Ministerie van Buitenlandse Zaken
Kamerbrief over de reis van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking naar Soedan d.d. 28-29 oktober 2006
24-11-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij het verslag aan van mijn reis naar Soedan van 28/29 oktober.
Doel van de reis
Mijn reis naar Soedan en Darfur was onderdeel van een estafette van bezoeken van onder andere de Britse minister Benn en voorzitter Barroso van de Europese Commissie. De reis was allereerst bedoeld om de druk hoog te houden op Soedan om een VN-troepenmacht in Darfur conform resolutie 1706 van de VN Veiligheidsraad te accepteren. Ten tweede heb ik het uitzetten van de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal (SVSG) van de Verenigde Naties Jan Pronk bij de Soedanese autoriteiten aan de orde gesteld. Ten derde heb ik de implementatie van het Darfur Peace Agreement (DPA) besproken. Ook bracht ik een bezoek aan Darfur, waar ik onder andere een ontmoeting had met vrouwen in een ontheemdenkamp.
Bevindingen
1. Darfur: transitie AMIS-UNMIS
In mijn gesprek met minister van Buitenlandse Zaken Lam Akol heb ik drie redenen gegeven voor een door de VN-geleide missie van de Afrikaanse Unie (AU): versterking van de capaciteit van AMIS, betere toegang tot equipment en planningsdeskundigheid en een duurzamer financieel perspectief.
Lam Akol benadrukte het nut van een transitie van de Afrikaanse vredesmissie AMIS naar UNMIS niet in te zien: het merendeel van de troepen bleef gelijk en de financiering kon worden opgelost via een Hoofdstuk VIII mandaat van het VN- handvest. Lam Akol beargumenteerde dat de regering zich heeft gecommitteerd aan meer AMIS- troepen. Presidentieel Adviseur Mustafa Ismael toonde zich bereid mee te werken aan verschillende AU/VN modaliteiten ten behoeve van een eventueel door de VN geleide AU-vredesmacht. Volgens Lam Akol kan de VN ondersteunend werken en zelfs deelnemen in de commandostructuur zolang de AU het voor het zeggen houdt. Resolutie 1706 gaat volgens hem veel te ver, omdat het over zaken gaat die niet alleen Darfur betreffen (bijvoorbeeld het rechtsstelsel en grensbewaking). Bij het opstellen van resolutie 1706 is nimmer rekening gehouden met door Soedan opgebrachte voorwaarden.
Waarnemend SVSG van de VN, Taye Brook-Zerihoun, vertelde mij dat er overeenstemming bestaat met de AU en de Soedanese regering (GoS) over een UN 'light' support package (USD 20 mln.), bestaande uit 105 man personeel, adviseurs en militairen. Met de AU en de regering van Soedan wordt nog gesproken over de Terms of Reference van de VN-steun. Taye Brook-Zerihoun gaf aan dat de VN graag de operationele controle wil behouden. Tevens bestaat er globale overeenstemming met de AU over een UN 'heavy' support package (USD 90 mln), inclusief air assets, logistiek en personeel. Over dit zware pakket moeten nog politieke en administratieve beslissingen genomen worden, zowel binnen de VN als in overleg met de AU en de regering van Soedan. Voorwaarde voor zowel de 'lichte' als de 'zware' variant is dat de regering van Soedan ermee instemt. De regering heeft nog geen toestemming gegeven voor het zware pakket.
In de verschillende gesprekken over de transitie heb ik benadrukt dat resolutie 1706 de basis is van de discussie. Wel heb ik voorgesteld om verder na te denken over een zogenaamd 'groeimodel' waarbij ondersteuning door de VN aan AMIS steeds verder wordt uitgebreid. Op deze manier wordt langzaam toegewerkt naar een situatie die dicht aansluit bij het ideale model. Echter, zo heb ik benadrukt, een VN-geleide missie verdient de voorkeur, omdat dit tevens een langdurig financieel perspectief biedt.
AMIS Force Commander, Generaal Aprezi, gaf aan dat de veiligheidssituatie in met name Noord Darfur verslechtert. Het Soedanese leger gaat onverminderd door met de opbouw van troepen in Darfur. Hij uitte zijn onmacht om effectieve bescherming te bieden binnen zijn huidige mandaat en de troepenomvang. Het moet robuuster. Op mijn vraag of de toegezegde ondersteuning van de VN voldoende is antwoordde Aprezi dat elke man welkom is, maar dat hij behoefte heeft aan troepen op de grond en minder aan adviseurs. Hij gaf aan 9 extra bataljons nodig te hebben om de stabiliteit in Darfur te kunnen handhaven. Hij kondigde aan dit pleidooi bij de AU in Addis Abeba te gaan houden.
2. Uitzetting SVSG Jan Pronk
Ik heb tijdens mijn gesprekken met de Soedanese regering duidelijk gemaakt dat de uitzetting van de SVSG Jan Pronk niet acceptabel is voor voor de internationale gemeenschap. Nederland ondersteunt het besluit van Secretaris-Generaal Kofi Annan dat Pronk terugkomt om zaken over te dragen aan de 'officer in charge'. Volgens Lam Akol en Ismael kon Pronk geen SVSG blijven, hij was immers zijn mandaat te buiten gegaan. Hij had alle recht om de regering te bekritiseren in de context van de uitvoering van het DPA, maar niet om gevoelige informatie over het leger naar buiten te brengen. Overigens was Lam Akol goed op de hoogte van het Nederlandse nieuws en hij vond dat ook in de Nederlandse kranten veel kritiek op Pronk doorklonk. Hij mag terugkeren om zijn spullen te pakken, maar niet als Speciale Vertegenwoordiger, aldus Lam Akol. Pronk is SVSG tot het eind van dit jaar, heb ik daarop geantwoord en het is aan Kofi Annan om te bepalen wanneer zijn mandaat beëindigd wordt.
3. Onderhandelingen met de zogenaamde niet-ondertekenaars van het DPA
Tevens heb ik kort gesproken met de EU Speciale Vertegenwoordiger (EUSV) Pekka Haavisto die in Khartoum aanwezig was voor gesprekken met de Soedanese regering. Een van de grote problemen in Darfur is het uiteenvallen van de verschillende rebellenfracties en de hergroepering in nieuwe allianties.
Hierbij lijkt het met name te gaan om de mate waarin het Darfur Peace Agreement (DPA) geaccepteerd kan worden. Daarnaast lijkt er sprake van een verwijdering tussen de verschillende leiders en de commandanten in het veld. Eritrea heeft inmiddels aangeboden te bemiddelen tussen de partijen die het DPA niet hebben ondertekend en de overheid. Haavisto meent dat het Asmaraproces om de niet-ondertekenaars aan boord te krijgen het voordeel van de twijfel heeft. De meeste partijen lijken in te stemmen met de rol van Eritrea. Wel dient rekening gehouden te worden met weerstand van VS/VK zijde als die niet deel zullen kunnen nemen. Daarnaast mist het Asmara-proces een zeer belangrijke speler: Tsjaad. Het is niet denkbaar om over vrede in Darfur te spreken zonder dat Tsjaad daarbij betrokken is. Voor de wederopbouw van Darfur, waarvan Nederland de trekker is, is een spoedig akkoord tussen de verschillende partijen noodzakelijk.
Senioradviseur van de president Minni Minawi (SLM/ondertekenaar DPA) steunt de onderhandelingen met de niet-ondertekenaars in Asmara. Hij meent dat het DPA de basis moet zijn. Heronderhandeling van het DPA is uitgesloten en oplossingen moeten worden gevonden in de annexen. Over de Justice and Equality Movement (JEM) is Minawi duidelijk: Dr. Khalil Ibrahim gebruikt het Tsjaad-Soedanconflict om zijn weg naar Khartoum te effenen en zal het voorstel tot onderhandelingen niet accepteren. Op mijn vraag in hoeverre er een rol voor First Vice-president Salva Kiir (SPLM) is weggelegd in het Asmaraproces, gaf Minawi onomwonden aan dat Darfur en de niet-ondertekenaars een probleem zijn van en voor de National Congress Party (NCP) en Sudan Liberation Movement (SLM) en niet van de Sudan People's Liberation Movement (SPLM/Salva Kiir).
4. Implementatie Comprehensive Peace Agreement (CPA)
In mijn gesprek met Lam Akol heb ik gewezen op het belang van versnelling van de implementatie van het Noord-Zuid Akkoord, ook nu alle ogen gericht zijn op Darfur. Lam Akol erkende dit maar wees ook naar de donoren en noemde de kanalisering van MDTF-fondsen een groot probleem. Verder bestaan er nog steeds problemen tussen Noord en Zuid met betrekking tot Abyei en de verdeling van olie-inkomsten. Ook komt de regering onvoldoende toe aan het oplossen van het probleem van ontheemden (hij noemde een schatting van 4 miljoen). Ik heb gezegd de genoemde problemen te herkennen en aangegeven inmiddels actie te hebben ondernomen naar aanleiding van de trage uitputting van de financiële middelen.
In mijn gesprek met Taye Brook-Zerihoun onderstreepte ik het belang van de CPA en gaf aan dat de aandacht voor de ruggengraat van de vrede en welvaart in Soedan niet mag verslappen. Taye Brook-Zerihoun beaamde dit. Ontbreken of verslappen van de aandacht voor de implementatie van het CPA kan leiden tot spanningen in met name Abyei waar UNMIS in toenemende mate gehinderd wordt omdat partijen (zowel NCP als SPLM) restricties opleggen.
UNMIS Force Commander (FC) Lidder merkte op dat de veiligheidssituatie in Zuid-Soedan rond Juba verslechtert. Hij verwees hierbij naar de aanwezigheid van de Lord's Resistance Army (LRA). Immers, het aantal incidenten was gestegen sinds de LRA zich in Zuid-Soedan ophoudt.
Slotopmerkingen
De doelstellingen van mijn bezoek zijn grotendeels gerealiseerd. Vooral op het gebied van de transitiediscussie heb ik een beter beeld gekregen van waar de knelpunten liggen en in welke richting oplossingen gezocht moeten worden. Het zogenaamde groeimodel, waarbij AMIS geleidelijk versterkt wordt en naar een effectieve vredesmacht wordt toegewerkt in de geest van resolutie 1706, is een realistische optie. Inmiddels heeft op 16 november een bijeenkomst plaatsgevonden in Addis Abeba met de AU, de VN en de regering van Soedan. Daar is een eerste stap gezet in de richting van een gemengde AU-VN missie. Nadere besluitvorming moet nog plaatsvinden over het aantal militairen dat ingezet zal worden, de aansturing van de missie en de financiering ervan. Belangrijk is dat in de tussentijd het lichte steunpakket van de VN succesvol wordt ingezet en geïntegreerd in AMIS.
Inzake de niet-ondertekenaars leek het Asmara-proces het enige alternatief waar de belangrijkste partijen bijeen gebracht kunnen worden. Inmiddels heeft de AU aangegeven hierin een leidende rol te willen spelen. Voorwaarde blijft dat alle niet-ondertekenaars hieraan deelnemen en niet opnieuw een deeloplossing uit de bus komt. Internationale aanwezigheid bij dit proces wordt als cruciaal gezien om de onderhandelingen te monitoren. Gelet op onze rol als voorzitter van de Core Coordination Group (CCG), zal Nederland betrokken blijven bij dit proces.
De Soedanese regering is duidelijk niet van zins terug te komen op haar besluit om Pronk uit te zetten. Ik heb duidelijk aangegeven het besluit niet te accepteren en benadrukt dat Soedan hier het recht niet toe had. Nederland zal druk uit blijven oefenen op de regering van Soedan om te zorgen dat Pronk als Speciaal Vertegenwoordiger naar Khartoem kan terugkeren voor een gepaste overdracht. Daarnaast zal zo spoedig mogelijk een opvolger voor Pronk gevonden moeten worden als zijn mandaat op 31 december afloopt.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven