Ministerie van Sociale Zaken
en WerkgelegenheidDirectie
Communicatie
29 november 2006
Nr. 06/184
Eerste Kamer akkoord met voorschot voor bijstandsaanvragers
Mensen die bij de gemeente bijstand aanvragen, krijgen met ingang van volgend jaar recht op een voorschot van minimaal 90 procent van de bijstandsuitkering. Het voorschot moet binnen vier weken na de aanvraag worden uitbetaald en wordt iedere vier weken herhaald totdat de uitkering ingaat. De Eerste Kamer is akkoord gegaan met dit voorstel van demissionair staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het voorschot voorkomt dat mensen die bijstand hebben aangevraagd een periode zonder inkomsten zitten.
Gemeenten hebben tijd nodig om vast te stellen of aanvragers recht hebben op een uitkering. In die periode is het voor deze kwetsbare groep belangrijk dat ze inkomsten hebben om hun eerste levensbehoeften, zoals voedsel, kleding en huisvesting te kunnen blijven betalen. Betalingsachterstanden kunnen bij hen snel leiden tot structurele financiële problemen. Tot nu toe mochten gemeenten zelf bepalen om al dan niet een voorschot te verstrekken tijdens de acht weken die de wet hen geeft om de aanvraag af te handelen.
Het voorschot is een renteloze lening. Zodra de gemeente heeft vastgesteld dat de aanvrager recht heeft op bijstand, stopt het verstrekken van voorschotten en gaat de bijstandsuitkering in met reguliere maandelijkse betalingen. Als blijkt dat de aanvrager geen recht heeft op bijstand, moet hij de voorschotten terugbetalen. Ook als achteraf blijkt dat het voorschot te hoog was, moet de bijstandsgerechtigde het teveel ontvangen bedrag terugbetalen.
De Eerste Kamer is ook akkoord gegaan met het voorstel van Van Hoof om gemeenten die samenwerken bij de uitvoering van de Wet werk en bijstand niet langer gezamenlijk te financieren. In plaats daarvan krijgen de gemeenten ieder een eigen bijstandsbudget. Daardoor worden de colleges en de gemeenteraden meer betrokken bij de uitvoering van de bijstand en kunnen ze daar beter invloed en controle op uitoefenen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid