Aanbieding kader integraal indiceren
Kamerstuk, 21-11-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/ZI-U-2729987
21 november 2006
Het kabinet heeft op 7 juli jl. de voortgang geschetst op de 12
thema's van de jeugdagenda van Operatie Jong (Tweede Kamer, 2005-2006,
29284 en 29815, nr. 21). Daarin is ook de voortgang op het thema
harmonisering indicatiestellingen meegenomen. Met deze brief bied ik
u, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het
kader integraal indiceren aan.
Centraal in dit kader staat de indicatiestelling voor geïndiceerde
(jeugd)zorg en (voortgezet) speciaal onderwijs. Voordat ik daar
inhoudelijk op inga, wil ik eerst het belang benadrukken van
niet-geïndiceerde voorzieningen binnen (jeugd)zorg en onderwijs.
Binnen de (jeugd)zorg heeft de gemeente hierin een belangrijke rol. De
activiteiten van de gemeente dragen ertoe bij dat voorkomen kan worden
dat jeugdigen aangewezen raken op geïndiceerde (jeugd)zorg. Binnen
onderwijs spelen de scholen een belangrijke rol waar het gaat om
preventie. De samenwerkingsverbanden Weer samen naar school (WSNS) en
de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs (Zorg Advies Teams)
bieden extra ondersteuning aan leerlingen met `milde' problemen als
dyslexie, ADHD en sociaal emotionele problemen.
Hebben jeugdigen ernstiger handicaps of stoornissen, dan komt de
geïndiceerde (jeugd)zorg en het (voortgezet) speciaal onderwijs in
beeld. Veelal hebben deze jeugdigen niet alleen extra (jeugd)zorg of
onderwijs nodig, maar gaat het om een combinatie van extra (jeugd)zorg
en extra onderwijsondersteuning. Op dit moment moeten daarvoor
meerdere indicatietrajecten apart worden doorlopen. Dit leidt tot
lange doorlooptijden voor jeugdigen en hun ouders, tot dubbel
onderzoek en veel administratieve lasten. Binnen het Jong thema
harmonisering indicatiestellingen is onderzocht hoe deze trajecten
beter op elkaar afgestemd kunnen worden.
Eerst is in beeld gebracht welke combinaties van indicaties veel
voorkomen. Hieruit kwam naar voren dat praktisch alle leerlingen met
een onderwijsindicatie voor cluster 4 (ernstige gedragsproblemen) ook
een indicatie voor jeugdzorg (nodig) hebben. Daarnaast bleken veel
leerlingen met een cluster 3 indicatie (verstandelijke of lichamelijke
handicap) ook een AWBZ-indicatie nodig te hebben. De harmonisering van
de indicatiestellingen is daarom rond die doelgroepen geconcentreerd,
waarmee tevens een beheersbare pilot is gerealiseerd.
De principes die er nu liggen kunnen naar verwachting ook gebruikt
worden voor andere doelgroepen met een complexe zorgvraag op meerdere
terreinen.
Het afgelopen jaar is hard gewerkt aan verbetering op het terrein van
de toegang tot geïndiceerde (jeugd)zorg en speciaal onderwijs. Met het
oog op het verminderen van de administratieve belasting zijn er
procedures en routes ontwikkeld met afspraken over cliëntroute,
informatie-uitwisseling, en consultatie. In enkele regio's hebben
indicatie-organen van speciaal onderwijs, jeugdzorg en AWBZ-zorg
ervaring opgedaan met modellen en afspraken die ontwikkeld zijn vanuit
de praktijk.
De ministeries van OCW en VWS hebben regelmatig overlegd met de
landelijke kernspelers IPO, MO-groep, MEE, LCTI, WEC-raad, CIZ en ZN.
Deze partijen hebben begin dit jaar aangegeven het ingezette proces
van integraal indiceren te ondersteunen. De afgelopen periode is
gebruikt om een landelijk kader van afstemming en samenwerking te
ontwikkelen. Het kader integraal indiceren is gereed en dient als
werkwijze voor uitvoeringsorganisaties in het geval een kind voor
meerdere indicaties in aanmerking komt. In het landelijk kader staat
dat uitvoeringsorganisaties afspraken moeten maken over zeven thema's.
Op 5 oktober jl. hebben de landelijke kernspelers, namelijk IPO,
MO-groep, MEE, WEC-raad, LCTI, CIZ en ZN, ingestemd met verdere
implementatie van het kader integraal indiceren in de regio's. Op dit
moment wordt bezien op welke wijze de implementatie kan worden
vormgegeven. In de reguliere voortgangsberichten jeugdzorg zal u daar
over geïnformeerd worden.
Het kader integraal indiceren is een veelbelovend instrument dat in de
afgelopen periode op enkele plekken in het land is getest en getoetst.
Zoals hierboven aangegeven, dienen op zeven thema's afspraken gemaakt
te worden. Het gaat daarbij om: signalering van gecombineerde
zorgvragen, trajectbegeleider, informatie-uitwisseling, consultatie,
bevorderen van een samenhangend aanbod, kennismanagement en
kwaliteitsborging. Hoe die afspraken er uit komen te zien, kan per
regio op eigen wijze worden ingevuld: dat is het domein van de
regio's. Er liggen voorbeelden, aangeleverd vanuit de ervaringen van
de pilots. Het kader is een dynamisch instrument, dat gevoed en
gewijzigd kan worden door voortschrijdend inzicht en aangevuld kan
worden met ervaringen uit regionale afspraken.
Doel van integrale indicatiestelling is in eerste instantie winst voor
de klant (het kind en de ouders), maar ook winst voor de instanties
die betrokken zijn bij het indiceren voor zorg en onderwijs. Voor de
ouders moet het aantoonbaar leiden tot vermindering van
administratieve lasten. De doorlooptijden worden korter en de nieuwe
werkwijze voorziet in een integrale indicatiestelling, die de basis
kan vormen voor een integraal hulpaanbod. Voor de organisaties die te
maken hebben met indiceren liggen er kansen voor efficiëncy-winst.
Vanzelfsprekend zal het invoeren van de nieuwe werkwijze in eerste
instantie extra inzet verlangen, maar hiervoor is er vanuit de
overheid een ondersteuningsaanbod voor de regio's.
De integrale werkwijze beoogt gebruik te maken van elkaars
onderzoeken, informatie en procedures terwijl de eigen bevoegdheid tot
het indiceren voor zorg of onderwijs gehandhaafd blijft.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik hebben grote
verwachtingen van de kansen die het kader integraal indiceren biedt
voor jeugdigen en indicatie-organen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Documenten
* Kader integraal indiceren (nieuw venster) Kamerstuk | 21-11-2006
(pdf, 1 pag., 27 kB)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport