Wijziging Wet Bopz
Kamerstuk, 21-11-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-CB-U-2726790
21 november 2006
In uw brief van 25 oktober jl. vraagt u mij om een schriftelijke
uiteenzetting over de positie van verstandelijk gehandicapten en
bewoners van verpleeghuizen in relatie tot wetsvoorstel 30 492,
Wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen. Naast de introductie van de voorwaardelijke machtiging
wordt daar een voorstel in gedaan tot uitbreiding van de mogelijkheid
tot dwangbehandeling.
In principe heeft het bedoelde voorstel van wet geen gevolgen voor
verstandelijk gehandicapten en bewoners van verpleeghuizen. Uit het
voorgestelde artikel 37b blijkt dat de beoogde wijzigingen van de Wet
Bopz slechts betrekking heeft op de psychiatrie, waardoor de andere
twee sectoren van de Wet Bopz - de psychogeriatrie en verstandelijk
gehandicaptenzorg - vooralsnog blijven aangewezen op het huidige
artikel 38 van de Wet Bopz voor de toepassing van dwang. Ik zeg hier
met opzet `vooralsnog', omdat juist voor deze andere twee sectoren de
afgelopen periode een nieuw juridisch kader is ontwikkeld. Over de
contouren daarvan bent u bij brief van 16 juni 2005 geïnformeerd
(Kamerstukken II 28 950, nr 5). Het voorstel van wet, waarin dat
andere kader is neergelegd, zal binnen enkele weken ter consultatie
worden aangeboden aan de betrokken veldpartijen. Vervolgens is het
streven erop gericht om begin 2007 advies aan de Raad van State te
vragen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport