De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DP. 2006/1040
datum : 21-11-2006
onderwerp : Kwaliteitsagenda Landschap: een tussenstand
bijlagen : 1
Geachte Voorzitter,
Sinds de aankondiging van de Kwaliteitsagenda Landschap in de Agenda
Vitaal Platteland (AVP) en de Nota Ruimte (NR) is er veel gebeurd op
het gebied van landschap. Er zijn al veel acties gestart en een aantal
zal nog gestart worden. Uit vele gesprekken en uit allerlei
onderzoeken blijkt een toenemende bezorgdheid over het landschap. In
deze brief wil ik daar op ingaan. Mede namens de ministers van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap bied ik u een tussenstand aan van de
Kwaliteitsagenda Landschap. De nieuwe minister voor Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit kan dan met collega's uit een nieuw kabinet de
Agenda voor het landschap verder afronden.
De voorliggende tussenstand Kwaliteitsagenda Landschap bestaat uit
twee onderdelen: de Handreiking Kwaliteit Landschap en een Agenda voor
het generieke landschapsbeleid. De Handreiking Landschap is bedoeld
ter ondersteuning van de decentrale overheden, vanuit de
sturingsfilosofie die is vastgesteld in de Nota Ruimte: 'decentraal
wat kan, centraal wat moet'. Prioritaire vragen van de kant van
provincies vormen de basis. De Handreiking gaat in op: rollen en
verantwoordelijkheden; de praktijk van rekening houden met het
landschap; het gebruik van kernkwaliteiten; financiering; wet- en
regelgeving en agendering. Op 29 juni jl. is de Handreiking Landschap
tijdens een bijeenkomst over Landschap op Kasteel Groeneveld reeds
aangeboden aan de provincies. Deze is bijgevoegd als bijlage 1.
In de Nota Ruimte en Agenda Vitaal Platteland is de strategie
'landschap ontwikkelen met kwaliteit' geïntroduceerd. Het uitgangspunt
van deze strategie is dat de kwaliteit van het landschap expliciet
wordt meegenomen in ruimtelijke afwegingen. Dit betekent dat de
ruimtevraag zorgvuldig en zoveel mogelijk in overeenstemming met
bestaande patronen wordt ingevuld, zodat de ruimtelijke kwaliteit
wordt ontwikkeld en verbeterd. De provincies en gemeenten zijn
verantwoordelijk voor de basiskwaliteit van het landschap en voor de
uitwerking van deze kwaliteitsslag. Bij de landschappelijke kwaliteit
gaat het om algemene landschappelijke, natuurlijke, culturele en
cultuurhistorische waarden, gebruikswaarde en de belevingswaarde van
het landschap.
Het Rijk toetst of de provincies in de streekplannen aandacht hebben
besteed aan de landschappelijke kwaliteit. Deze basiskwaliteit van het
landschap geldt voor heel Nederland, dus ook voor de gebieden met een
extra beleidsdoelstelling vallend binnen de Ruimtelijke
Hoofdstructuur. In de Nota Ruimte zijn 20 gebieden aangewezen als
Nationaal Landschap die internationaal zeldzaam of uniek zijn, dan wel
kenmerkend zijn voor Nederland. Voor deze gebieden draagt het Rijk in
het algemeen een grotere verantwoordelijkheid dan daarbuiten.
Daarnaast is er ook specifiek beleid voor de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS) en de rijksbufferzones. Het Rijk behoudt
verantwoordelijkheid bij de uitvoering van het beleid voor deze
gebieden. In deze brief ga ik vooral in op het generieke
landschapsbeleid dat onder de verantwoordelijkheid van provincies en
gemeenten valt. Het Rijk faciliteert en stimuleert hierbij via het
generieke landschapsinstrumentarium. De Kwaliteitsagenda Landschap
gaat hier op in.
De Kwaliteitsagenda Landschap heeft een nauwe relatie met het
Actieprogramma Ruimte en Cultuur en met de Uitvoeringsagenda Ruimte
2006. In de Uitvoeringsagenda Ruimte die 21 september jl. aan u is
toegestuurd staat een aantal acties geformuleerd voor het
landschapsbeleid, die de uitvoering een extra impuls geven. Met de
hier onderstaande Agenda voor het generieke landschapsbeleid worden de
acties uit de Uitvoeringsagenda Ruimte verder uitgewerkt. De Agenda
voor het generieke landschapsbeleid komt voort uit diverse
maatschappelijke signalen die gaan over de bezorgdheid omtrent het
landschap. Ook wordt geregeld gevraagd naar de invulling van de nieuwe
sturingsfilosofie. Deze signalen en ontwikkelingen in relatie tot
landschap neem ik zeer serieus. Op basis daarvan worden onderwerpen
geagendeerd voor de toekomst. In de Agenda voor het generieke
landschapsbeleid gaat het om richtinggevende denklijnen over de
toekomst van het landschap. Daarin wordt de rol van het Rijk - naast
die van provinciale en gemeentelijke overheden - verduidelijkt en
wordt ingegaan op de instrumenten die het Rijk daarvoor ter
beschikking stelt. De huidige sturingsfilosofie van het kabinet,
'decentraal wat kan, centraal wat moet', is daarbij het uitgangspunt.
De Agenda voor het generieke landschapsbeleid
1. Kern van de Agenda
Landschap spreekt tot de verbeelding. Landschap raakt mensen.
Landschapsontwikkeling speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling
van onze samenleving. We ontlenen er voor een deel onze individuele,
regionale en nationale identiteit aan. De opvattingen over het
landschap verschuiven ook in de tijd. De utilitaire benadering in het
beleid, gericht op inrichting van ons land uitsluitend ten behoeve van
economische ontwikkelingen, verschuift bijvoorbeeld naar een meer
arcadische benadering gericht op de beleving en de authenticiteit van
het landschap; ofwel een verschuiving van productieruimte naar
consumptieruimte. Het landschap wordt gevormd vanuit functies als
landbouw, transport, bebouwing en waterberging met verschillend
grondgebruik. Dit leidt tot verschillende uitingsvormen, zoals open
gebieden, hoogspanningsleidingen en sloten. De zeggenschap en
verantwoordelijkheid over deze elementen is verdeeld over vele
publieke en private actoren en organisaties.
Op basis van signalen, opvattingen en adviezen concludeer ik dat de
samenleving zich zorgen maakt over de verrommeling en vervlakking van
het landschap. Verrommeling heeft veel verschillende
verschijningsvormen en wordt verschillend beleefd. Echter, het risico
bestaat dat verrommeling en vervlakking leiden tot kwaliteitsverlies
en identiteitsverlies.
De signalen over het landschap gaan enerzijds over ontwikkelingen die
nu plaatsvinden, zoals amorfe verstedelijking in het landelijk gebied
bijvoorbeeld als uitleg bij kleine kernen en de bebouwing langs
infrastructuur. Zo heeft het Ruimtelijk Planbureau (RPB) een rapport
uitgebracht over verstedelijking langs infrastructuur, getiteld
'Bloeiende bermen, verstedelijking langs de snelweg'. Daarin stelt het
RPB dat er veel onvrede heerst over de ruimtelijke ontwikkelingen
langs infrastructuur en dat dat negatieve effecten heeft op onder meer
de kwaliteit van het landschap. Het Kabinet onderkent in zijn reactie
op dit rapport het belang van de ruimtelijke kwaliteit van
snelweglocaties en neemt daarbij zijn verantwoordelijkheid.
Anderzijds is er sprake van nieuwe ontwikkelingen die op termijn het
landschap sterk zullen beïnvloeden zoals klimaatverandering en de
daarmee samenhangende wateropgave, de ontwikkelingen in de landbouw en
in de energiesector. Goed beheer van het landschap door
terreinbeheerders, particulieren, en andere verantwoordelijke
instanties wordt gezien als een belangrijk aspect om
landschapskwaliteit te behouden. Ontwerp speelt een belangrijke rol
bij de versterking van landschapskwaliteit. Uitgangspunt voor
'ontwikkelen met kwaliteit' is om mogelijk negatieve ontwikkelingen
zoveel mogelijk om te zetten in kansen voor het verwezenlijken van
positieve ontwikkelingen in het landschap.
Veel ruimtelijke transformaties kunnen niet vanuit één rijkspartner
alleen worden beïnvloed. Andere rijkspartners kunnen vanuit hun
specifieke verantwoordelijkheid een belangrijke bijdrage leveren aan
landschapskwaliteit. Maar ook andere overheden, maatschappelijke
organisaties, ondernemers en burgers hebben een rol. De verschillende
partijen hebben daarvoor hun eigen mogelijkheden en instrumentarium.
Ik zet in op twee sporen. Het eerste spoor is het versterken of anders
oriënteren van de instrumenten die LNV momenteel ten dienste staan
voor zijn faciliterende en ondersteunende rol als het gaat om
landschap ontwikkelen met kwaliteit. Het tweede spoor gaat in op
versterkte samenwerking met verschillende partijen die betrokken zijn
bij landschapsontwikkeling, en de beschikbare instrumenten zo te
combineren dat samen vorm gegeven kan worden aan de verbetering en
ontwikkeling van landschapskwaliteit. In bestaande programma's zoals
het Actieprogramma Ruimte en Cultuur en de Uitvoeringsagenda Ruimte
2006 is hier al een begin mee gemaakt. In lijn met de Nota Ruimte wil
het ministerie van LNV zo meer eenheid en samenwerking in het
rijksoptreden op het terrein van landschap bereiken. Op deze manier
kan zowel 'decentraal wat kan' als 'centraal wat moet' worden
vormgegeven.
2. Maatschappelijke signalen
In de maatschappij, in de politiek, en bij de verschillende
overheidsorganisaties is landschap in beeld. Regelmatig wordt vanuit
verschillende invalshoeken en door steeds bredere groepen gesproken
over landschap. In de kunsten (theater, beeldende kunst, liedkunst,
literatuur en film) beleeft het landschap als onderwerp van kritische
beschouwing bijvoorbeeld een ware hausse. De toenemende interesse voor
het landschap is een positieve ontwikkeling. Organisaties vinden
elkaar steeds beter en vormen coalities. Een goed voorbeeld daarvan is
de totstandkoming van de Landschapsmanifestgroep. Ook burgers en de
private sector spelen in toenemende mate een rol bij ruimtelijke
ontwikkelingen. Er bestaan veel initiatieven van succesvolle
'zelforganisaties' die een belangrijke bijdrage leveren aan
landschappelijke kwaliteit. Dit ervaart het kabinet als een positieve
betrokkenheid van de maatschappij bij het streven naar de ontwikkeling
van een kwalitatief aantrekkelijk landschap in heel Nederland.
Verder blijkt het Belvedèrebeleid een succesvolle aanpak. Het is
bedoeld als nieuwe zienswijze op de omgang met het cultureel erfgoed
(behoud door ontwikkeling), en richt zich op bestuurlijke en
maatschappelijke doorwerking. Het vormt daarmee, zonder wet- of
regelgeving, een bron van inspiratie voor provinciaal en lokaal
beleid, voor concrete ontwerpopgaven, ontwikkelingsstrategieën en
ruimtelijke plannen.
In het interdepartementale Adaptatieprogramma Ruimte en Klimaat wordt
een ruimtelijke strategie voorbereid over de wijze waarop Nederland
het beste kan omgaan met de verwachte klimaatveranderingen.
Landschappelijke kwaliteit speelt daarbij een belangrijke rol. Ook bij
toekomstige andere opgaven wordt het belang van landschap onderkend.
Naast de positieve ontwikkelingen maken velen zich in toenemende mate
zorgen over de kwaliteit van het landschap. Ook de schaal waarop
veranderingen plaatsvinden en de snelheid van de ontwikkelingen leiden
tot bezorgdheid. Bezorgdheid wordt uitgesproken over de toekomstige
rol van de landbouw voor het landschap in het licht van veranderingen
op Europese en mondiale schaal. Andere signalen gaan over oprukkende
verstening van het platteland, versnippering en bebouwing langs
infrastructuur. In verschillende onderzoeksrapporten en publicaties
van planbureaus en adviesraden worden op deze punten heldere signalen
afgegeven.
Het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) wijst er in de recent
uitgebrachte Natuurbalans 2006 op dat het landschap de afgelopen
vijftien jaar eenvormiger is geworden en onder steeds meer druk staat
van verstedelijking en economische ontwikkelingen in de agrarische
sector. Het landelijk gebied heeft een minder landelijke uitstraling
en is minder open dan 15 jaar geleden. In de Natuurbalans wordt ook
gesproken over toenemende verrommeling van het landschap. Dit treedt
volgens het MNP vooral op in gebieden waar geen ruimtelijk restrictief
beleid wordt gevoerd en waar de landbouw als economische drager aan
invloed verliest. Bovendien zijn er signalen dat de kennis over en
bekendheid met het typisch Nederlandse landschap aan het afnemen zijn.
In zijn reactie op de Natuurbalans 2006 erkent het Kabinet de noodzaak
van sterk landschapsbeleid dat bijdraagt aan de kwaliteit van onze
leefomgeving en geeft vervolgens aan welke maatregelen daartoe reeds
zijn genomen.
3. Belangrijkste transformaties en actoren
Om een vitaal platteland te houden zijn ontwikkelingen in het
landschap gewenst en onvermijdelijk: de samenleving ontwikkelt zich
verder. Dat heeft invloed op het landschap en op de manier waarop we
het landschap beleven. Van sommige ontwikkelingen is de invloed reeds
zichtbaar, van andere pas op de langere termijn. De transformaties die
het meest van invloed zijn op de landschappelijke kwaliteit van ons
land zijn voor de korte termijn bijvoorbeeld de groeiende woon- en
recreatiefunctie, de aanleg van infrastructuur en de ontwikkelingen
binnen het agrocluster. Voor de langere termijn zal het kabinet
rekening moeten houden met de ontwikkelingen rondom de invulling van
de wateropgave, het energievraagstuk en de recreatieve behoeften van
de toekomst.
Meer aandacht voor de ruimtelijke en architectonische vormgeving en
ontwerp bij deze transformaties kan een belangrijke bijdrage leveren
aan behoud en ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit. Investeren
in de kwaliteit van het ontwerp is voor al deze ontwikkelingen een
punt van aandacht. Beheer is een essentieel onderdeel voor het behoud
van landschapskwaliteit.
Zoals eerder genoemd zijn het vooral de groeiende woonfunctie,
infrastructuur en recreatie die de verrommeling veroorzaken. Dan gaat
het om de eenvormige uitbreiding van steden en dorpen, de sterke
uitbreiding van bedrijventerreinen met geringe ruimtelijke kwaliteit
en de toename van snelwegen, vaak voorzien van visueel verstorende
geluidsschermen. De verstedelijking leidt tot een toename van
ongeplande rommelige stadsrandzones, met uiteenlopende functies en
bebouwingen. De mogelijkheden van deze zones voor recreatief gebruik
zijn van groot belang voor stedelingen. De wens om tegelijkertijd de
landschapskwaliteit te behouden en ontwikkelen, en de toegankelijkheid
en gebruiksmogelijkheden voor onder meer recreatief medegebruik te
vergroten, leidt tot een integrale plannings-, ontwerp- en
beheersopgave voor deze gebieden. De rijksbufferzones spelen een
belangrijke rol bij de beperking van het aan elkaar groeien van
stadsagglomeraties te beperken en bij de oplossing van de recreatieve
tekorten in de stedelijke netwerken. Aangezien verrommeling meerdere
gezichten heeft, verschillende oorzaken kent en zich op verschillende
schaalniveaus manifesteert, zullen de oplossingen ook heel divers
zijn. Iedere oorzaak vergt een andere aanpak, waarbij verschillende
actoren betrokken zijn. Samen met onderzoeksinstituten stel ik voor
een analyse te maken om te zien of het huidige bufferzonebeleid
toereikend is om een antwoord te geven op de signalen over de
verrommelende stadsrandzones. Het Rijk zal zelf het initiatief moeten
nemen om de visuele verstoring van en nabij infrastructuur te
verbeteren.
De ontwikkelingen in de landbouw kunnen een groot effect hebben op de
landschappelijke kwaliteit. Daar waar de (multifunctionele) landbouw
zich kan ontwikkelen tot een concurrerende sector, kan een duurzame
economische drager voor het landschap ontstaan. Daar waar de landbouw
zich niet tot een concurrerende sector kan ontwikkelen, kan worden
overwogen om voor het beheer van het agrarische cultuurlandschap door
agrarische ondernemers publieke middelen in te zetten. Het Ruimtelijk
Planbureau adviseert de financiële inzet van het Rijk/EU te
concentreren op die gebieden waar de landbouw weliswaar niet
concurrerend is, maar wel een wezenlijke rol speelt bij het in stand
houden van het cultuurlandschap en andere maatschappelijke waarden.
Een volgend kabinet zal deze analyse meewegen bij de geplande
wijzigingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Onderkend wordt
dat dit voor het landschap van grote betekenis kan zijn.
Door toenemende liberalisering van het Europese landbouwbeleid en de
ontwikkelingen op de wereldmarkt zullen vele agrarische ondernemers
kiezen voor een strategie van schaalvergroting om te kunnen
concurreren op de wereldmarkt. Naast het feit dat hierdoor het
agrarisch gebruik behouden blijft, heeft dit ook andere gevolgen voor
het landschap zoals een groter bebouwingsvolume, het verdwijnen van
landschapselementen, een ander gebruik van vrijkomende agrarische
bedrijfsgebouwen en in bepaalde gebieden minder koeien in de wei. In
landschappelijk kwetsbare gebieden zijn belangrijke keuzen aan de orde
over de ruimte die ondernemers geboden kan worden om zich concurrerend
te ontwikkelen op de wereldmarkt. Het volgend kabinet zal zich hier
verder over buigen.
Daarnaast zullen er bedrijven zijn die voor een andere strategie
kiezen. Dit wordt mede bepaald door persoonlijke voorkeuren en/of de
omgeving waarin zij hun bedrijf uitoefenen. Deze bedrijven kiezen
bijvoorbeeld voor verbreding met bijvoorbeeld activiteiten in relatie
tot recreatie, educatie, zorg, natuur en energieproductie. Een
combinatie van functies leidt echter niet altijd tot een verbetering
van landschappelijke kwaliteit. Een belangrijke uitdaging is om
agrarische ondernemers te stimuleren bij hun toekomststrategie ook
rekening te houden met de landschappelijke effecten van hun
activiteiten.
Tot slot kan de grondgebonden landbouw onder druk komen te staan, mede
als gevolg van hoge grondprijzen en knelpunten in de bedrijfsopvolging
in sommige delen van Nederland. Dat heeft gevolgen voor het beheer en
behoud van het kenmerkende Nederlandse cultuurlandschap in die
gebieden. Landbouwgrond zou daar in toenemende mate in handen van
niet-agrarische eigenaren kunnen komen. Een volgend kabinet kan
besluiten om een systematische analyse van gebieden waar deze
ontwikkelingen plaatsvinden uit te laten voeren met betrekking tot de
gevolgen voor het beheer en behoud van het landschap. Bij deze analyse
zal vooralsnog, in lijn met de Nota Ruimte, de regie van de provincies
en gemeenten centraal staan.
4. Positiebepaling Rijk
Vele actoren, organisaties en overheden hebben invloed op de
ontwikkelingen in en van het landschap. De afwezigheid van een
probleemeigenaar vormt een risico voor de kwaliteit van het landschap
en de verantwoordelijkheid ervoor. Landschapsontwikkeling is gebaat
bij samenwerking tussen directe belanghebbenden (burgers, private en
publieke partijen) in een bepaald gebied. Belangrijk bij
ontwikkelingen in het landschap is de manier waarop deze worden
bewerkstelligd: met of zonder aandacht voor het landschap. Hier ligt
de sleutel voor het landschapsbeleid. Gezamenlijke inzet en de ter
beschikking zijnde instrumenten kunnen elkaar versterken. Waardering
van het landschap is belangrijk om met name burgers en bedrijven
betrokken te krijgen bij veranderingen in het landschap. Onderwijs en
voorlichting kunnen een belangrijke rol spelen als het gaat om uitleg
over de ontstaansgeschiedenis, de leesbaarheid van het landschap en
het hiermee op waarde brengen van het landschap.
In de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland is de
verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het landschap bij
provincies en gemeenten gelegd ('decentraal wat kan'). Het Rijk gaat
ervan uit dat ontwikkelingen in het landelijk gebied plaatsvinden met
aandacht voor landschappelijke kwaliteit. Het Rijk wil andere
overheden ondersteunen om het (cultuur)landschap een belangrijk
uitgangspunt te laten vormen bij de (her)inrichting van het
Nederlandse landschap. Hierbij gaat het niet over de bevriezing van
ontwikkelingen, maar wel om toepassing van de strategie 'Landschap
ontwikkelen met kwaliteit'. Door bij de afweging van ruimtevragen
vroegtijdig, volwaardig en voortdurend rekening te houden met
landschap, kan het landschap zorgvuldig worden ontwikkeld en
verbeterd. Hierbij gaat het zowel om behoud, versterking en
vernieuwing van de landschappelijke kwaliteit. Alsmede om een adequate
borging van de gewenste kwaliteiten, gebaseerd op een goed evenwicht
tussen ecologische, economische, sociaal culturele en
cultuurhistorische aspecten van het landschap. De kwaliteiten kunnen
dan in de vervolgfases als basis dienen. Goede plannen alleen zijn
echter nog geen garantie voor de uitvoering met kwaliteit.
Dit knelpunt kwam ook naar voren in de evaluatie van de regeling
Besluit Ontwikkeling van Landschappen (BOL). De BOL-regeling heeft een
tijdelijke impuls gegeven aan gemeenten om een visie te kunnen
ontwikkelen met betrekking tot landschap via het opstellen van
Landschapsontwikkelingsplannen (LOP's). Het blijkt dat veel gemeenten
dit inmiddels doen. Vanuit de sturingsfilosofie van het Rijk is het
niet langer vanzelfsprekend om voor dit onderwerp een aparte subsidie
beschikbaar te stellen. Overwogen wordt om het opstellen van LOP's op
termijn niet langer financieel te ondersteunen. In het
Investeringsbudget Landelijk Gebied zal vanaf 2007 een budget
beschikbaar worden gesteld voor integrale gebiedsontwikkeling. De
toekomstige kwaliteit van het landschap kan hier een onderdeel in
zijn. Het vrijkomende bedrag uit de BOL zou in de toekomst kunnen
worden besteed aan concrete en innovatieve (voorbeeld)projecten
waarbij de meerwaarde voor de uitvoering zichtbaar wordt en de
potentiële gebruikers bij de ontwikkeling van deze projecten betrokken
worden. Deze beleidswijziging kan door de volgende minister van LNV
worden afgerond.
Bij de decentrale overheden is er sprake van de wens voor een
versterkte invulling van het tweede deel van de sturingsfilosofie van
dit kabinet ('centraal wat moet'). Het Rijk deelt die gedachte, onder
andere daar waar het Rijk zelf ruimtelijke investeringen pleegt en
verantwoordelijk is voor landschappelijke kwaliteit, bijvoorbeeld bij
de aanleg van snelwegen en het beheer van rijkswateren. Hiertoe heeft
het ministerie van V&W in samenwerking met LNV en VROM het project
Steunpunt Route Ontwerp snelwegen opgericht, waarbij onder meer
aandacht wordt besteed aan het openhouden van panorama's langs
snelwegen.
De rol van het Rijk is dus tweeledig: enerzijds stimulerend en
faciliterend voor processen in het landschap, anderzijds eigen
verantwoordelijkheid nemend bij investeringen in het landschap. Die
verantwoordelijkheid manifesteert zich op drie plaatsen: bij
rijksprojecten die het Rijk zelf uitvoert, bij projecten met nationaal
belang (het Rijk maakt mogelijk), en bij gebiedsprojecten waar het
Rijk een faciliterende en stimulerende rol heeft.
Belangrijk is dat het Rijk in beide rollen een voorbeeldfunctie
vervult op nationaal niveau en inspiratie biedt bij ontwikkelingen en
besluiten op regionaal en lokaal niveau. Coalities met andere
partners, zowel binnen als buiten de (rijks)overheid, zijn een manier
om de ambities van het Rijk op zo'n manier te verwezenlijken, dat deze
bijdragen aan de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit.
5. Lopende en voorgenomen acties
Voor de uitvoering van het generieke landschapsbeleid worden bestaande
instrumenten (versterkt of anders) ingezet, maar zullen ook nieuwe
instrumenten worden ontwikkeld op basis van de signalen uit de
maatschappij. Het Rijk heeft een aantal instrumenten ingezet om andere
overheden en partijen te stimuleren landschap te ontwikkelen met
kwaliteit. De ontwikkeling van andere instrumenten is bedoeld om
invulling te geven aan de eigen verantwoordelijkheid van het Rijk
('centraal wat moet'), en zal worden verwezenlijkt in samenwerking met
andere departementen.
Een aantal acties is reeds in gang gezet:
* Europese Landschapsconventie (ELC); op 1 november 2005 heeft
Nederland de Europese Landschapsconventie, een verdrag van de Raad
van Europa geratificeerd. Het verdrag is met name een morele
verplichting tot zorgvuldig landschapsbeleid. De kracht van het
ELC ligt in de gemeenschappelijk intentie om de betrokkenheid van
de burgers bij hun landschap daadwerkelijk te bevorderen en de
Europese overheden op nationaal en regionaal niveau te stimuleren
goede condities te scheppen voor de ontwikkeling en het beheer van
het landschap. Nederland zit door allerlei maatschappelijke
initiatieven en met het huidige rijksbeleid al op de goede weg om
invulling te geven aan het ELC. De komende tijd zal verder
aandacht worden gegeven aan vervolgacties.
* De Rijksadviseur voor het Landschap; inmiddels is de Rijksadviseur
voor het Landschap een bekend fenomeen en lid van het college van
Rijksadviseurs. Voor de toekomst zet LNV in op de continuïteit van
de positie van de Rijksadviseur voor het Landschap binnen het
college van rijksadviseurs. De rol van de rijksadviseur is
faciliterend, stimulerend en inspirerend bedoeld voor alle
partijen die een rol spelen in het landschapsbeleid.
* Kasteel Groeneveld; het is de ambitie om Kasteel Groeneveld verder
te positioneren als ontmoetingsplek voor discussies rondom
landschap. Herwaardering van de betekenis van platteland en
landschap voor Nederland vormt voor het Rijk een brede
beleidsopgave voor de komende jaren. Kasteel Groeneveld kan
letterlijk en figuurlijk uitgroeien tot een buitenplaats die de
scharnierfunctie vervult tussen beleid en samenleving. Kasteel
Groeneveld wordt een platform voor partners in het landelijk
gebied zoals provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties
en andere geïnteresseerden. De activiteiten op Groeneveld worden
gekenmerkt als grensverkennend op de beleidsterreinen van LNV en
aangrenzende domeinen.
* Het Projectbureau Belvedere voert namens LNV, OCW en VROM een
programma uit dat erop is gericht om de kwaliteit van de
inrichting van Nederland te verbeteren door de aandacht en het
respect voor cultuurhistorie in ruimtelijke processen te
vergroten. Een belangrijk deel van dit programma legt zich toe op
de inrichting van het landelijk gebied, door het aanbieden van
toepassingsgerichte kennis aan onder andere provincies, gemeenten,
reconstructiecommissies en terreinbeherende organisaties.
* Een maatschappelijke kosten baten analyse van investeren in
landschap; dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd in opdracht van
LNV, wordt eind 2006 verwacht. Verschillende planbureaus zullen
hier een kwalitatieve analyse aan toevoegen.
* Verbeterde monitoring van landschap en de beleving hiervan wordt
op rijksniveau meegenomen in de monitor doelbereik Nota Ruimte (op
beleidsdoelstellingen en aansluitend bij monitoring Nationale
Landschappen) en maakt deel uit van het Monitor en
Evaluatiesysteem AVP (op prestaties en effecten). Gestreefd wordt
naar een eenduidig monitoring systeem. Verschillende methoden
leveren inzicht in de kwaliteit van het landschap. De Natuurbalans
van het Milieu- en Natuur Planbureau, de nog te ontwikkelen
Erfgoedbalans van de Rijksdienst voor Archeologie,
Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), evenals de Monitor Kleine
Landschapselementen worden nader bekeken op hoe de verschillende
methoden aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
* Voor het vergroten van kwaliteitsbewustzijn bij alle partijen, en
ter ondersteuning van partijen bij 'ontwikkelen met kwaliteit',
worden kwaliteitsteams ingesteld en wordt het bestaande instrument
ontwerpateliers gericht ingezet op actuele onderwerpen. De
kwaliteitsteams zijn bedoeld om de doorwerking van
kwaliteitsdoelen te ondersteunen en/of te begeleiden, te beginnen
in de Nationale Landschappen. Het voorstel is om de
ontwerpateliers in te zetten op de onderwerpen 'Greenports' en
'Landschapsontwikkeling en landbouw', ter ondersteuning van de
lokale ontwerpopgave.
* Op verschillende wijzen draagt LNV bij aan het vergroten van de
competenties van landschapsarchitecten, -ontwikkelaars en
-beheerders: bijvoorbeeld via het onderwijsnetwerk Belvedère, door
kwaliteitsbevordering van landschapsarchitecten bij de Dienst
Landelijk Gebied en door een bijdrage aan de nieuwe Wet op de
Architectentitel. Ook heeft landschap een plek in het groene
onderwijs.
De volgende acties zitten nog in het vat:
* Tegen de achtergrond van de omvangrijke ontwikkelingen die
plaatsvinden, blijkt uit veel signalen de behoefte aan richting in
het landschapsbeleid. Interdepartementaal wordt door de 'fysieke'
departementen versterkt samengewerkt met betrekking tot
landschappelijke ontwikkelingen in Nederland. Algemene urgentie
voor ontwikkelen met kwaliteit is eerder al met de aankondiging
Uitvoeringsagenda Nota Ruimte en Kwaliteitsagenda Landschap
vastgesteld. Zoals onder andere is aangegeven in de
kabinetsreactie op de 'Visie Architectuurbeleid 2008+' van het
College van Rijksadviseurs, is het van belang de
beleidsontwikkeling te richten op de nieuwe ontwerpopgaven die
zich aftekenen en daarbij de relatie te leggen met de veranderde
beleidscontext.
* De voorbeeldfunctie van het Rijk kan worden versterkt. LNV wil
bevorderen dat betekenisvolle landschappen behouden blijven maar
ook ontwikkeld worden, evenzo als de aanleg van
rijksinfrastructuur in het geding is. Deze landschappen dragen bij
aan een vitaal landelijk gebied en verbetering en ontwikkeling van
ruimtelijke kwaliteit. Dit geldt eveneens voor het vormgeven van
projecten met water. Het ministerie van VROM werkt samen met LNV,
V&W en OCW het project Ontwerpen met Water uit. De Dienst
Landelijk Gebied en Staatsbosbeheer onderzoeken hoe hun projecten
aan landschappelijke kwaliteit kunnen bijdragen.
* Zoals in de Uitvoeringsagenda Nota Ruimte 2006 is opgenomen worden
in overleg met betrokkenen de panorama's vanaf de infrastructuur
geïdentificeerd en verder uitgewerkt en wordt door het Rijk een
visie op het openhouden van panorama's ontwikkeld. De mogelijke
instrumentatie van panorama's door bijvoorbeeld het toepassen van
het beschermde landschapsgezicht en de instrumenten behorend bij
de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening wordt verkend.
* In zijn reactie op het SER-advies 'Kansen voor het platteland'
onderschri jft het kabinet volledig de gedachte van de SER dat
boeren en andere landeigenaren een belangrijke functie hebben in
het vitaal houden van het fysieke platteland. Het natuur- en
(cultuur)landschapsbeheer is bij hen in goede handen. Vaststaat
dat door de wijzigingen in de landbouw het Nederlandse landschap
zal veranderen. Vanuit die gedachte zal het volgende kabinet
bezien of, ten behoeve van het in stand houden van het
cultuurlandschap en andere maatschappelijke waarden, financiële
ondersteuning voor ondernemers noodzakelijk is. Hierbij zal tevens
bezien worden welke rol het toekomstig Gemeenschappelijk
LandbouwBeleid kan spelen bij de verdere ontwikkelingen in de
landbouw en daarmee kan bijdragen aan een aantrekkelijk landschap.
* Om het belang van betrokkenheid van de burger verder vorm te geven
wordt onderzocht of het programma Greenwish (een platform voor
mensen die hun expertise, creativiteit en talenten willen inzetten
voor initiatieven op het terrein van natuur, milieu en
duurzaamheid) verder uitgebouwd kan worden. Tevens wordt bekeken
of een vergelijkbare aanpak wenselijk is voor het betrekken van
burgers en andere belanghebbenden bij het ontwerpen van landschap
met kwaliteit. Het meenemen van de uitingen in de kunstwereld is
in dit verband van belang. Ook wordt bekeken hoe succesvolle
zelforganisaties die bijdragen aan een verbetering van de
landschapskwaliteit kunnen worden gestimuleerd. Verder zal worden
onderzocht in hoeverre bedrijven (vanuit de beginselen van
duurzaamheid) bereid zijn te investeren in de kwaliteit van
landschap.
* Om specifieke verrommeling tegen te gaan wordt, zoals aangekondigd
in de Uitvoeringsagenda Nota Ruimte 2006, een
stimuleringsprogramma ruimtelijke/landschappelijke kwaliteit
buitengebied opgestart. Het programma heeft als doel het actief
aanpakken van rommelzones, het saneren/concentreren van verspreid
glas en het stimuleren van functieverandering gericht op een
vitaal platteland.
* In het project Rijksbufferzones gaat het Rijk samen met provincies
het rijksbufferzonebeleid analyseren. Deze analyse moet een
antwoord geven of het beleid toereikend is om de rijksbufferzones
te vrijwaren van verdere verstedelijking en te transformeren tot
grootschalige groene gebieden met mogelijkheden voor ontspanning
en dagrecreatie. In deze analyse komen ook de rol van de
grondgebonden landbouw en de signalen over verrommelde
stadsrandzones aan de orde. Verder is het voornemen om in het
kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied specifiek voor
rijksbufferzones afspraken te maken in de bestuursovereenkomsten
met de betrokken provincies.
Tot slot
De leerervaringen die voortkomen uit acties in het kader van de
Nationale Landschappen, waaronder de resultaten van een
belevingsonderzoek, zullen ook van betekenis zijn en ingezet worden
voor het generieke landschapsbeleid.
In het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied komt er voor
provincies en gemeenten een flink budget beschikbaar voor integrale
gebiedsontwikkeling. Ik vertrouw erop dat daarbij de toekomstige
kwaliteit van het landschap een belangrijke rol zal spelen. Het Rijk
zal decentrale overheden hierbij ondersteunen via het instrumentarium
uit de Kwaliteitsagenda Landschap.
De keuzes die gemaakt moeten worden bij de afronding van deze
tussenstand laat ik over aan mijn opvolger en de collega's van een
nieuw kabinet.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Handreiking Kwaliteit landschap voor provincies en gemeenten
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit