Openbaar Ministerie

Achtergrondinformatie 'Afghanenzaak'

30 november 2006

Aantal verdachten
Het gaat om 2 verdachten.

Verdenking
Twee Afghaanse generaals, voormalige leden van de militaire inlichtingendienst (Khad), worden verdacht van de internationale misdrijven foltering/marteling dan wel het opzettelijk toelaten ervan, gepleegd in Afghanistan ten tijde van de burgeroorlog in de periode 1979 â 1992.

Chronologisch tijdsoverzicht
De twee verdachten vragen in de jaren negentig asiel aan in Nederland. Op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag wordt hen door de IND een verblijfsstatus geweigerd. Er zouden ernstige redenen zijn te veronderstellen dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmidrijven tijdens de Afghaanse burgeroorlog in de periode 1979 â 1992. De IND draagt de zgn. 1F-dossiers over aan het OM die (mede) op basis van deze informatie in 2003 tegen de twee Afghanen een strafvervolging instelt.

Uitspraak eerste aanleg
De rechtbank veroordeelt beide Afghanen op 14 oktober 2005 tot respectievelijk 12 en 9 jaar gevangenisstraf terzake het medeplegen van die internationale misdrijven.

Hoger beroep
Beide verdachten stellen hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank.

De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep start op 4 december 2006 om 09.30 uur.

Waarom worden deze zaken in Den Haag behandeld? Op grond van art. 15 Wet Internationale Misdrijven dat zegt âVan de misdrijven omschreven in deze wet neemt de rechtbank te 's-Gravenhage kennisâ. Hieronder vallen ook internationale misdrijven die in andere landen zijn/worden gepleegd mits de verdachte(n) zich in Nederland ophoud(t)en. In het geval er hoger beroep wordt ingesteld in deze zaken, worden deze behandeld door het gerechtshof in Den Haag.

Andere zaken
Het beleid van het OM is er op gericht een ieder die wordt verdacht van internationale misdrijven, zodra deze voet op Nederlandse bodem zet, te vervolgen.

De strafvervolging in de zaken tegen de twee Afghanen is de derde zaak waarin een niet-Nederlander wordt veroordeeld voor internationale misdrijven begaan in het buitenland. Alle drie zaken komen voort uit de overdracht van 1F-dossiers door de IND aan het OM in een asielprocedure. Op dit moment zijn er nog twee soortgelijke zaken in eerste aanleg aanhangig, één zaak tegen een Afghaan en één tegen een Rwandees.

Na de uitspraak door de rechtbank in de Afghaanse zaken, zijn er ook twee andere personen door het OM vervolgd, te weten twee Nederlandse zakenmannen, die door handel te drijven met misdadige regimes zich bloot hebben gesteld aan strafvervolging voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven en genocide. Eén zakenman werd veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven en een andere tot 8 jaar wegens wapenhandel. Ook in deze zaken is hoger beroep ingesteld. Deze zaken zullen in de loop van 2007 door het gerechtshof in Den Haag inhoudelijk worden behandeld.