Brief aan de Tweede Kamer over niet openstelling van vacatures en benoeming
waarnemend burgemeesters
23 november 2006
Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voor het jaar 2005 is
door uw Kamer een motie aangenomen van de leden Boelhouwer en Knops
(TK 30 300 VII, nr. 25). In deze motie wordt de regering verzocht om
de Circulaire procedureregels benoeming burgemeesters zodanig te
wijzigen dat in geval van herindelingsdiscussies alleen nog een
waarnemer kan worden benoemd indien:
- een gemeente op grond van artikel 1 van de Wet algemene
regels herindeling (Wet arhi) voor opheffing in aanmerking komt;
- het college van B&W op grond van de Wet arhi is uitgenodigd
tot het voeren van overleg over de wens tot wijziging van de
gemeentelijke indeling.
De achtergrond van deze motie betrof de door het lid Boelhouwer
gesuggereerde gang van zaken in de provincie Zuid-Holland bij de
benoeming van waarnemend burgemeesters.
Op grond van de huidige Circulaire procedureregels benoeming
burgemeesters kan de minister, naast de in de motie genoemde
situaties, op voorstel van of na overleg met de commissaris van de
Koningin, die daarover gedeputeerde staten raadpleegt, eveneens
beslissen dat een vacature in een gemeente voorlopig niet wordt
opengesteld indien:
- aannemelijk is dat binnen een jaar het college van
burgemeester en wethouders tot overleg op grond van de Wet ahri over
de wens tot wijziging van de gemeentelijke indeling zal worden
uitgenodigd;
- aannemelijk is dat binnen twee jaar de raad van de betrokken
gemeente, te samen met de raad c.q. raden van een of meer andere
gemeente(n), met toepassing van artikel 5 van de Wet algemene regels
herindeling een herindelingsontwerp zal vaststellen.
De in de circulaire opgenomen criteria bieden de minister van BZK de
mogelijkheid om te anticiperen op de start van een van een
Arhi-procedure. De ratio achter deze regeling is dat het niet gewenst
is een burgemeester te benoemen die na een paar jaar alweer moet
worden ontslagen. Dit is zowel vanuit personeel als financieel oogpunt
bezwaarlijk.
Om tegemoet te komen aan de bezwaren die ten grondslag liggen aan
genoemde motie ben ik voornemens om aan de Circulaire procedureregels
benoeming burgemeesters toe te voegen dat de minister van BZK alleen
kan besluiten tot voorlopige niet-openstelling vooruitlopend op de
start van een Arhi-procedure als de betreffende gemeenteraad zich daar
niet tegen verzet.
Gezien de ratio van de voorlopige niet-openstellingen wil ik wel
vasthouden aan de mogelijkheid van de minister om hiertoe te besluiten
indien als stap op weg naar een Arhi-procedure een
bestuurskrachtonderzoek in gang is gezet. In zo'n geval is uitstel van
de beslissing tot niet openstelling redelijk zonder dat daarvoor
vereist is dat de raad zich niet verzet tegen die voorlopige
niet-openstelling. Er is immers een reële kans op de start van een
herindelingtraject.
Dit uitstel moet aan een duidelijke termijn worden gebonden. Naar mijn
opvatting moet er binnen een jaar na de start van het
bestuurskrachtonderzoek duidelijkheid zijn. Indien GS niet binnen deze
termijn het voornemen heeft uitgesproken om tot herindeling te komen,
zal de vacature worden opengesteld als de raad van de gemeente zich
verzet tegen verlenging van de niet-openstelling.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
J.W. Remkes
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties