Gemeente Utrecht
2006 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
133 Vragen van mevrouw M.C. Mos
(vragen binnengekomen op 27 oktober 2006
en antwoorden van het college verzonden op 21 november 2006)
Volgens de Welzijnswet dienen centrumgemeenten opvang te bieden aan alle mensen die dak- en thuisloos zijn. De gemeente Utrecht hanteert hierin een terughoudend beleid. Mensen die niet bekend zijn bij Utrechtse hulp- en dienstverleners en geen geschiedenis hebben in Utrecht krijgen geen of slechts beperkte toegang tot de diverse voorzieningen. Waar mogelijk worden zij teruggeleid naar hulpverlenende voorzieningen in de oorspronkelijke gemeente.
De fractie van GroenLinks staat hier al jaren kritisch tegenover. Door een drempel op te werpen in de opvang is het vangnet voor mensen die dak- en thuisloos, niet voor iedereen toegankelijk. Terwijl dit het laatste vangnet is. De gemeente Utrecht is centrumgemeente. Dat betekent dat zij ook opvang dient te bieden aan mensen uit omliggende gemeenten.
In het AD/UN van 27 oktober wordt gemeld dat de Federatie Opvang (de landelijke koepelorganisatie van maatschappelijke opvang instellingen) er bij de Tweede Kamer op heeft aangedrongen dat gemeenten moeten stoppen met het weigeren van de opvang van mensen die dak- en thuisloos zijn die niet uit de regio komen. Een woordvoerster van de Utrechtse GG&GD meldt in dezelfde krant dat de gemeente Utrecht de zorg aan mensen die dak- en thuisloos zijn moet weigeren.
Dit leidt bij de fractie van GroenLinks tot de volgende vragen:
1. Kan het college bevestigen dat in de Welzijnswet is geregeld dat centrumgemeenten maatschappelijke opvang, opvang dienen te bieden aan alle mensen die dak- en thuisloos zijn, ongeacht hun oorspronkelijke woon- of verblijfplaats?
Ja, zo staat dit beschreven in de Welzijnswet 1994. Echter met de invoering van de WMO wordt deze wet ingetrokken en zijn delen overgeheveld naar de WMO. In de memorie van toelichting op de WMO op dit onderwerp wordt aangegeven dat de landelijke toegankelijkheid alleen van toepassing is op de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen en dat alleen de toegang tot de Vrouwenopvang onvoorwaardelijk gegarandeerd dient te worden. Voor de maatschappelijke opvang wordt verwezen naar het Plan van Aanpak Verloedering en Overlast, alwaar het Rijk aangeeft bereid te zijn om de voorwaarde van de landelijke toegankelijkheid te beperken. Onder andere om de druk op de grote steden te verminderen.
2. Welk werkgebied valt onder de centrumgemeente Utrecht?
Voor de Rijksmiddelen voor maatschappelijke opvang is het werkgebied de zogenaamde regiogemeenten uit de WGR 19 regio, te weten: Abcoude, Breukelen, Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, Heuvelrug, Houten, IJsselstein, Loenen, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Vianen, Woerden, Wijk bij Duurstede en Zeist
3. Welke mensen die dak- en thuisloos zijn, worden niet toegelaten tot de Utrechtse voorzieningen? Kan het college aangeven per soort voorziening (nachtopvang, dagopvang, activiteitencentrum en zorgcentra) welke mensen 'geweerd' worden, welke criteria daarvoor gelden en welk alternatief zij geboden krijgen?
In Utrecht is de landelijke toegankelijkheid van toepassing op de crisisopvang, dagopvang en nachtopvang zodat er voor idereen een laatste vangnet is. Deze laagdrempelige opvangvoorzieningen worden dan ook betaald uit de Rijksmiddelen. Pas als er sprake is van doorstroom naar een woonvoorziening wordt er gekeken of er binding is met de regio Utrecht (zie vraag 2 voor de bijbehorende gemeenten). Deze woonvoorzieningen worden voor het overgrote deel bekostigd uit de eigen gemeentelijke middelen waarop de landelijke toegankelijkheid niet van toepassing is. Toegang tot de woonvoorzieningen is er voor personen die zijn ingeschreven in Utrecht of in een van de regiogemeenten van Utrecht gedurende tenminste een jaar.
Indien de cliënt niet is ingeschreven, dan moet de cliënt een binding met Utrecht hebben. Dit betekent dat hij/zij langer dan een jaar bekend is bij de politie en/of hulpverlening of andere dienstverlenende instellingen en geen gebruik maakt van de zorg of dienstverlening van een gemeente buiten de regio Utrecht.
Mensen die een dergelijke binding niet hebben, worden terugverwezen naar de regio van hun oorspronkelijke zorg- en sociale netwerk. In sommige gevallen treed het Zorg Coördinatie Team hier actief in op. Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor cliënten die gevaar lopen in de oorspronkelijke verblijfplaats.
4. Welke activiteiten heeft het college ondernomen om afspraken te maken met omliggende en centrumgemeenten om te zorgen voor voldoende opvang?
Met Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en de betrokken departementen van het Rijk is het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang opgesteld om het probleem van dakloosheid in de G4 structureel aan te pakken in de komende jaren. In dit plan wordt duidelijk dat het bereiken en bedienen van de huidige groep dak- en thuislozen in de G4 al een hoge ambitie is die veel extra middelen en energie zal vergen.
Utrecht is in overleg met de regiogemeenten over hun bijdrage aan de opvangketen. Hierin worden de regiogemeenten aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid voor de OGGz doelgroep en opgeroepen om net als de gemeente Utrecht hier ook zelf in te investeren. Met name op het gebied van preventie en herstel zijn regiogemeenten bereid aanbod te creëeren en samen te werken met Utrecht.
5. Hoe verhoudt het Utrechtse beleid zich tot de landelijke wet- en regelgeving?
Door de landelijke toegankelijkheid van de laagdrempelige opvang te garanderen, welke met de Rijksmiddelen worden gesubsidieerd, voldoet Utrecht aan de landelijke wet- en regelgeving.
6. Is het college bereid om het Utrechtse beleid te versoepelen zodat het voldoet aan de letter en de geest van de Welzijnswet?
Nee. Op zich voldoet het Utrechts beleid aan de WMO, waarin de welzijnswet deels is opgenomen. Door de inspanningen en forse eigen financiële bijdrage van de gemeente Utrecht in de afgelopen jaren, is het aanbod in de Utrechtse opvangketen aanzienlijk uitgebreid en verbeterd. Zo is het aantal buitenslapers sterk teruggedrongen en beginnen meer mensen in de opvang door en uit te stromen. Het openstellen van deze keten voor personen uit het gehele land is formeel niet verplicht en zou ook direct leiden tot verstopping van de keten. Zo bleek bijvoorbeeld bij het openen van de Centrale Toegang dat er direct vele cliënten uit het hele land werden aangemeld terwijl er al wachtlijsten bestaan voor personen uit de regio. Verder is er ook sprake van personen die hun traject elders ontvluchten vanwege bijbehorende verplichtingen. In deze gevallen is het in het belang van de persoon zelf om dit traject weer op te pakken.
---
1 In artikel 12, lid 2 meldt de welzijnswet:'De door burgemeester en wethouders bekostigde voorzieningen op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid zijn toegankelijk voor iedereen die in Nederland woont.' Met dit artikel wilde de wetgever voorkomen dat mensen tussen gemeenten heen en weer worden geschoven.
---- --