Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : DL. 2006/2041
datum : 21-11-2006
onderwerp : Kabinetsreactie: "Buitenbeentjes en boegbeelden" bijlagen : 1

Geachte Voorzitter,

Bij deze bied ik u, mede namens de minister van VROM, het advies van de Raad voor het Landelijk Gebied 'Buitenbeentjes en boegbeelden' en de kabinetsreactie daarop aan.

Samenvatting van het advies

De Raad besteedt in zijn rapport over de megabedrijven vooral aandacht aan het ondernemerschap, de bedrijfseconomische dimensie, de positie van de bedrijven in de keten en de gevolgen voor het landschap.

Positie van de megabedrijven
De Raad spreekt van megabedrijven bij een omvang van bijna meer dan zesmaal de gemiddelde omvang van alle land- en tuinbouwbedrijven. Megabedrijven hebben een bescheiden aandeel zowel in het totale aantal agrarische bedrijven (1,6%) als in de totale productiecapaciteit (17%). Er is wel een duidelijk verschil tussen sectoren. In de melkveehouderij is hun aandeel in de productiecapaciteit 0,5%, in de akkerbouw 4%, maar in de (glas)tuinbouw 44%. De Nederlandse megabedrijven zijn overigens klein vergeleken met megabedrijven elders in Europa, USA en Australië. In de keten is hun positie bescheiden en kunnen zij geen prijsbepalende rol spelen. De Raad constateert dan ook dat, met uitzondering van de glastuinbouw, het aandeel van megabedrijven in agrarisch Nederland beperkt is, zowel in aantal als productieomvang.

Kracht van het megabedrijf
Een belangrijke voorwaarde voor het kunnen doorgroeien tot megabedrijf is dat de arbeidsorganisatie goed kan aansluiten op het grootschalige en continue karakter van het productieproces. In de glastuinbouw met steeds meer jaarrondteelten is een snelle ontwikkeling naar grote bedrijven zichtbaar. De arbeidsproductiviteit is globaal tweemaal zo groot als op het gemiddelde gezinsbedrijf. In sociaal opzicht biedt het megabedrijf het voordeel van meer mogelijkheden van arbeidsverdeling en meer gebruikelijke arbeidstijden en arbeidsvoorwaarden.
De Raad acht het niet raadzaam om de agrarische werkgelegenheid te willen beschermen door beperkingen op te leggen aan de bedrijfsomvang. Een dergelijk beleid zal averechts werken, doordat dit de concurrentiekracht van de sector aantast.
De Raad constateert voorts dat de ondernemer van het Nederlandse megabedrijf de sterke kanten van het gezins-/familiebedrijf en de voordelen van grootschaligheid weet te combineren en te verwaarden. Hij onderscheidt zich door zijn overtuiging van de noodzaak van groei van het bedrijf en het verwerven van een sterke positie in de keten. Ook wordt hij gekenmerkt door het willen ontwikkelen van kennis, het aansturen van personeel, maar eveneens door betrokkenheid bij product, productieproces en dierenwelzijn.
De Raad adviseert de overheid geen keuze te maken tussen óf het gezinsbedrijf óf het megabedrijf, maar alle bedrijven ontwikkelingsmogelijkheden te bieden, mits voldaan wordt aan maatschappelijke randvoorwaarden.

Perspectief van het megabedrijf
De Raad is van mening dat het aandeel van megabedrijven in zowel omvang als aantal in Nederland vermoedelijk wel toeneemt, maar de toename zal, met uitzondering van de glastuinbouw, zeer beperkt zijn. In de glastuinbouw gaat het vooral om bedrijven in de Greenports Westland, Oostland, Aalsmeer en omgeving, de zuidwest-as en elders waar concentraties van glastuinbouwvestigingen mogelijk zijn. In de grondgebonden sectoren blijft de gezins- en familiestructuur dominant. Wel verwacht de Raad dat ten noorden van de lijn Alkmaar-Zwolle, ten zuidwesten van de lijn Rotterdam-Breda en in de Flevopolders een aantal grondgebonden bedrijven tot megabedrijf zal uitgroeien. Ook in kleinschaliger landschappen is het mogelijk dat een aantal megabedrijven wordt ontwikkeld.

Zorgvuldige afweging op regionaal niveau
Behoud en bevordering van kwaliteit van het landelijk gebied kunnen in bepaalde gebieden leiden tot bezwaren tegen vestiging van een megabedrijf in verband met een grote milieu- en verkeersbelasting of bezwaren van landschappelijke en ruimtelijke aard. Over de invloed op het landschap van schaalvergroting en uitgroei tot megabedrijven in het bijzonder geeft de Raad aan dat de effecten verschillend zijn naar sector van land- en tuinbouw en type landschap. Dit wordt geïllustreerd door enkele beschrijvingen daarvan voor bepaalde bedrijfstypen en landschapstypen, zoals bijvoorbeeld kleinschalig of open landschap. De Raad spreekt zich niet uit over wel of niet gewenste ontwikkelingen. De Raad onderkent de bezwaren, maar meent niet dat er aanleiding is om het wettelijk en bestuurlijk instrumentarium uit te breiden met bedrijfsgroottebeperkingen. Rijk, provincie en gemeenten dienen (wel) duidelijke en goed handhaafbare randvoorwaarden te formuleren die de kwaliteit van ruimte, milieu en natuur en landschap garanderen. Deze randvoorwaarden moeten leiden tot duidelijke regelgeving inzake dierenwelzijn, natuur, landschap, ruimte en milieu en tot een consistent beleid ter ondersteuning en bevordering van de doelen met betrekking tot de kwaliteit van het landelijk gebied. Op deze wijze blijft de verbinding tussen landbouw en samenleving overeind (license to produce). De Raad gaat ervan uit dat bij toepassing van deze randvoorwaarden zal blijken dat de mogelijkheid van vestiging van een megabedrijf per gebied en per bedrijfstype verschilt. Terwijl het ene gebied veel vestigingsmogelijkheden biedt, bestaan in een ander gebied overwegende bezwaren. In de Nationale Landschappen of andere waardevolle gebieden zullen bepaalde typen vanwege hun grote gebouwen of kassen niet acceptabel zijn.
De Raad is van oordeel dat de besluitvorming over het al dan niet toelaten van megabedrijven op regionaal niveau dient plaats te vinden met een belangrijke rol voor de provincie. Dit vanwege het qua omvang en complexiteit overstijgen van het lokaal niveau en de noodzakelijk geachte zorgvuldige afweging van landschappelijke en ruimtelijke aspecten. De Raad sluit hierbij aan bij de mogelijkheid die provincies in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) krijgen. De Raad adviseert de minister van LNV de ontwikkeling op het gebied van een maatschappelijk verantwoorde inpassing van megabedrijven te faciliteren. De Raad adviseert ook dat onderzoek gewenst is naar mogelijkheden van grootschalig boeren in kleinschalige landschappen door middel van samenwerkende boeren.

Kabinetsreactie
Ik stel het advies dat de Raad heeft uitgebracht op prijs. De Raad heeft een goede analyse gepleegd en een vergelijking gemaakt tussen megabedrijven en gezinsbedrijven, die ook van waarde is bij de verdere uitwerking van de Nota Ruimte, Kiezen voor Landbouw en het Tweede Meerjarenprogramma van de Agenda voor een Vitaal Platteland (MJP 2).

Kracht van het megabedrijf
De Raad constateert dat de arbeidsproductiviteit van megabedrijven tweemaal zo groot is als van gezinsbedrijven. De Raad is geen voorstander van bescherming van werkgelegenheid op het platteland door beperkingen aan de omvang van bedrijven op te leggen. Dit advies is in lijn met het kabinetsbeleid. In de nota 'Kiezen voor landbouw' heb ik de verschillende ondernemersstrategieën beschreven, waaronder de strategie gericht op kostprijsverlaging. De concurrentiekracht kan versterkt worden door als ondernemer te kiezen voor de strategie van de kostprijsverlaging. Een efficiëntere inzet van de factor arbeid is belangrijk, met name in de glastuinbouw, waar arbeid een grote kostenpost is.

De Raad constateert dat megabedrijven worden gekenmerkt door zelfbewuste ondernemers die bewust kiezen en bedreigingen eerder als kans zien. Dit sluit goed aan bij het kabinetsbeleid om meer verantwoordelijkheid bij ondernemers en burgers te leggen en bij het LNV-motto 'Van zorgen voor naar zorgen dat'.
Megabedrijven onderstrepen het belang van kennis en innovatie om bedrijfsvoering en concurrentiepositie te versterken. Het accent bij megabedrijven ligt daarbij meer op nieuwe technologie en management, bij gezinsbedrijven meer op nieuwe product/marktcombinaties. Ik sluit hierbij aan met institutionele en instrumentele veranderingen in het kennis- en innovatiebeleid.
De Raad adviseert geen keuze te maken tussen óf het gezinsbedrijf óf het megabedrijf, maar alle bedrijven ontwikkelingsmogelijkheden te bieden, mits voldaan wordt aan maatschappelijke randvoorwaarden. Dit is in lijn met het LNV-beleid.
Ik ben van mening dat iedere ondernemer op zijn eigen manier kijkt naar zijn bedrijf, zijn omgeving en naar zichzelf. Hij bepaalt zelf zijn strategie. Ik wil niet op voorhand beperkingen voor ontwikkelingsrichtingen daarbij aanbrengen.

Perspectief van het megabedrijf
De Raad is van mening dat het aandeel van megabedrijven, met uitzondering van die binnen de sector glastuinbouw, zeer beperkt zal zijn. De Raad gaat ervan uit dat megabedrijven in bepaalde gebieden zich verder zullen ontwikkelen.
Omdat het aantal megabedrijven binnen de glastuinbouw aanzienlijk hoger ligt en nog verder zal toenemen dan binnen andere sectoren, acht ik het van belang aan te geven dat het kabinetsbeleid is gericht op een gebundelde ontwikkeling van de glastuinbouw in 'greenports' en satellieten (te weten 'landbouwontwikkelingsgebieden glastuinbouw'(LOG's). In de Nota Ruimte zijn tien LOG's voor glastuinbouw benoemd. Provincies kunnen onder voorwaarden, genoemd in de Nota Ruimte en de Beleidsbrief 'Nadere uitwerking ruimtelijk beleid glastuinbouw', aanvullend regionale LOG's aanwijzen. Twee van de voorwaarden hiervoor zijn bundeling en opname van deze bundelingsgebieden in de streekplannen (met ingang van de nieuwe Wro: provinciale structuurvisies) en bestemmingsplannen. Ook voor megabedrijven geldt dat ze alleen zijn toegestaan indien ze onderdeel uitmaken van dergelijke aanvullend door provincies aangewezen regionale LOG's, en dat ze dus zullen moeten voldoen aan eerdergenoemde voorwaardenset uit Nota Ruimte en Beleidsbrief. Voor de grondgebonden landbouw wil ik stimuleren dat deze de ruimte krijgt om in te spelen op de eisen van de markt en om verbreding mogelijk te maken. Een economisch vitale grondgebonden sector is de beste garantie voor een duurzaam beheer van het landelijk gebied. Het Rijk geeft daarbij de kaders aan en toetst of daaraan wordt voldaan.

Zorgvuldige afweging op regionaal niveau
Een groot deel van de drijvende krachten van ondernemers achter schaalvergroting is in alle regio's gelijk. De Raad constateert dat de uitgangssituatie wel per gebied (met name overheidsbeleid ten aanzien van milieu, ruimtelijke ordening, landschap en natuur) kan verschillen. De Raad is van mening dat Rijk, provincies en gemeenten eventuele ongunstige effecten van de tucht van de markt voor collectieve goederen met duidelijke regelgeving moeten beschermen. De Raad sluit zich aan bij de sturing/ruimte die de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt.
Ik ben het met de Raad eens dat het vooral de provincie is die een belangrijke rol moet spelen in de afweging van landschappelijke en ruimtelijke aspecten. Uitgroeimogelijkheden voor megabedrijven kunnen daardoor verschillen. Ik constateer dat de landbouw als grootste ruimtegebruiker van Nederland een grote impact heeft op de kwaliteit, beleving en ontwikkeling van het Nederlandse landschap, maar tevens dat de sector ruimte nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen. In de Nota Ruimte zijn door het kabinet hiervoor enkele belangrijke uitgangspunten geformuleerd. Het Rijk geeft bij het ruimtelijk beleid de kaders aan en toetst of daaraan wordt voldaan. Het is aan de provincies en gemeenten om de doelen in plannen om te zetten en uit te voeren. Gebundelde Europese, nationale en provinciale financiële middelen worden daarvoor ingezet. De Raad gaat nader in op de invloed van schaalvergroting en uitgroei tot megabedrijven op landschap en ruimtelijke kwaliteit en beschrijft voorbeeldsgewijs deze ontwikkeling voor enkele sectoren en landschapstypen. Ik concludeer daar enerzijds uit dat aanvragen voor dergelijke ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval om zorgvuldige afwegingen door Rijk, provincie en gemeenten vragen. Maar anderzijds acht ik ook meer kennisontwikkeling en nader onderzoek nodig om de ruimtelijke en landschappelijke effecten beter in beeld te krijgen.

Ik neem de aanbeveling van de Raad derhalve over om de ontwikkeling van kennis op het gebied van een maatschappelijk verantwoorde ruimtelijke en landschappelijke inpassing van megabedrijven te faciliteren. Ook de aanbeveling om meer onderzoek te doen naar de mogelijkheden van grootschalig boeren in kleinschalige landschappen door middel van samenwerkende bedrijven, met als voorbeeld pilots als 'melkveehouderij op schaal' en 'Cowmunity', neem ik over. Verder breng ik graag onder uw aandacht dat het Rijk reeds actief is op een groot aantal gerelateerde gebieden. Zo buigt het Rijk zich al over de ruimtelijke aspecten van de glastuinbouw (onder andere uitwerking Beleidsbrief), over de toekomst van de intensieve veehouderij in de reconstructiegebieden, over wetgeving rond milieukwesties (al of niet in respons op de EU), over de Nationale Landschappen plus de veenweidegebieden en de toekomst van de agrarische bedrijven aldaar, over het stimuleren van het agrarische medegebruik voor recreatie etc.

Tot slot
In het advies is de Raad ingegaan op een aantal belangrijke beleidsmatige ontwikkelingen rond megabedrijven. Ook heeft het goed zicht gegeven op ondernemers die deze bedrijven leiden. Het advies van de Raad is een waardevolle ondersteuning van het gevoerde kabinetsbeleid.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Buitenbeentjes en boegbeelden