IP/06/1647
Brussel, 29 november 2006
Concurrentie: Commissie legt producenten en handelaars synthetisch rubber
519 miljoen euro boete op voor prijskartel
De Europese Commissie heeft in totaal voor 519 miljoen euro boeten opgelegd
aan vijf concerns voor hun deelname aan een kartel met het oog op het
vaststellen van prijzen en het verdelen van klanten voor bepaalde types
synthetisch rubber (butadieenrubber - BR - en
emulsie-styreen-butadieenrubber - ESBR), wat in strijd is met het verbod van
het EG-Verdrag op concurrentiebeperkende afspraken (artikel 81).
Ondernemingen die deel uitmaken van de concerns Eni, Bayer, Shell, Dow,
Unipetrol en Trade-Stomil hebben minstens tussen 1996 en 2002 een kartel
gevormd. De synthetische rubbers BR en ESBR worden op grote schaal gebruikt
voor de productie van zowel banden als andere consumptiegoederen. De
geldboeten voor ENI, Shell en Bayer werden verhoogd omdat deze bedrijven
vroeger al schuldig werden bevonden aan deelname aan kartels (hoewel Bayer
dankzij de volledige immuniteit zijn boete niet moet betalen aangezien dit
bedrijf als eerste de Commissie van het bestaan van dit kartel op de hoogte
heeft gebracht). De totale geldboete is de op één na hoogste die de
Commissie ooit in een kartelzaak heeft opgelegd en brengt het totaal aan
kartelboeten voor dit jaar op xx miljard euro - een nieuw jaarrecord voor de
Commissie.
Europees Commissaris voor concurrentie Neelie Kroes verklaarde:
"Kartels treffen het hart van een gezonde economische activiteit. Zij
ondergraven de concurrentie, doen de prijzen stijgen voor de consument
en verminderen de diversiteit, kwaliteit en innovatie van Europese
bedrijven. De Commissie heeft in deze zaak hoge geldboetes opgelegd,
maar als bedrijven blijven deelnemen aan kartelactiviteiten, zullen
hun in de toekomst nog hogere boetes te wachten staan."
Zowel butadieenrubber (BR) als emulsie-styreen-butadieenrubber (ESBR)
worden hoofdzakelijk gebruikt voor de productie van banden. De
belangrijkste afnemers van BR en ESBR zijn de grootste
bandenproducenten (zoals Michelin, Pirelli en Goodyear). Andere
afnemers van BR en ESBR zijn producenten van verschillende soorten
consumptiegoederen zoals schoenzolen, vloerbedekking en golfballen.
ESBR wordt geproduceerd of verhandeld door alle ondernemingen waartoe
de beschikking is gericht; BR wordt enkel door Eni, Bayer, Shell en
Dow geproduceerd.
Het onderzoek kwam er nadat Bayer in december 2002 en januari 2003
clementieverzoeken indiende op grond van de clementieregeling van
2002. In maart 2003 heeft de Commissie een onaangekondigde inspectie
uitgevoerd bij Dow, dat vervolgens ook om clementie heeft verzocht.
Bayer heeft een volledige immuniteit tegen geldboetes gekregen in het
kader van de clementieregeling van de Commissie aangezien het als
eerste met informatie over het kartel naar de Commissie is gestapt.
Bewijsmateriaal
De kartelbeschikking is gebaseerd op talrijke documenten,
ondernemingsverklaringen en interviews met getuigen die de
clementieverzoekers ter beschikking stelden, aangevuld met documenten
die werden aangetroffen tijdens de inspectie die de Commissie bij de
ondernemingen uitvoerde. De kartelovereenkomsten werden gesloten voor
of na de officiële vergaderingen inzake BR en ESBR van de European
Synthetic Rubber Association (ESRA). De kartelvergaderingen vonden
plaats in verschillende steden (o.a. in Milaan, Wenen, Amsterdam,
Praag en Londen). Tijdens deze vergaderingen maakten de deelnemers
prijsafspraken en wisselden ze informatie uit over de belangrijkste
afnemers en de hoeveelheden synthetisch rubber die aan hen werden
geleverd.
De verklaringen van Bayer werden grotendeels bevestigd door de
verklaringen van Dow. In een later stadium heeft ook Shell toegegeven
aan het kartel te hebben deelgenomen.
Geldboeten
Deze praktijken zijn een zeer zware inbreuk op de regels van het
EG-Verdrag. Bij het bepalen van het bedrag van de geldboeten hield de
Commissie rekening met de omvang van de EER-markt voor het betrokken
product, de levensduur van het kartel en de grootte van de betrokken
ondernemingen. De Commissie verhoogde de geldboeten voor Eni, Shell en
Bayer met 50% aangezien zij herhaalde overtreders zijn - ze waren
vroeger al door de Commissie veroordeeld voor kartelvorming in de
polypropyleen-, PVC- en citroenzuursector (zie IP/86/191, IP/94/732 en
IP/01/1743).
Ondernemingen die belangrijke informatie over de inbreuk hebben
verstrekt, werden voor hun medewerking beloond in lijn met de
clementieregeling van de Commissie van 2002 (zie IP/02/247 en
MEMO/02/23). Zo kreeg Bayer (hoewel zelf een herhaalde overtreder)
volledige immuniteit en werden de geldboeten van Dow met 40%
verminderd. De toekenning van boetevermindering is niet alleen
afhankelijk van de waarde van de verschafte informatie, maar ook van
de vraag of deze in een vroeg stadium wordt verstrekt. Hoewel Shell
zijn deelname aan het kartel heeft toegegeven, komt het bedrijf niet
in aanmerking voor boetevermindering op grond van de clementieregeling
van 2002, aangezien zijn bijdrage aan het onderzoek van de Commissie
geen significante toegevoegde waarde heeft geleverd.
Schadeclaims
Iedereen (particulieren of ondernemingen) die van
concurrentiebeperkende praktijken zoals in deze zaak te lijden heeft,
kan voor de nationale rechter schadevergoeding eisen en daarbij de
gegevens van de bekendgemaakte beschikking aanvoeren als bewijs dat de
betrokken praktijken hebben plaatsgevonden en dat zij onwettig waren.
Zelfs indien de Commissie de betrokken ondernemingen geldboeten heeft
opgelegd, kunnen toch schadevergoedingen worden toegekend zonder dat
deze hoeven te worden verlaagd omdat de Commissie al een geldboete
heeft opgelegd. Over private handhaving is een groenboek gepubliceerd
(zie IP/05/1634 en MEMO/05/489).
Voor meer informatie over de strijd van de Commissie tegen kartels,
zie MEMO/06/451.
Overzicht van de in deze zaak door de Commissie oplegde geldboeten en
toegekende kortingen:
Naam en vestiging onderneming
Korting geldboete %
Korting geldboete*(miljoen euro)
Geldboete
(miljoen euro)
1.
Bayer, Germany
100
204 187 500
0
2.
Dow, USA
40
43 050 000
64 575 000
3.
Eni, Italy
0
0
272 250 000
4.
Shell, Netherlands
0
0
160 875 000
5.
Unipetrol, Czech Republic
0
0
17 550 000
6.
Trade-Stomil, Poland
0
0
3 800 000
TOTAL
247 237 500
519 050 000
(*) de desbetreffende rechtspersonen kunnen hoofdelijk aansprakelijk
worden gesteld voor het geheel of een deel van de opgelegde geldboete
European Union