Antwoorden op Kamervragen over vaccinatie van kinderen met Down-syndroom
Kamerstuk, 24-11-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG-K-U-2.722.731
24 november 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op de vragen van het Kamerlid Arib
(PvdA) over kinderen met het syndroom van Down en hepatitis B
vaccinaties (2060701150).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het feit dat kinderen met het syndroom van
Down vanwege hun extra kwetsbaarheid een indicatie hebben voor de
hepatitis B-vaccinatie, maar deze niet vergoed krijgen via het
Rijksvaccinatieprogramma?
Antwoord 1
Ja, voor kinderen met het syndroom van Down is vergoeding van
hepatitis B vaccinatie niet mogelijk via het RVP, maar wel komen ze in
aanmerking voor vergoeding van deze vaccinatie via het Geneesmiddelen
Vergoeding Systeem.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat kinderen met het syndroom van Down daarom
een extra prik moeten krijgen, naast de twee vaccinatieprikken die
voortvloeien uit het nationale vaccinatieprogramma, omdat geen gebruik
gemaakt mag worden van het gecombineerde vaccin, terwijl een
gecombineerd vaccin wel voorhanden is voor kinderen in de risicogroep
?
Antwoord 2
Ik heb er in principe geen bezwaar tegen dat kinderen de hepatitis B
vaccinatie in een aparte prik krijgen als deze prik op een ander
tijdstip wordt gegeven dan de reguliere vaccinaties uit het
Rijksvaccinatieprogramma. Tegelijkertijd wil ik er naar streven om het
systeem van vaccinaties zo eenvoudig mogelijk te maken met een zo
klein mogelijke belasting voor kinderen en uitvoerenden. Kortgeleden
is dezelfde vraag over kinderen met het syndroom van Down en hepatitis
B vaccinatie mij gesteld door een consultatiebureau arts. Ik heb naar
aanleiding daarvan aan het Centrum Infectieziektebestrijding van het
RIVM gevraagd om na te gaan of opnemen van deze vaccinatie in het RVP
wenselijk is of dat het beter is om het gescheiden te houden. Ook heb
ik daarbij gevraagd aan te geven of dit nieuwe problemen met zich mee
zou brengen gezien de toenemende complexiteit voor de uitvoerders.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat deze kwetsbare kinderen,
die vaak vele medische onderzoeken en ingrepen moeten ondergaan, extra
worden belast, alleen omdat er sprake is van verschillende
geldstromen?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Bent u bereid het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie om de
hepatitis B-vaccinatie in het nationale vaccinatieprogramma op te
nemen en zo snel mogelijk uit te voeren, zodat ook kinderen met het
syndroom van Down voortaan maar twee prikken hoeven te krijgen en alle
kinderen beschermd zijn tegen hepatitis B? Zo neen, bent u dan
tenminste bereid de groep zogenaamde hepatitis B-risicokinderen die
voor de vaccinatie in aanmerking komen uit te breiden met kinderen met
het syndroom van Down?
Antwoord 4
Wat betreft het opnemen van vaccinatie tegen hepatitis B in het
Rijksvaccinatieprogramma als algehele vaccinatie wacht ik het komende
advies van de Gezondheidsraad over dit onderwerp af. Voor verdere
onderbouwing hiervan verwijs ik naar mijn brief van 22 september 2006
aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, naar aanleiding van een brief
van het Nationaal Hepatitis Centrum.
Wat betreft het opnemen van de kinderen met het syndroom van Down in
het RVP als risicogroep voor hepatitis B heb ik zoals bij vraag 2
vermeld het CIb al gevraagd om de uitvoeringaspecten hiervan te
bekijken. Op basis hiervan zal ik hierover een besluit nemen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport