De Nederlandse Bank
Locatie leeg Symposium Europa, integratie versus identiteit, Amsterdam
Spreker leeg Dr. A.H.E.M. Wellink
Woord vooraf.
Er wordt wel eens cynisch gedaan over Europa. Het zou een
versplinterd, stagnerend continent zijn, dat niet tot besluitvorming
kan komen. De werkelijkheid is anders. Ons werelddeel is van een
verscheidenheid en rijkdom, gezamenlijke historie en
gemeenschappelijke achtergrond die nergens op de wereld wordt
teruggevonden. Europa probeert thans dit unieke karakter te behouden
en zich tegelijkertijd gereed te maken voor de wereld van morgen. Dat
is een wereld van snelle veranderingen, waar schaalgrootte en
vergaande samenwerking van grote betekenis zijn. Diepingrijpende
staatkundige vernieuwingsprocessen verlopen echter niet zonder
fricties en vertragingen, denk aan de ontwikkelingen in het 19^e
eeuwse Nederland, maar zij mogen het zicht op lange
termijnontwikkelingen en wenselijkheden niet wegnemen.
Over dit Europa spreken wij vanmiddag, in goed gezelschap en in een
toepasselijke omgeving, Felix Meritis. Dit huis afficheert zich als
Europees centrum voor kunst en wetenschappen en organiseerde
bijvoorbeeld de eerste Nederlandse uitvoering van Beethovens Ode aan
de Vreugde, de hymne van Europa. Sinds de start van de Economische en
Monetaire zijn de werkzaamheden van de Nederlandsche Bank nog verder
vervlochten met die van Europa. DNB is onderdeel geworden van een
soort Europese multinational, het Europees Stelsel van Centrale
Banken. Het vertrouwen in Europa is van groot belang voor de nog
relatief jonge Europese Centrale Bank en de Europese munt, en daarmee
dus ook voor DNB. Een munt heeft immers draagvlak nodig. Om die reden
hebben we een onderzoek gedaan naar de steun voor Europa. Daaruit
bleek onder meer dat er brede steun is voor Europa, maar wel met
belangrijke kanttekeningen. Ook vroegen wij ons af of Europese
integratie mogelijk is met behoud van nationale identiteit. Ik zal
onze conclusies toelichten aan de hand van de uitkomsten van ons
onderzoek.
Er blijkt duidelijke steun voor Europa
Tweederde van de Nederlanders vindt het een goede zaak dat Nederland
lid is van de EU. Bijna iedereen verwacht dat de EU over 100 jaar nog
bestaat . Slechts een fractie hoopt het tegendeel . De
Nederlandse motivatie en inspiratie voor Europese samenwerking
manifesteren zich het duidelijkst op economisch en monetair terrein.
Europa moet zich in de eerste plaats bezighouden met economische
samenwerking . Misdaad- en terrorismebestrijding is een goede
tweede . Het vertrouwen in de euro neemt in algemene zin toe
maar blijft nog achter bij het vertrouwen dat we stelden in de gulden.
Niet zo verwonderlijk, als men zich realiseert dat we honderden jaren
aan de gulden gewend waren. Positief geformuleerd; het is eigenlijk
een wonder dat de euro na een zon korte periode al zoveel vertrouwen
geniet.
Er zijn ook veel negatieve geluiden te beluisteren
Nederlanders associëren Europa, ná economische samenwerking, vooral
met geldverspilling en bureaucratie. Daar kan men een nuttige les uit
trekken. Waar in de hele EU het aantal voorstanders van verdere
uitbreiding het aantal tegenstanders net overstijgt , is
Nederland in meerderheid tegen . De voorstanders vinden dat je
alleen in groter verband economische, politieke- en
veiligheidskwesties effectief kunt aanpakken en dat alleen een
zo groot mogelijk Europa meetelt in de wereld . De tegenstanders
vinden dat het Europa hiertoe ontbreekt aan effectief bestuur en
efficiënte besluitvorming. Daarnaast vreest men dat te veel economisch
zwakke staten worden toegelaten. Ruim de helft van de Nederlanders is
tegen toetreding van Turkije . Zij wantrouwen in
de eerste plaats het niet optimaal functioneren van de Turkse
democratie . José Manuel Barroso waarschuwde echter terecht dat
we nieuwe landen niet op voorhand voor altijd de deur moeten wijzen.
Bij Turkije moeten wij ons bijvoorbeeld bedenken dat de geopolitieke
stabiliteit erbij gebaat is als dit land aansluiting zoekt bij het
Westen. Dit argument sluit aan bij de overweging dat Europa kan
bijdragen aan vrede en veiligheid. Als seculiere staat heeft Turkije
verder een voorbeeldfunctie richting de Islamitische wereld. Bovendien
typeert de Turkse economie zich door haar grote dynamiek en jonge
bevolking. Dit zijn aspecten die Europa te stade kunnen komen.
De uitdagingen waarvoor wij ons tegenwoordig zien gesteld, zijn niet
meer dezelfde als vroeger.
Slechts zeer weinigen associëren Europa met de relatieve rust
die we genieten na eeuwen van bloedige strijd om de hegemonie van het
continent. Men vergeet wellicht dat in de eerste vijf decennia van de
twintigste eeuw tientallen miljoenen mensen door conflicten tussen
nationale staten zijn omgekomen. Bij de oprichting van Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal in 1951 waren veiligheid en
wederopbouw dan ook de belangrijkste onderwerpen. Deze meer intern
gerichte Europese problematiek is inmiddels deels vervangen door
externe, mondiale uitdagingen. Vergeet daarbij echter niet dat de
onrust en oorlog in het Midden-Oosten als het ware om de hoek liggen.
De globalisering doet de vertrouwde, in essentie 19^e eeuwse,
natiestaat, in haar voegen kraken.
Het is niet meer zo dat de geografische, historische en taalkundige
grenzen grotendeels samenvallen met de economische en politieke
grenzen. We zullen merken dat onderwerpen die daarvoor in aanmerking
komen, in toenemende mate beslist worden in een infrastructuur die de
traditionele nationale structuren overschrijdt. Die infrastructuur
moet uiteraard een democratische zijn. Beslissen op een hoger niveau
heeft voordelen voor Nederland. Zo kunnen wij beter profiteren van de
toegenomen wereldhandel wanneer we ons als onderdeel van Europa
opstellen in international handelsoverleg. Wij kunnen ons beter
wapenen tegen internationaal terrorisme als we onze
opsporingsinspanningen bundelen. Ik noem ten slotte ons milieu, dat
erbij is gebaat als we mondiaal afspraken maken over uitstoot van
broeikasgassen. Maar effectieve wereldwijde afspraken zijn beter te
maken door een samenwerkend Europa, dan als klein Nederland.
Door de internationalisering raken wij echter ons houvast kwijt aan
wat we kennen. Nederlanders noemen hierbij als voorbeeld het
verdwijnen van de gulden en van vertrouwde Hollandse bedrijven
als Hoogovens en KLM . Verder vrezen velen voor hun baan door de
openstelling van onze grenzen voor werknemers uit de nieuwe lidstaten.
Dit verlies aan houvast en verlies aan mogelijkheden het lot in eigen
handen te nemen, kan de bestaanszekerheid aantasten en een gevoel van
identiteitsverlies geven.
Tegen de achtergrond van dit gevoel van identiteitsverlies verbaast
het niet dat het grootste deel van de bevolking zich in de eerste
plaats Nederlander voelt en met het eigen land of regio verbonden
. Europa scoort hier bijzonder mager . De trots op de eigen
natie neemt de laatste jaren verder toe, misschien een natiuurlijke
reactie in een globaliserende wereld. Deze ontwikkelingen lijken op
het eerste gezicht niet dienstig aan meer internationale samenwerking.
Toch dáált interessant genoeg tegelijkertijd het percentage
Nederlanders dat meent dat verdere overdracht van bevoegdheden aan
Brussel afbreuk doet aan de nationale identiteit .
Ik leid hier uit af dat de globalisering de Nederlanders doet zoeken
naar een nieuwe balans waar het de eigen identiteit betreft. Bij deze
identiteit denkt de Nederlander in de eerste plaats aan zijn taal en
gewoonten . Daarnaast speelt onze open en vooruitstrevende
samenleving een grote rol , net als ons koningshuis en volkslied.
Het overgrote deel van de Nederlanders is echter niet bevreesd dat dit
soort identiteitsbepalende elementen zal verdwijnen door het Europese
eenwordingsproces . Een sterker bewustzijn van de nationale
identiteit hoeft dan ook niet in de weg te staan aan verdergaande
Europese integratie.
Dit sterkt mij in mijn vertrouwen dat het nee tegen de Grondwet op 1
juni vorig jaar geen principiële afwijzing was van Europa.
Ik interpreteer het als een even rustig-aan signaal dat het onbehagen
tot uitdrukking brengt over de wijze waarop met Europa is
omgesprongen, bijvoorbeeld door ondoorzichtige besluitvorming. Dit
onbehagen is verder gevoed door gebrek aan kennis omtrent Europa.
Willy Brandt zei terecht dat de geschiedenis van de EU de geschiedenis
is van haar crises. We moeten ons dan ook niet laten ontmoedigen door
de huidige onrust, maar deze duiden in het licht van de transitie van
de vertrouwde natiestaat naar een meer internationale structuur, zoals
ik die zojuist schetste.
Ik denk niet dat iemand kan voorspellen hoe Europa er over enkele
generaties uit zal zien. Wel kan iets meer worden gezegd over de
richting van het Europese integratieproces. Ik noem vijf aspecten die
essentieel zijn voor een soepele transitie: (i) effectievere
besluitvorming; (ii) democratische legitimiteit; (iii) behoud van het
open karakter van Europa; (iv) pragmatische keuze van prioriteiten; en
(v) consistente uitvoering van beleid.
De besluitvorming van de EU is niet geschreven voor een Unie met
straks 27 lidstaten. Door inperking van het vetorecht en kleine
aanpassingen in de stemgewichten van de lidstaten, kan de
besluitvaardigheid echter fors toenemen. We moeten niet aarzelen
daartoe te rade te gaan bij de inhoud van de Europese Grondwet die in
deze nuttige aanknopingspunten biedt. Betere besluit-vaardigheid is
nodig voor het dagelijkse bestuur van Europa, maar ook om tijdig en
adequaat prioriteiten te kunnen bijstellen als de actualiteit daartoe
noopt. Verbetering van de besluitvorming komt tegemoet aan één van de
hoofdbezwaren van de tegenstanders van verdere uitbreiding.
Waar zaken op Europees niveau aangepakt worden, moet de democratische
legitimiteit op Europees niveau gewaarborgd zijn. In de 19^e eeuw was
de democratische legitimering op nationaal niveau nog een groot
probleem. Niet iedereen mocht stemmen en lange tijd was de positie van
het parlement zwak. Dat laatste geldt vandaag de dag voor Europa, maar
daar kunnen we iets aan doen. Zo dient het rechtstreeks door de burger
gekozen Europees Parlement (EP) voldoende bevoegdheden te krijgen.
Onder de Grondwet zou het EP standaard meebeslissen over wetgeving en
meer controle krijgen over de budgetten. In het kader van checks and
balances kregen nationale parlementen de mogelijkheid Brussel terug te
fluiten als een wetsvoorstel niet strookt met het
subsidiariteitsbeginsel. Dit kan eraan bijdragen dat de Brusselse
besluitvorming de juiste aandacht krijgt in het Nederlandse politieke
proces.
Ook de burger moet beter bij Europa worden betrokken. Ik doel daarmee
niet zozeer op cosmetische ingrepen als het burgerinitiatief uit de
Grondwet waar met men met een miljoen (elektronische) handtekeningen
nieuwe wetten kan agenderen. Belangrijker is dat tijdig en transparant
wordt gecommuniceerd over Europa. Uit ons onderzoek bleek al dat de
slechtst geïnformeerden de meeste vrees hadden voor Europa. In dit
opzicht is de geringe aandacht voor Europa in de recente
verkiezingsprogrammas dan ook extra opvallend en teleurstellend.
Het succes van Europa ligt mede in haar open karakter. Zo is het
democratisch fundament van Europa verstevigd, toen door de uitbreiding
van 2004 een einde kwam aan de historische deling van het Europese
continent in Oost en West. Economische integratie creëerde daarnaast
voor de voormalige Oostblokstaten de voorwaarden voor een inhaalslag
ten opzicht van de rijkere lidstaten. Ook Nederland profiteert van de
toegenomen veiligheid en welvaart in haar omgeving. Er is dan ook alle
reden positief te staan tegenover volgende uitbreidingen, mits we
daarbij vasthouden aan de politieke Kopenhagen criteria en de
economische voorwaarden uit het Verdrag van Maastricht.
We moeten op een pragmatische wijze de Europese prioriteiten bepalen
door te kijken of we op de voor ons belangrijke terreinen, gezamenlijk
sterker staan ten opzichte van de wereld. Hierbij kijken we of het
beleid van het ene land veel invloed heeft op de landen eromheen. In
dat geval kan het zinnig zijn maatregelen te treffen voor meerdere
landen tegelijk. Denk hierbij aan het milieu. Verder kunnen ook
schaalvoordelen bepalend zijn. Zo wordt momenteel gewerkt aan Europese
standaarden voor betaalproducten, wat tot flinke besparingen kan
leiden. Bij het bepalen van prioriteiten, zullen we merken dat de
preferenties van de lidstaten uiteen kunnen lopen. Deze preferenties
hebben namelijk vaak een korte termijn horizon: politieke belangen die
niet verder reiken dan de volgende verkiezingen en economische
invalshoeken die slechts de werkgelegenheid op korte termijn
beschermen. Dit laatste speelde bij de dienstenrichtlijn, waar
significante economische voordelen uiteindelijk tot harmonisatie
leidden. Een Europese aanpak ligt juist minder voor de hand bij
onderwijs. Hier zijn de voorkeuren sterk cultureel bepaald en divers,
wat hier een positieve kracht kan zijn. De potentiële schaalvoordelen
zijn hier kleiner, al is die op sommige terreinen wel degelijk
aanwezig, bijvoorbeeld bij de oprichting van Europese
topuniversiteiten.
Ten slotte moet eenmaal vastgesteld Europees beleid consequent worden
uitgevoerd. Daarbij kan een voorbeeld worden genomen aan de
consistente wijze waarop de ECB de prijsstabiliteit bewaakt, en het
daaruit voortvloeiende relatief grote vertrouwen in deze instelling.
Schendingen van het Stabiliteitspact en de wijze waarop daarmee is
omsprongen, hebben een averechts effect.
Conclusie
Aansluiting bij Europa in de jaren vijftig was een zaak van
welbegrepen eigenbelang. Dit heeft geleid tot bestendige vrede en
stijging van onze welvaart door economische integratie. Wij hebben
Europa nodig om deze inmiddels zo vanzelfsprekende verworvenheden te
behouden in een snel veranderende wereld. Hoewel de uitdagingen van
een ander karakter zijn dan 50 jaar terug, zal dit welbegrepen
eigenbelang ook nu leiden tot verdere Europese samenwerking.
Onderwerpen zullen in daarom toenemende mate worden beslist in een
staatkundige structuur die de vertrouwde nationale structuren
overschrijdt. Ten behoeve van een soepele transitie naar deze meer
internationale structuur moeten we de besluitvaardigheid van Europa
verbeteren en haar democratische legitimiteit versterken. Verdere
uitbreidingen moeten we daarbij niet op voorhand afwijzen. Hoewel de
Nederlander de toekomst van zijn land in Europa ziet, doet het
loslaten van de vertrouwde natiestaat hem vrezen voor verlies aan
identiteit. Dat is niet terecht. Als we op pragmatische en functionele
wijze kiezen voor een nationale of Europese aanpak, is het mogelijk
tegelijkertijd Europeaan, Nederlander . . . . en Achterhoeker te zijn.