College van Beroep voor het bedrijfsleven
Aanvraag arbeidsongeschiktheidsuitkering jonggehandicapte. Wonen in
het buitenland. Personele werkingssfeer EG-Verordening
Voor de toepassing van artikel 5, lid 1, aanhef en sub a en artikel
10, lid 2 van de Wajong dient het wonen in een andere lid-staat op
grond van artikel 10bis, lid 2, van Verordening 1408/71 te worden
gelijkgesteld met wonen in Nederland. Gelet op het feit dat ten tijde
van de aanvraag van betrokkene voor jonggehandicapten een nieuw
wettelijk regime gold ingevolge de Wajong, is de Raad van oordeel dat
de aanvraag in ieder geval als een aanvraag om uitkering krachtens de
Wajong aangemerkt had moeten worden. Dit betekent dat het bestreden
besluit een inadequate reactie is op de aanvraag van betrokkene, zodat
dit besluit reeds op deze grond niet in stand kan blijven. Voorts is
het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid nu het Uwv niet heeft
onderzocht of en vanaf welk tijdstip betrokkene onder de personele
werkingssfeer van EG-Verordening 1408/71 viel en of betrokkene aan
toepassing van die Verordening aanspraken op een Nederlandse
arbeidsongeschiktheidsuitkering kon ontlenen. De Raad onderschrijft
het oordeel dat betrokkene in ieder geval vanaf 1 mei 1999 als student
onder de Verordening viel. Nader onderzocht moet worden of hij
mogelijk reeds eerder in zijn hoedanigheid van gezinslid van een
migrerend werknemer onder de personele werkingssfeer van de
Verordening viel.
LJ Nummer
AZ1076
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 29 november 2006 Naar boven