Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Antwoorden op kamervragen over onregelmatigheden bij de verkiezingen in Bos en Lommer
21 november 2006
Vragen van het lid Van der Ham (D66) over onregelmatigheden bij de verkiezingen in Bos en Lommer. (Ingezonden 7 november 2006)
1. Vraag
Wat is uw reactie op het rapport van de Gemeentelijke Ombudsman Amsterdam over de gemeenteraadsverkiezingen in Stadsdeel Bos en Lommer?1
1. Antwoord
Ik deel de conclusie van de Gemeentelijke ombudsman Amsterdam dat de Kieswet alleen toestaat dat een kiezer bij het uitbrengen van zijn stem wordt geholpen als hij om lichamelijke redenen niet in staat is zonder hulp een stem uit te brengen. Ik deel echter niet zijn conclusie dat de Kieswet er aan in de weg zou staan dat in het stembureau een volmacht wordt verleend door overdracht van de oproepingskaart, zoals ik ook in mijn antwoord van 9 oktober jl. op vragen van het lid Van Oudenallen over deze kwestie heb aangegeven (Aanhangsel Handeling II 2006-2007, nummer 123). In bedoeld antwoord heb ik ook aangegeven dat ik met de ombudsman wel enig begrip kan opbrengen voor stembureaus die hebben toegestaan dat kiezers die de stemgegevens niet kunnen lezen werden geholpen bij het uitbrengen van hun stem.
2. Vraag
Hoe beoordeelt u het niet opnemen van de daarin genoemde onregelmatigheden in het proces verbaal?
2. Antwoord
Het voorgeschreven model van het proces-verbaal verplicht niet tot het opnemen van iedere bijzonderheid die zich in het stembureau voordoet (los van de vraag of het niet inwilligen van een verzoek om bijstand een bijzondere omstandigheid is). Wel moeten bezwaren van kiezers worden opgenomen. Ik heb geen aanwijzingen dat ingebrachte bezwaren van kiezers niet in de processen-verbaal zijn vermeld.
3. Vraag
Hoe beoordeelt u het feit dat gezagsdragers afwijken van de bepalingen ten behoeve van een ordentelijk verloop van de verkiezingen, zoals die in de Kieswet zijn opgenomen? Onder welke omstandigheden acht u dergelijk afwijkend handelen gerechtvaardigd?
3. Antwoord
Het is belangrijk dat de bepalingen van de Kieswet worden nageleefd, onder andere vanuit het oogpunt van gelijke behandeling van kiezers. Ik kan mij geen omstandigheden voor de geest halen die afwijkend handelen rechtvaardigt, al kan ik enig begrip opbrengen voor de toegestane hulp aan mensen die moeite hebben met lezen (zie ook mijn antwoord van 31 oktober jl. op vragen van het lid Dubbelboer over analfabeten die hun stem willen uitbrengen).
4. Vraag
Bent u bereid betrokkenen nader te instrueren omtrent de te volgen procedures, zodat de verkiezingen conform de Kieswet zullen verlopen? Welke (aanvullende) maatregelen acht u wenselijk om herhaling van beschreven onregelmatigheden in het vervolg te voorkomen?
4. Antwoord
Mijn circulaire aan gemeentebesturen van 25 september jl. voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november a.s. bevat de volgende passage: "Alleen kiezers die vanwege hun lichamelijke gesteldheid bijstand nodig hebben, mogen worden geholpen bij de bediening van de stemmachine. Het is van groot belang dat de stembureauleden de bepalingen uit Hoofdstuk L van de Kieswet naleven en erop toezien dat er geen strafbare feiten worden gepleegd (verwezen zij naar hoofdstuk Z van de Kieswet)." Verder wijs ik u er op dat de instructie van stembureauleden in Amsterdam een zaak is van de gemeente Amsterdam. De gemeente betrekt het rapport van de gemeentelijke ombudsman bij de voorlichting van leden van stembureaus voor de komende verkiezingen. De website van de gemeente Amsterdam wijst kiezers er op dat alleen de kiezer die vanwege een lichamelijk gebrek niet in staat is het stembiljet in te vullen - in overleg met de voorzitter van het stembureau - hulp kan krijgen bij het uitbrengen van zijn stem.
5. Vraag
Bent u - met het oog op de naderende verkiezingsdatum - bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
5. Antwoord
Ik heb de vragen zo spoedig als mij mogelijk was, beantwoord.
1 RA0612492, 4 september 2006.