Gemeente Utrecht


2006 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
127 Vragen van de heer drs. C.J. Verhoef
(vragen binnengekomen op 16 oktober 2006
en antwoorden door het college verzonden op 21 november 2006)


Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft deze week de resultaten van een onderzoek gerapporteerd naar onder andere de woonomgevingkwaliteit van 3.676 buurten in Nederland.
In dit onderzoek werd bij woonomgeving rekening gehouden met geluidshinder, fysieke verloedering van buurten en voorzieningen zoals scholen, winkels en zorg.

Uit het rapport blijkt dat voor de gemeente Utrecht in zijn geheel de afgelopen tien jaar de woonomgevingkwaliteit licht is verbeterd. Toch blijken vijf buurten binnen de gemeente Utrecht tot de tien slechts scorende van Nederland te behoren. Waarlijk geen pre.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau probeert de uitkomsten voor de betrokken gemeenten te verzachten door te constateren dat het verval in iets meer dan de helft van de meest gedaalde wijken afgenomen is.

Wat ons zeer verbaast en ons grote zorgen baart, zijn de meest dalende buurten. Hierbij zitten ook vier Utrechtse buurten. Van deze vier bestaat de helft uit dorpen die altijd een goed woonomgevingklimaat kenden: Vleuten en De Meern.

Deze twee dorpen, nu gepresenteerd als buurten, waren tot voor enkele jaren dorpen waar het goed toeven was.

Op grond van hetgeen uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar voren is gekomen heeft B en G de volgende vragen:
1. Welke extra inzet gaat de gemeente doen om vijf buurten van Utrecht uit de toptien van de slechts scorende buurten te krijgen?
2. De nieuwe bewoners van Leidsche Rijn hebben in hun wijken nog onvoldoende voorzieningen. Houdt de teruggang in woonomgevingklimaat van Vleuten en De Meern mede daarmee verband?
3. Op welke wijze wenst het college de teruggang op het gebied van onder andere woonomgevingklimaat van Vleuten en De Meern te stoppen?

Het college ziet in het SCP rapport geen aanleiding om het door ons ingezette beleid op dit gebied aan te passen. Om die reden gaan wij dan ook niet in op uw specifieke hierboven gestelde vragen. Hierna volgt hierop een toelichting.

Het SCP heeft voor haar onderzoek een model gehanteerd waarin woonkwaliteit van wijken wordt gemeten met behulp vant drie clusters van variabelen: 'fysieke verloedering' (hondenpoep, graffiti, rommel op straat en vernieling), 'hinder' (geluidshinder en overige hinder) en 'voorzieningen' (winkels, basisscholen en huisartsen). Per cluster scoort Utrecht als stad redelijk gemiddeld. Wanneer de drie clusters van variabelen echter worden gecombineerd voor de vier grote steden, dan voert Utrecht met een aantal wijken het beste en het slechtste lijstje aan.

Wij herkennen ons niet in de uitkomsten van het SCP onderzoek en de slechte score daarin van de Utrechtse wijken. Deze wijken scoren in onderzoeken van de afdeling Bestuursinformatie van de gemeente en andere onderzoeksinstituten, die al jarenlang onderzoek doen naar de Utrechtse wijken, namelijk niet zo slecht. In deze onderzoeken springen vooral Overvecht, Kanaleneiland en Noordwest er negatief uit.

Wij zetten vraagtekens bij de wijze waarop het SCP gegevens in het onderzoek gebruikt heeft. Er worden op een zeer laag schaalniveau - per postcodegebied - uitspraken gedaan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van onderzoeken die op stadsniveau zijn afgenomen. Om betrouwbaarheidsredenen kunnen veel van deze gegevens echter niet op een dergelijk schaalniveau worden gebruikt. Het SCP erkent overigens dat het gebruik van de PMB-cijfers de uitkomsten voor Utrecht mogelijk negatief heeft beïnvloed. Over de onderzoeksresultaten vindt nadrukkelijk nog nader overleg met het SCP plaats.

Utrecht is een aantrekkelijke stad om te wonen. Dat laat onverlet dat er in onze stad ook wijken zijn die grote achterstanden hebben op fysiek, sociaal en economisch terrein. Met inzet van gemeentelijke middelen en met de inzet van rijksmiddelen in het kader van het grotestedenbeleid werken wij aan het terugdringen van deze achterstanden. Het aanscherpen van het programma voor de verbetering van de naoorlogse wijken 'Utrecht Vernieuwt' , de inzet van meer wijkagenten en de intensivering van het werkgelegenheidsoffensief zijn daar enkele voorbeelden van.


---- --