Radboud Universiteit Nijmegen


Promovenda pleit voor rookverbod in horeca

Omgeving doorslaggevend voor de volgende sigaret

De omgeving is doorslaggevend voor het al dan niet gaan roken van jongeren. Bekend is dat vrienden en leeftijdgenoten een belangrijke rol spelen, maar jongeren passen hun rookgedrag ook aan aan onbekenden waarmee ze in contact komen. In een café gaan jongeren meer roken als het gezellig is met die ander en als die ander veel rookt, zo blijkt uit onderzoek van de Nijmeegse promovenda Zeena Harakeh. Onderzoek onder 125 jongvolwassen rokers heeft aangetoond dat jongeren eerder geneigd waren om te roken wanneer ze de persoon met wie ze in gesprek waren aardig vonden, dan in een minder gezellige setting. De eerste sigaret wordt - of het nu gezellig is of niet - opgestoken vanwege de behoefte aan nicotine. De volgende en de daaropvolgende, dus of de jongere gaat doorroken, is afhankelijk van de sfeer en rookgedrag van de ander.

In Nederland zijn er nog steeds veel openbare plekken waar wel gerookt mag worden, bijvoorbeeld in café's of restaurants. Het algeheel rookverbod in horecagelegenheden zal het voor mensen minder verleidelijk maken om te roken en stoppogingen zullen makkelijker worden, meent de onderzoekster.
Zeena Harakeh promoveert maandag 27 november aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar dissertatie bevat negen deelstudies. De eerder genoemde wordt in november gepubliceerd in het internationale wetenschappelijke tijdschrift `Drug and Alcohol Dependence'.

Ouders: afwijzing van roken help niet, een goed gesprek wèl

Een tweede onderzoek van Zeena Harakeh was gericht op gezinnen. De promovenda wilde weten wanneer en waarom jongeren gaan roken en hoe je dat gedrag zou kunnen beïnvloeden. Ze volgde ruim 400 gezinnen met twee opgroeiende kinderen over een periode van drie jaar en heeft de afzonderlijke gezinsleden bevraagd over hun gedrag. Opmerkelijk is dat veel ouders niet weten en ook niet goed kunnen inschatten of hun kinderen ooit hebben gerookt of nu roken. Omgekeerd hebben adolescenten wel een juist beeld van het rookgedrag van hun ouders. Naast leeftijdgenoten spelen ouders een rol bij het al dan niet gaan roken van kinderen: door hun opvoeding, door hoe ze over roken denken en door hun eigen voorbeeldgedrag qua roken. Opmerkelijk genoeg heeft het verbieden van roken of afwijzing van roken, of het uitvaardigen van een rookverbod, geen invloed op het gaan roken van jongeren. Vaak praten over roken helpt niet om jongeren van de sigaret af te houden, sterker nog: het kan zelfs averechts werken. Een goed gesprek over rookgerelateerde onderwerpen met respect voor elkaars positie kan wel leiden tot het gewenste gedrag. De onderzoekster vindt dat preventieprogramma's niet alleen gericht moeten zijn op de jongeren, maar ook op de omgeving; familie, vrienden en leeftijdgenoten.

Zeena Harakeh (Groningen, 1979) studeerde Health Sciences aan de Universiteit Maastricht, ze specialiseerde zich op het gebied van gezondheidsvoorlichting en epidemiologie. Sinds 2002 werkt ze binnen het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit Nijmegen aan haar promotie-onderzoek.