Autochtone achterstandsleerling kiest voorzichtig
28 november 2006
Autochtone en allochtone achterstandsleerlingen met gelijke
capaciteiten doorlopen in het voortgezet onderwijs verschillende
trajecten. Allochtone leerlingen starten vaker op een hoger niveau dan
de Cito-eindtoets adviseert maar houden dat niet altijd vast.
Autochtone leerlingen kiezen vaker een lager onderwijsniveau of
belanden, na een start op havo of vwo, toch op het vmbo. Dat
concluderen de Nijmeegse sociologen Adrie Claassen en Lia Mulder. Zij
onderzochten voor NWO de onderwijsprestaties van een groot aantal
leerlingen in en na hun basisschoolperiode.
Het onderzoeksrapport van Claassen en Mulder betreft het vierde jaar
voortgezet onderwijs en de eindexamens van een representatieve groep
vmbo-leerlingen die op de middelbare school geen vertraging opliepen.
Van alle autochtone achterstandsleerlingen zit ruim 80 procent vier
jaar later op het vmbo, van de allochtone iets meer dan 70 procent.
Opmerkelijk zijn de percentages onder achterstandsleerlingen die
redelijk goed scoorden bij de Cito-eindtoets en een mavo/havo-advies
kregen. Bijna 70 procent van de autochtone zit na vier jaar op het
vmbo, bij allochtonen is dat maar 40 procent. De rest van die groep
zit op de havo of het vwo.
Opleidingsniveau ouders
Autochtone achterstandsleerlingen en hun vaak laag opgeleide ouders
hebben volgens de onderzoekers over het algemeen lage ambities. Daarin
worden ze bevestigd door het schooladvies na de Cito-toets. Deze
leerlingen komen daardoor meestal terecht op het vmbo, maar dat ronden
zij doorgaans zonder vertraging en met diploma af. Allochtone
achterstandsleerlingen nemen meer risico's door op een hoger
onderwijsniveau te kiezen. Dat resulteert echter vaak in onvoldoendes,
zittenblijven of zakken voor het eindexamen. Hun keuze hangt samen met
de heterogenere samenstelling van deze doelgroep. Een aantal heeft
ouders met een hogere opleiding en navenant hogere ambities voor hun
kinderen. Laagopgeleide allochtone ouders lijken bovendien soms weinig
realistische verwachtingen van hun kinderen te hebben, zeggen Claassen
en Mulder.
Zorgsector niet in trek
In de belangstelling voor sectoren en profielen signaleren de
onderzoekers eveneens duidelijke verschillen tussen de
doelgroepleerlingen. Meer dan de helft van de allochtonen kiest in het
vmbo voor de sector economie, handel en administratie. Dat geldt zowel
voor jongens als meisjes. Van de autochtone leerlingen kiest slechts
een kwart voor deze sector. Jongens kiezen meestal techniek, meisjes
zorg en welzijn. Die overeenkomst tussen voorkeur en geslacht is ook
te vinden bij allochtone leerlingen die hun toekomst niet in de
economie of handel zien. De onderzoekers vragen zich af of de geringe
belangstelling voor zorg geen problemen gaat opleveren bij de mogelijk
toenemende zorgvraag onder allochtone ouderen.
Claassen en Mulder zijn verbonden aan het Instituut voor Toegepaste
Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij
verrichten hun onderzoek in opdracht van de Programmacommisie
Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) van NWO.
..............................
Meer informatie bij:
* Dr. Adrie Claasen en dr. Lia Mulder (ITS, Radboud Universiteit)
* t: +31(0)24 3653565, a.claassen@its.ru.nl, l.mulder@its.ru.nl
* Het BOPO-rapport 'Na vier jaar voortgezet onderwijs' (Nijmegen,
augustus 2006) kost tien euro en is te bestellen bij het ITS,
t+31(0)24 365 3500.
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek