College van Beroep voor het bedrijfsleven
Verzoek schadevergoeding. Causaal verband niet vast te stellen wegens
weigering medewerking onderzoek. Redelijke termijn. Behoort tot groep
ambtenaren voor wie beroep op artikel 6 EVRM niet mogelijk is
Betrokkene verzoekt om schadevergoeding in verband met opgelopen
letsel bij gijzelingsactie van gedetineerden in penitentiaire
inrichting, met als gevolg arbeidsongeschiktheid en ontslag. Schending
van de zorgplicht van de werkgever staat ingevolge eerdere uitspraak
van de rechtbank vast. De vraag in hoeverre de arbeidsongeschiktheid
van betrokkene in causaal verband staat tot de gijzelingsactie is in
het bestreden besluit niet beantwoord bij gebreke van medische
informatie over de situatie direct na het incident en betrokkene
medewerking weigert aan verstrekking van die gegevens en overigens aan
elk onderzoek. Niettemin is door de Minister onverplicht een
materiële en een immateriële schadevergoeding toegekend. De Raad is
van oordeel dat het de Minister met het oog op een zorgvuldige
besluitvorming vrij stond om van betrokkene medewerking te verlangen
aan het vergaren van gegevens over zijn medische situatie kort na het
gijzelingsincident. Betrokkene heeft geen gegronde redenen aangevoerd
om zijn herhaalde weigering te rechtvaardigen. De ontkenning van
causaal verband door de Minister mocht onder die omstandigheden.
Betrokkene kon rechtens geen aanspraak maken op vergoeding van de
gestelde schade. Het onverplicht gegeven bedrag aan schadevergoeding
kan niet aan de orde worden gesteld. Het beroep op artikel 6 EVRM
faalt, omdat betrokkene behoort tot de ambtenaren voor wie op grond
van het arrest Pellegrin van het EHRM van 8 december 1999, LJN ZB8668,
een beroep op artikel 6, eerste lid, van het EVRM niet open staat.
LJ Nummer
AY9653
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 23 november 2006 Naar boven