Gerechtelijke organisatie

Verplichting KPN om vaste telefoonaansluitingen aan concurrenten te verhuren blijft in stand

Den Haag, 30 november 2006 - Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft vandaag uitspraak gedaan op de beroepen van Koninklijke KPN N.V. en KPN Telecom B.V. (KPN), Pretium Telecom B.V. (Pretium), Tele2 Netherlands B.V. (Tele2) en de leden van de Associatie van Competitieve Telecomoperators (ACT) tegen het besluit van 21 december 2005 van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) over de wholesalemarkt voor toegang tot het vaste openbare telefoonnetwerk.

Het CBb heeft de grief van KPN over de afbakening van de wholesalemarkt voor laagcapacitaire vaste telefoonaansluitingen - dat zijn aansluitingen waarover hoogstens twee telefoongesprekken tegelijk kunnen worden gevoerd - en de grieven van KPN over OPTA's analyse van de situatie op deze markt verworpen. De conclusie van OPTA dat KPN op deze markt beschikt over aanmerkelijke marktmacht (hierna: AMM, zie voor een nadere toelichting onder achtergronden) is daarmee in stand gebleven. Hetzelfde geldt voor de belangrijkste verplichtingen die OPTA bij het bestreden besluit aan KPN heeft opgelegd, waaronder met name de verplichting om vaste telefoonaansluitingen op verzoek van concurrenten aan hen te verhuren, zodat deze concurrenten de desbetreffende aansluitingen zelf aan consumenten kunnen aanbieden.

Enkele grieven van KPN zijn naar het oordeel van het CBb terecht voorgedragen. Het CBb heeft het beroep van KPN daarom gegrond verklaard en - uitsluitend - de betreffende onderdelen van het bestreden besluit vernietigd. Het betreft onder meer de verplichting tot openbaarmaking van de financiële rapportages die KPN in het kader van de verplichting tot het voeren van een gescheiden boekhouding aan OPTA moet verstrekken en de bepalingen die inhouden dat OPTA KPN instructies kan geven over de toepassing van een aantal algemene regels met betrekking tot financiële verantwoording uit annexen van het bestreden besluit.

Het CBb heeft de beroepen van ACT, Pretium en Tele2 ongegrond verklaard. Deze partijen hadden aangevoerd dat OPTA KPN in een aantal opzichten meer of verdergaande verplichtingen had moeten opleggen.

Achtergronden

Op grond van de Kaderrichtlijn (Richtlijn 2002/21/EG) en hoofdstuk 6A van de Telecommunicatiewet moet OPTA markten in de telecommunicatiesector aanwijzen en onderzoeken. Als blijkt dat een onderneming op een markt beschikt over aanmerkelijke marktmacht (AMM), wat wil zeggen dat deze onderneming zich op de betreffende markt in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, afnemers en consumenten kan gedragen, kan OPTA deze onderneming verplichtingen opleggen om mededingingsproblemen te voorkomen.

In bovengenoemd besluit van 21 december 2005 stelt OPTA zich op het standpunt dat KPN beschikt over AMM op de wholesalemarkt voor laagcapacitaire aansluitingen en heeft OPTA KPN op deze markt verplichtingen opgelegd. Een van deze verplichtingen is - als gezegd - dat KPN vaste telefoonaansluitingen op verzoek van een concurrent aan deze concurrent moet verhuren, zodat deze concurrent de aansluiting zelf aan de consument kan leveren. (Deze verplichting neemt uiteraard niet weg dat consumenten zelf mogen bepalen of zij een vaste telefoonaansluiting afnemen en, zo ja, bij wie.)

Eerder dit jaar heeft KPN de voorzieningenrechter van het CBb verzocht het besluit van OPTA te schorsen. Dit verzoek is op 10 februari 2006 afgewezen (LJN AV1487).

LJ Nummer

AZ3361

Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven Datum actualiteit: 30 november 2006 Naar boven