Verbetering celtherapie kraakbeen dankzij nieuwe aanpak celkweek
Cellen uit kraakbeen die buiten het lichaam worden gekweekt voor een
reparatie, blijken, eenmaal geïmplanteerd, onvoldoende in staat om de
unieke eigenschappen van kraakbeen over te nemen. De celtherapie mag
dan succesvol zijn, maar het kunstmatig gekweekte kraakbeen presteert
slechter dan het echte. Volgens promovenda Jeanine Hendriks van de
Universiteit Twente is hieraan iets te doen: vlak voor de implantatie
mengt zij de gekweekte cellen met `losse' kraakbeencellen die nog niet
zijn uitgegroeid maar nog wel `weten' hoe ze een kraakbeenmatrix
moeten vormen. Dit blijkt een veelbelovende nieuwe benadering voor
celtherapie te zijn. Hendriks heeft haar onderzoek afgerond bij het
Biomedisch Technologisch Instituut van de UT.
Kraakbeen dankt zijn unieke eigenschappen aan een matrix van cellen.
De `proteoglycanen' in deze matrix zijn in staat water te binden: als
kraakbeen onder druk komt te staan wordt dit water eruit geperst, valt
de druk weer weg dan wordt het water weer opgenomen. Dit vergroot de
belastbaarheid en flexibiliteit van het weefsel. Bij de bestaande
celtherapie worden een aantal cellen van een kraakbeenbiopt een week
of drie gekweekt, en daarna onder een stuk botmembraan ingespoten, dat
over het kraakbeen defect wordt gehecht. Deze cellen kunnen dan
kraakbeenweefsel vormen.
Cell-to-Cell interactie
In de praktijk werkt dit, maar de cellen gaan niet de keurige matrix
vormen die kraakbeen zo uniek maakt, `ze weten niet hoe dat moet'.
Voor Hendriks was het aanleiding om te onderzoeken hoe ze hiertoe toch
gestimuleerd kunnen worden. Door een mix te maken van de gekweekte
cellen met primaire chrondocyten die nog niet zijn uitgegroeid, is het
proces te sturen, concludeert zij in haar proefschrift. Interactie
tussen de primaire en gekweekte cellen is daarbij cruciaal, heeft zij
ontdekt: het is niet louter het creëren van een gunstiger
groei-omgeving.
Tissue engineering in vivo
De klinische procedure is te verbeteren door de celmix te `zaaien' op
een drager, een zogenaamde scaffold. Dit lijkt op de techniek van
tissue engineering, waar het weefsel eerst buiten het lichaam groeit
op de drager. Die fase wil Hendriks overslaan, de scaffold met cellen
wordt direct geïmplanteerd. De tissue engineering vindt daarmee in
vivo plaats, in plaats van buiten het lichaam in het lab.
De nieuwe techniek is kansrijk: na haar promotie wil Jeanine Hendriks
de techniek rijp maken voor de kliniek, in haar eigen onderneming
CellCoTec.
Noot voor de pers
Jeanine Hendriks promoveerde op 24 november aan de faculteit
Technische Natuurwetenschappen van de Universiteit Twente. Haar
promotor was prof.dr. Clemens van Blitterswijk.
Het proefschrift is op aanvraag beschikbaar en zal binnenkort online
staan op de site van de Universiteitsbibliotheek http://doc.utwente.nl
Contactpersoon voor de pers: Wiebe van der Veen, tel (053) 4894244
Top
Laatst gewijzigd op 29-11-2006 09:34:31 door Webmaster
Universiteit Twente