SER wil krachtig energiebeleid gericht op duurzaamheid
- 29 november 2006
De SER is voor een krachtig energiebeleid, dat zich richt op een
betrouwbare, schone en betaalbare energievoorziening. De transitie
naar zon duurzame energievoorziening duurt vele decennia en vereist
een intensivering van het zogenoemde energietransitiebeleid. Zon
beleid moet in de tijd consistent zijn en vraagt grote investeringen
van overheid en bedrijfsleven. Via innovatie doen zich hierbij goede
kansen voor op nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. De transitie
naar een duurzame energievoorziening zal alleen slagen als alle
betrokken partijen een actieve bijdrage aan dit proces leveren.
Dat staat in een ontwerpadvies dat de SER zal vaststellen in zijn
openbare vergadering van vrijdag 15 december. Het is een reactie op
een adviesaanvraag van november 2005 namens het kabinet van toenmalig
minister Brinkhorst van Economische Zaken. Het ontwerpadvies doet geen
uitspraken over kernenergie. De SER heeft zich voorgenomen in een
apart vervolgtraject nader op dit onderwerp terug te komen.
Het in 2001 gestarte energietransitiebeleid heeft tot doel een
structurele verandering naar een duurzame energiehuishouding tot stand
te brengen. Sinds de start van het energietransitiebeleid zijn er zes
platforms publiek-private samenwerkingsverbanden opgericht rondom de
hoofdthemas voor de energietransitie: groene grondstoffen, duurzame
mobiliteit, ketenefficiency, nieuw gas, duurzame elektriciteit en
energie in de gebouwde omgeving. De platforms fungeren als aanjager en
makelaar van projecten binnen de themas. Zij beogen innovatieve kansen
te creëren voor Nederlandse bedrijven en instellingen en knelpunten te
identificeren in beleid en regelgeving.
Aanpak op meerdere fronten
De SER steunt de hoofdlijnen van het energietransitiebeleid. Om dit
beleid te laten slagen is commitment van alle betrokkenen een
noodzakelijke randvoorwaarde.
Zo kunnen ondernemers- en brancheorganisaties door voorlichting en
demonstratie het energiebewustzijn van mkb-bedrijven vergroten,
energiebesparing bevorderen en de toepassing van nieuwe schone
energietechnologieën stimuleren (best practices). Verder kunnen
dialoog en advies een breed draagvlak voor het energietransitiebeleid
creëren. De direct betrokkenen hebben ook de mogelijkheid door
afspraken (convenanten) processen binnen het energietransitiebeleid te
versnellen.
Daarnaast kunnen banken, pensioenfondsen en andere financiële
instellingen via leningverstrekking en via fondsvorming inspelen op de
omschakeling naar een duurzame energievoorziening.
Voor het draagvlak voor de energietransitie is het ook noodzakelijk
dat voldoende aandacht wordt besteed aan de sociale en
werkgelegenheidsaspecten. Betrokkenheid van werknemers is hierbij
nodig en kan in de vorm van sociale dialoog, informatie of consultatie
worden vergroot.
Niet in de laatste plaats heeft de overheid de opdracht het
energietransitiebeleid te verbeteren en verder uit te bouwen. Het
ontwerpadvies doet hiertoe een groot aantal specifieke aanbevelingen,
zowel gericht op de vormgeving van het beleid als op de concrete
beleidsinstrumenten.
Op basis van een langetermijnvisie en een consistent overheidsbeleid
(betrouwbare overheid) zal zowel de overheid als het bedrijfsleven
fors moeten investeren om het energietransitiebeleid succesvol te
laten zijn. Daarbij moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat hoge
energiekosten de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven
in gevaar brengen. Dat biedt het bedrijfsleven de beste startpositie
om te investeren in processen en producten die de transitie naar een
duurzame energiehuishouding kunnen bevorderen.
Investeringen moeten zich toespitsen op een versterkte inzet van R&D
en een versnelde toepassing van geavanceerde energietechnologieën en
systemen die zich richten op energiebesparing, op minder
milieubelastende vormen van energie en op hernieuwbare energiebronnen.
Door de toenemende energievraag zullen conventionele, fossiele
energiebronnen nog vele decennia de dominante energiebronnen blijven,
zodat ook volop in schoon fossiel zal moeten worden geïnvesteerd. In
dit licht vindt het ontwerpadvies dat de besparingsdoelstelling op
termijn tot 2 procent per jaar moet worden opgevoerd. Het realiseren
van dit streefcijfer is echter mede afhankelijk van de internationale
context, meer in het bijzonder van de emissieprijs van CO2.
Een krachtig proactief beleid moet er voor zorgen dat Nederland zich
kan ontwikkelen tot een zeer aantrekkelijke vestigingsplaats voor
toekomstgerichte energie-industriële activiteiten in Noordwest-Europa.
Dat biedt kansen op nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid, hier maar
ook elders. Voor innovatieve bedrijven is er een wereld te winnen nu
de vraag naar energie-efficiënte en schone energieproducten snel
groeit.
Om de continuïteit van het energietransitiebeleid te waarborgen, pleit
het ontwerpadvies ervoor langjarig overheidsmiddelen voor de
energietransitie te reserveren. De SER heeft in zijn recente advies
over het sociaal-economische beleid voor de middellange termijn
Welvaartsgroei door en voor iedereen aanbevolen jaarlijks een bedrag
van 4 miljard euro voor structuurversterkende kennisinvesteringen op
de rijksbegroting te reserveren; een deel hiervan oormerkt de raad
voor het energietransitiebeleid.
Internationale context
Het Nederlandse energietransitiebeleid is ingebed in een brede
internationale context die mede de nationale mogelijkheden bepaalt.
Het ontwerpadvies pleit er daarom voor het energietransitiebeleid
nadrukkelijk te betrekken bij de bepaling van de nationale
beleidsinzet bij onderhandelingen op mondiaal en EU-niveau. Omgekeerd
moeten ook de internationale ontwikkelingen doorklinken in het
nationale energietransitiebeleid.
Op mondiaal niveau gaat het vooral om het vervolg op de
Kyoto-afspraken. Het ontwerpadvies maakt zich hard voor mondiale
invoering van het instrument CO2-emissiehandel. Onder de juiste
randvoorwaarden kan dit instrument een belangrijke bijdrage aan het
klimaatbeleid leveren.
Op EU-niveau moet worden aangehaakt bij het gemeenschappelijke
Europese energiebeleid voor een duurzame energiehuishouding, dat de
Europese Commissie voorbereidt. Voor Nederland is vooral het tot stand
brengen van een geïntegreerde Noordwest-Europese energiemarkt
(Benelux, Frankrijk en Duitsland) van groot belang. In de context van
meer marktwerking is bijzondere aandacht gewenst voor de
groeiperspectieven van minder milieubelastende vormen van energie en
van hernieuwbare bronnen. Bij dit alles moet de overheid haar
systeemverantwoordelijkheid nemen en waarmaken door de publieke
belangen van een betrouwbare, schone, betaalbare en toegankelijke
energievoorziening te waarborgen.