De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk AM/AMI/06/95062
Doorkiesnummer Datum 28 november 2006
Onderwerp Werknemersverkeer Bulgarije en Roemenië
Wanneer Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 toetreden tot de Europese Unie, geldt voor
het werknemersverkeer met deze landen eenzelfde overgangsregiem als in 2004 voor de acht
nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa. Dit houdt in dat de eerste twee jaar er
communautair geen vrij verkeer van werknemers is, maar dat lidstaten op basis van een
individuele beslissing een liberaler regiem mogen invoeren. Na twee jaar treedt communautair
wel het vrij verkeer van werknemers in werking, maar kunnen individuele lidstaten beslissen
om gedurende maximaal drie jaar de overgangsmaatregel te handhaven. Na vijf jaar treedt de
derde fase van het overgangsregiem in werking en mogen individuele lidstaten de
overgangsmaatregel nog voor maximaal twee jaar voortzetten indien zij kunnen aantonen dat
de arbeidsmigratie uit Bulgarije en Roemenië de arbeidsmarkt ernstig dreigt te verstoren.
Uiterlijk op 1 januari 2014 zal in heel de EU een vrij verkeer van werknemers gelden.
Voor de omvang van de migratie vanuit beide landen naar Nederland, is van wezenlijk belang
of andere EU-lidstaten hun grenzen al dan niet openen. Ook verschillen in welvaart en
werkgelegenheid spelen een rol. De werkloosheid in Bulgarije en Roemenië wijkt niet sterk af
van het EU-gemiddelde, maar de welvaartsverschillen zijn daarentegen aanzienlijk. Het bruto
Nationaal Produkt van beide landen bedraagt per hoofd van de bevolking ongeveer 33% van
dat van de `oude' EU-15 lidstaten. Van deze `oude' lidstaten hebben alleen Finland en Zweden
aangegeven een volledig vrij verkeer te willen invoeren. De andere EU-15 lidstaten hanteren
een overgangsbeleid dat - afhankelijk van de nationale invulling ervan - een meer of minder
restrictief karakter heeft. Het is niet wenselijk dat Nederland een afwijkend beleid voert ten
opzichte van de omringende landen die voor handhaving van de overgangstermijn kiezen.
Het kabinet is daarom voornemens om voor Bulgarije en Roemenië evenals in 2004 voor de
acht nieuwe EU-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa het communautaire overgangsregiem
te volgen en de eerste twee jaar geen vrij verkeer van werknemers in te voeren. Tussen 2004
en 2006 is voor werkgevers in zogenoemde tekort-sectoren de mogelijkheid geboden van een
tijdelijke ontheffing van de individuele arbeidsmarkttoets ten behoeve van werknemers uit de
acht nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa. Mocht de situatie op de Nederlandse
arbeidsmarkt daartoe aanleiding geven, dan kan deze tijdelijke ontheffing die verschilt van
Ons kenmerk AM/AM/06/78469
het sectorale vrijstellingenbeleid vanaf 1 mei 2006 ook worden gegeven ten behoeve van
Bulgaarse en Roemeense werknemers. Evenals bij de uitbreiding van 2004 zal na één jaar een
evaluatie worden gehouden van de gevolgen van de toetreding van Bulgarije en Roemenië
voor de arbeidsmigratie. Dan zal ook de mogelijkheid van liberalisering van het beleid worden
beoordeeld.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid