog van de Iraakse autoriteit verkregen kunnen worden, dan zal uw Kamer uiteraard worden geinformeerd.

1. Zie Aanhangsel Handelingen nr. 453, vergaderjaar 2005-2006