Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : DP. 2006/1040
datum : 21-11-2006
onderwerp : Kwaliteitsagenda Landschap: een tussenstand bijlagen : 1

Geachte Voorzitter,

Sinds de aankondiging van de Kwaliteitsagenda Landschap in de Agenda Vitaal Platteland (AVP) en de Nota Ruimte (NR) is er veel gebeurd op het gebied van landschap. Er zijn al veel acties gestart en een aantal zal nog gestart worden. Uit vele gesprekken en uit allerlei onderzoeken blijkt een toenemende bezorgdheid over het landschap. In deze brief wil ik daar op ingaan. Mede namens de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u een tussenstand aan van de Kwaliteitsagenda Landschap. De nieuwe minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan dan met collega's uit een nieuw kabinet de Agenda voor het landschap verder afronden.

De voorliggende tussenstand Kwaliteitsagenda Landschap bestaat uit twee onderdelen: de Handreiking Kwaliteit Landschap en een Agenda voor het generieke landschapsbeleid. De Handreiking Landschap is bedoeld ter ondersteuning van de decentrale overheden, vanuit de sturingsfilosofie die is vastgesteld in de Nota Ruimte: 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Prioritaire vragen van de kant van provincies vormen de basis. De Handreiking gaat in op: rollen en verantwoordelijkheden; de praktijk van rekening houden met het landschap; het gebruik van kernkwaliteiten; financiering; wet- en regelgeving en agendering. Op 29 juni jl. is de Handreiking Landschap tijdens een bijeenkomst over Landschap op Kasteel Groeneveld reeds aangeboden aan de provincies. Deze is bijgevoegd als bijlage 1.

In de Nota Ruimte en Agenda Vitaal Platteland is de strategie 'landschap ontwikkelen met kwaliteit' geïntroduceerd. Het uitgangspunt van deze strategie is dat de kwaliteit van het landschap expliciet wordt meegenomen in ruimtelijke afwegingen. Dit betekent dat de ruimtevraag zorgvuldig en zoveel mogelijk in overeenstemming met bestaande patronen wordt ingevuld, zodat de ruimtelijke kwaliteit wordt ontwikkeld en verbeterd. De provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de basiskwaliteit van het landschap en voor de uitwerking van deze kwaliteitsslag. Bij de landschappelijke kwaliteit gaat het om algemene landschappelijke, natuurlijke, culturele en cultuurhistorische waarden, gebruikswaarde en de belevingswaarde van het landschap.

Het Rijk toetst of de provincies in de streekplannen aandacht hebben besteed aan de landschappelijke kwaliteit. Deze basiskwaliteit van het landschap geldt voor heel Nederland, dus ook voor de gebieden met een extra beleidsdoelstelling vallend binnen de Ruimtelijke Hoofdstructuur. In de Nota Ruimte zijn 20 gebieden aangewezen als Nationaal Landschap die internationaal zeldzaam of uniek zijn, dan wel kenmerkend zijn voor Nederland. Voor deze gebieden draagt het Rijk in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid dan daarbuiten. Daarnaast is er ook specifiek beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de rijksbufferzones. Het Rijk behoudt verantwoordelijkheid bij de uitvoering van het beleid voor deze gebieden. In deze brief ga ik vooral in op het generieke landschapsbeleid dat onder de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten valt. Het Rijk faciliteert en stimuleert hierbij via het generieke landschapsinstrumentarium. De Kwaliteitsagenda Landschap gaat hier op in.

De Kwaliteitsagenda Landschap heeft een nauwe relatie met het Actieprogramma Ruimte en Cultuur en met de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006. In de Uitvoeringsagenda Ruimte die 21 september jl. aan u is toegestuurd staat een aantal acties geformuleerd voor het landschapsbeleid, die de uitvoering een extra impuls geven. Met de hier onderstaande Agenda voor het generieke landschapsbeleid worden de acties uit de Uitvoeringsagenda Ruimte verder uitgewerkt. De Agenda voor het generieke landschapsbeleid komt voort uit diverse maatschappelijke signalen die gaan over de bezorgdheid omtrent het landschap. Ook wordt geregeld gevraagd naar de invulling van de nieuwe sturingsfilosofie. Deze signalen en ontwikkelingen in relatie tot landschap neem ik zeer serieus. Op basis daarvan worden onderwerpen geagendeerd voor de toekomst. In de Agenda voor het generieke landschapsbeleid gaat het om richtinggevende denklijnen over de toekomst van het landschap. Daarin wordt de rol van het Rijk - naast die van provinciale en gemeentelijke overheden - verduidelijkt en wordt ingegaan op de instrumenten die het Rijk daarvoor ter beschikking stelt. De huidige sturingsfilosofie van het kabinet, 'decentraal wat kan, centraal wat moet', is daarbij het uitgangspunt.

De Agenda voor het generieke landschapsbeleid


1. Kern van de Agenda
Landschap spreekt tot de verbeelding. Landschap raakt mensen. Landschapsontwikkeling speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van onze samenleving. We ontlenen er voor een deel onze individuele, regionale en nationale identiteit aan. De opvattingen over het landschap verschuiven ook in de tijd. De utilitaire benadering in het beleid, gericht op inrichting van ons land uitsluitend ten behoeve van economische ontwikkelingen, verschuift bijvoorbeeld naar een meer arcadische benadering gericht op de beleving en de authenticiteit van het landschap; ofwel een verschuiving van productieruimte naar consumptieruimte. Het landschap wordt gevormd vanuit functies als landbouw, transport, bebouwing en waterberging met verschillend grondgebruik. Dit leidt tot verschillende uitingsvormen, zoals open gebieden, hoogspanningsleidingen en sloten. De zeggenschap en verantwoordelijkheid over deze elementen is verdeeld over vele publieke en private actoren en organisaties.

Op basis van signalen, opvattingen en adviezen concludeer ik dat de samenleving zich zorgen maakt over de verrommeling en vervlakking van het landschap. Verrommeling heeft veel verschillende verschijningsvormen en wordt verschillend beleefd. Echter, het risico bestaat dat verrommeling en vervlakking leiden tot kwaliteitsverlies en identiteitsverlies.

De signalen over het landschap gaan enerzijds over ontwikkelingen die nu plaatsvinden, zoals amorfe verstedelijking in het landelijk gebied bijvoorbeeld als uitleg bij kleine kernen en de bebouwing langs infrastructuur. Zo heeft het Ruimtelijk Planbureau (RPB) een rapport uitgebracht over verstedelijking langs infrastructuur, getiteld 'Bloeiende bermen, verstedelijking langs de snelweg'. Daarin stelt het RPB dat er veel onvrede heerst over de ruimtelijke ontwikkelingen langs infrastructuur en dat dat negatieve effecten heeft op onder meer de kwaliteit van het landschap. Het Kabinet onderkent in zijn reactie op dit rapport het belang van de ruimtelijke kwaliteit van snelweglocaties en neemt daarbij zijn verantwoordelijkheid.

Anderzijds is er sprake van nieuwe ontwikkelingen die op termijn het landschap sterk zullen beïnvloeden zoals klimaatverandering en de daarmee samenhangende wateropgave, de ontwikkelingen in de landbouw en in de energiesector. Goed beheer van het landschap door terreinbeheerders, particulieren, en andere verantwoordelijke instanties wordt gezien als een belangrijk aspect om landschapskwaliteit te behouden. Ontwerp speelt een belangrijke rol bij de versterking van landschapskwaliteit. Uitgangspunt voor 'ontwikkelen met kwaliteit' is om mogelijk negatieve ontwikkelingen zoveel mogelijk om te zetten in kansen voor het verwezenlijken van positieve ontwikkelingen in het landschap.

Veel ruimtelijke transformaties kunnen niet vanuit één rijkspartner alleen worden beïnvloed. Andere rijkspartners kunnen vanuit hun specifieke verantwoordelijkheid een belangrijke bijdrage leveren aan landschapskwaliteit. Maar ook andere overheden, maatschappelijke organisaties, ondernemers en burgers hebben een rol. De verschillende partijen hebben daarvoor hun eigen mogelijkheden en instrumentarium.

Ik zet in op twee sporen. Het eerste spoor is het versterken of anders oriënteren van de instrumenten die LNV momenteel ten dienste staan voor zijn faciliterende en ondersteunende rol als het gaat om landschap ontwikkelen met kwaliteit. Het tweede spoor gaat in op versterkte samenwerking met verschillende partijen die betrokken zijn bij landschapsontwikkeling, en de beschikbare instrumenten zo te combineren dat samen vorm gegeven kan worden aan de verbetering en ontwikkeling van landschapskwaliteit. In bestaande programma's zoals het Actieprogramma Ruimte en Cultuur en de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 is hier al een begin mee gemaakt. In lijn met de Nota Ruimte wil het ministerie van LNV zo meer eenheid en samenwerking in het rijksoptreden op het terrein van landschap bereiken. Op deze manier kan zowel 'decentraal wat kan' als 'centraal wat moet' worden vormgegeven.


2. Maatschappelijke signalen
In de maatschappij, in de politiek, en bij de verschillende overheidsorganisaties is landschap in beeld. Regelmatig wordt vanuit verschillende invalshoeken en door steeds bredere groepen gesproken over landschap. In de kunsten (theater, beeldende kunst, liedkunst, literatuur en film) beleeft het landschap als onderwerp van kritische beschouwing bijvoorbeeld een ware hausse. De toenemende interesse voor het landschap is een positieve ontwikkeling. Organisaties vinden elkaar steeds beter en vormen coalities. Een goed voorbeeld daarvan is de totstandkoming van de Landschapsmanifestgroep. Ook burgers en de private sector spelen in toenemende mate een rol bij ruimtelijke ontwikkelingen. Er bestaan veel initiatieven van succesvolle 'zelforganisaties' die een belangrijke bijdrage leveren aan landschappelijke kwaliteit. Dit ervaart het kabinet als een positieve betrokkenheid van de maatschappij bij het streven naar de ontwikkeling van een kwalitatief aantrekkelijk landschap in heel Nederland.

Verder blijkt het Belvedèrebeleid een succesvolle aanpak. Het is bedoeld als nieuwe zienswijze op de omgang met het cultureel erfgoed (behoud door ontwikkeling), en richt zich op bestuurlijke en maatschappelijke doorwerking. Het vormt daarmee, zonder wet- of regelgeving, een bron van inspiratie voor provinciaal en lokaal beleid, voor concrete ontwerpopgaven, ontwikkelingsstrategieën en ruimtelijke plannen.

In het interdepartementale Adaptatieprogramma Ruimte en Klimaat wordt een ruimtelijke strategie voorbereid over de wijze waarop Nederland het beste kan omgaan met de verwachte klimaatveranderingen. Landschappelijke kwaliteit speelt daarbij een belangrijke rol. Ook bij toekomstige andere opgaven wordt het belang van landschap onderkend.

Naast de positieve ontwikkelingen maken velen zich in toenemende mate zorgen over de kwaliteit van het landschap. Ook de schaal waarop veranderingen plaatsvinden en de snelheid van de ontwikkelingen leiden tot bezorgdheid. Bezorgdheid wordt uitgesproken over de toekomstige rol van de landbouw voor het landschap in het licht van veranderingen op Europese en mondiale schaal. Andere signalen gaan over oprukkende verstening van het platteland, versnippering en bebouwing langs infrastructuur. In verschillende onderzoeksrapporten en publicaties van planbureaus en adviesraden worden op deze punten heldere signalen afgegeven.

Het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) wijst er in de recent uitgebrachte Natuurbalans 2006 op dat het landschap de afgelopen vijftien jaar eenvormiger is geworden en onder steeds meer druk staat van verstedelijking en economische ontwikkelingen in de agrarische sector. Het landelijk gebied heeft een minder landelijke uitstraling en is minder open dan 15 jaar geleden. In de Natuurbalans wordt ook gesproken over toenemende verrommeling van het landschap. Dit treedt volgens het MNP vooral op in gebieden waar geen ruimtelijk restrictief beleid wordt gevoerd en waar de landbouw als economische drager aan invloed verliest. Bovendien zijn er signalen dat de kennis over en bekendheid met het typisch Nederlandse landschap aan het afnemen zijn. In zijn reactie op de Natuurbalans 2006 erkent het Kabinet de noodzaak van sterk landschapsbeleid dat bijdraagt aan de kwaliteit van onze leefomgeving en geeft vervolgens aan welke maatregelen daartoe reeds zijn genomen.


3. Belangrijkste transformaties en actoren
Om een vitaal platteland te houden zijn ontwikkelingen in het landschap gewenst en onvermijdelijk: de samenleving ontwikkelt zich verder. Dat heeft invloed op het landschap en op de manier waarop we het landschap beleven. Van sommige ontwikkelingen is de invloed reeds zichtbaar, van andere pas op de langere termijn. De transformaties die het meest van invloed zijn op de landschappelijke kwaliteit van ons land zijn voor de korte termijn bijvoorbeeld de groeiende woon- en recreatiefunctie, de aanleg van infrastructuur en de ontwikkelingen binnen het agrocluster. Voor de langere termijn zal het kabinet rekening moeten houden met de ontwikkelingen rondom de invulling van de wateropgave, het energievraagstuk en de recreatieve behoeften van de toekomst.

Meer aandacht voor de ruimtelijke en architectonische vormgeving en ontwerp bij deze transformaties kan een belangrijke bijdrage leveren aan behoud en ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit. Investeren in de kwaliteit van het ontwerp is voor al deze ontwikkelingen een punt van aandacht. Beheer is een essentieel onderdeel voor het behoud van landschapskwaliteit.

Zoals eerder genoemd zijn het vooral de groeiende woonfunctie, infrastructuur en recreatie die de verrommeling veroorzaken. Dan gaat het om de eenvormige uitbreiding van steden en dorpen, de sterke uitbreiding van bedrijventerreinen met geringe ruimtelijke kwaliteit en de toename van snelwegen, vaak voorzien van visueel verstorende geluidsschermen. De verstedelijking leidt tot een toename van ongeplande rommelige stadsrandzones, met uiteenlopende functies en bebouwingen. De mogelijkheden van deze zones voor recreatief gebruik zijn van groot belang voor stedelingen. De wens om tegelijkertijd de landschapskwaliteit te behouden en ontwikkelen, en de toegankelijkheid en gebruiksmogelijkheden voor onder meer recreatief medegebruik te vergroten, leidt tot een integrale plannings-, ontwerp- en beheersopgave voor deze gebieden. De rijksbufferzones spelen een belangrijke rol bij de beperking van het aan elkaar groeien van stadsagglomeraties te beperken en bij de oplossing van de recreatieve tekorten in de stedelijke netwerken. Aangezien verrommeling meerdere gezichten heeft, verschillende oorzaken kent en zich op verschillende schaalniveaus manifesteert, zullen de oplossingen ook heel divers zijn. Iedere oorzaak vergt een andere aanpak, waarbij verschillende actoren betrokken zijn. Samen met onderzoeksinstituten stel ik voor een analyse te maken om te zien of het huidige bufferzonebeleid toereikend is om een antwoord te geven op de signalen over de verrommelende stadsrandzones. Het Rijk zal zelf het initiatief moeten nemen om de visuele verstoring van en nabij infrastructuur te verbeteren.

De ontwikkelingen in de landbouw kunnen een groot effect hebben op de landschappelijke kwaliteit. Daar waar de (multifunctionele) landbouw zich kan ontwikkelen tot een concurrerende sector, kan een duurzame economische drager voor het landschap ontstaan. Daar waar de landbouw zich niet tot een concurrerende sector kan ontwikkelen, kan worden overwogen om voor het beheer van het agrarische cultuurlandschap door agrarische ondernemers publieke middelen in te zetten. Het Ruimtelijk Planbureau adviseert de financiële inzet van het Rijk/EU te concentreren op die gebieden waar de landbouw weliswaar niet concurrerend is, maar wel een wezenlijke rol speelt bij het in stand houden van het cultuurlandschap en andere maatschappelijke waarden. Een volgend kabinet zal deze analyse meewegen bij de geplande wijzigingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Onderkend wordt dat dit voor het landschap van grote betekenis kan zijn.

Door toenemende liberalisering van het Europese landbouwbeleid en de ontwikkelingen op de wereldmarkt zullen vele agrarische ondernemers kiezen voor een strategie van schaalvergroting om te kunnen concurreren op de wereldmarkt. Naast het feit dat hierdoor het agrarisch gebruik behouden blijft, heeft dit ook andere gevolgen voor het landschap zoals een groter bebouwingsvolume, het verdwijnen van landschapselementen, een ander gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en in bepaalde gebieden minder koeien in de wei. In landschappelijk kwetsbare gebieden zijn belangrijke keuzen aan de orde over de ruimte die ondernemers geboden kan worden om zich concurrerend te ontwikkelen op de wereldmarkt. Het volgend kabinet zal zich hier verder over buigen.

Daarnaast zullen er bedrijven zijn die voor een andere strategie kiezen. Dit wordt mede bepaald door persoonlijke voorkeuren en/of de omgeving waarin zij hun bedrijf uitoefenen. Deze bedrijven kiezen bijvoorbeeld voor verbreding met bijvoorbeeld activiteiten in relatie tot recreatie, educatie, zorg, natuur en energieproductie. Een combinatie van functies leidt echter niet altijd tot een verbetering van landschappelijke kwaliteit. Een belangrijke uitdaging is om agrarische ondernemers te stimuleren bij hun toekomststrategie ook rekening te houden met de landschappelijke effecten van hun activiteiten.

Tot slot kan de grondgebonden landbouw onder druk komen te staan, mede als gevolg van hoge grondprijzen en knelpunten in de bedrijfsopvolging in sommige delen van Nederland. Dat heeft gevolgen voor het beheer en behoud van het kenmerkende Nederlandse cultuurlandschap in die gebieden. Landbouwgrond zou daar in toenemende mate in handen van niet-agrarische eigenaren kunnen komen. Een volgend kabinet kan besluiten om een systematische analyse van gebieden waar deze ontwikkelingen plaatsvinden uit te laten voeren met betrekking tot de gevolgen voor het beheer en behoud van het landschap. Bij deze analyse zal vooralsnog, in lijn met de Nota Ruimte, de regie van de provincies en gemeenten centraal staan.


4. Positiebepaling Rijk
Vele actoren, organisaties en overheden hebben invloed op de ontwikkelingen in en van het landschap. De afwezigheid van een probleemeigenaar vormt een risico voor de kwaliteit van het landschap en de verantwoordelijkheid ervoor. Landschapsontwikkeling is gebaat bij samenwerking tussen directe belanghebbenden (burgers, private en publieke partijen) in een bepaald gebied. Belangrijk bij ontwikkelingen in het landschap is de manier waarop deze worden bewerkstelligd: met of zonder aandacht voor het landschap. Hier ligt de sleutel voor het landschapsbeleid. Gezamenlijke inzet en de ter beschikking zijnde instrumenten kunnen elkaar versterken. Waardering van het landschap is belangrijk om met name burgers en bedrijven betrokken te krijgen bij veranderingen in het landschap. Onderwijs en voorlichting kunnen een belangrijke rol spelen als het gaat om uitleg over de ontstaansgeschiedenis, de leesbaarheid van het landschap en het hiermee op waarde brengen van het landschap.

In de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland is de verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het landschap bij provincies en gemeenten gelegd ('decentraal wat kan'). Het Rijk gaat ervan uit dat ontwikkelingen in het landelijk gebied plaatsvinden met aandacht voor landschappelijke kwaliteit. Het Rijk wil andere overheden ondersteunen om het (cultuur)landschap een belangrijk uitgangspunt te laten vormen bij de (her)inrichting van het Nederlandse landschap. Hierbij gaat het niet over de bevriezing van ontwikkelingen, maar wel om toepassing van de strategie 'Landschap ontwikkelen met kwaliteit'. Door bij de afweging van ruimtevragen vroegtijdig, volwaardig en voortdurend rekening te houden met landschap, kan het landschap zorgvuldig worden ontwikkeld en verbeterd. Hierbij gaat het zowel om behoud, versterking en vernieuwing van de landschappelijke kwaliteit. Alsmede om een adequate borging van de gewenste kwaliteiten, gebaseerd op een goed evenwicht tussen ecologische, economische, sociaal culturele en cultuurhistorische aspecten van het landschap. De kwaliteiten kunnen dan in de vervolgfases als basis dienen. Goede plannen alleen zijn echter nog geen garantie voor de uitvoering met kwaliteit.

Dit knelpunt kwam ook naar voren in de evaluatie van de regeling Besluit Ontwikkeling van Landschappen (BOL). De BOL-regeling heeft een tijdelijke impuls gegeven aan gemeenten om een visie te kunnen ontwikkelen met betrekking tot landschap via het opstellen van Landschapsontwikkelingsplannen (LOP's). Het blijkt dat veel gemeenten dit inmiddels doen. Vanuit de sturingsfilosofie van het Rijk is het niet langer vanzelfsprekend om voor dit onderwerp een aparte subsidie beschikbaar te stellen. Overwogen wordt om het opstellen van LOP's op termijn niet langer financieel te ondersteunen. In het Investeringsbudget Landelijk Gebied zal vanaf 2007 een budget beschikbaar worden gesteld voor integrale gebiedsontwikkeling. De toekomstige kwaliteit van het landschap kan hier een onderdeel in zijn. Het vrijkomende bedrag uit de BOL zou in de toekomst kunnen worden besteed aan concrete en innovatieve (voorbeeld)projecten waarbij de meerwaarde voor de uitvoering zichtbaar wordt en de potentiële gebruikers bij de ontwikkeling van deze projecten betrokken worden. Deze beleidswijziging kan door de volgende minister van LNV worden afgerond.

Bij de decentrale overheden is er sprake van de wens voor een versterkte invulling van het tweede deel van de sturingsfilosofie van dit kabinet ('centraal wat moet'). Het Rijk deelt die gedachte, onder andere daar waar het Rijk zelf ruimtelijke investeringen pleegt en verantwoordelijk is voor landschappelijke kwaliteit, bijvoorbeeld bij de aanleg van snelwegen en het beheer van rijkswateren. Hiertoe heeft het ministerie van V&W in samenwerking met LNV en VROM het project Steunpunt Route Ontwerp snelwegen opgericht, waarbij onder meer aandacht wordt besteed aan het openhouden van panorama's langs snelwegen.

De rol van het Rijk is dus tweeledig: enerzijds stimulerend en faciliterend voor processen in het landschap, anderzijds eigen verantwoordelijkheid nemend bij investeringen in het landschap. Die verantwoordelijkheid manifesteert zich op drie plaatsen: bij rijksprojecten die het Rijk zelf uitvoert, bij projecten met nationaal belang (het Rijk maakt mogelijk), en bij gebiedsprojecten waar het Rijk een faciliterende en stimulerende rol heeft.

Belangrijk is dat het Rijk in beide rollen een voorbeeldfunctie vervult op nationaal niveau en inspiratie biedt bij ontwikkelingen en besluiten op regionaal en lokaal niveau. Coalities met andere partners, zowel binnen als buiten de (rijks)overheid, zijn een manier om de ambities van het Rijk op zo'n manier te verwezenlijken, dat deze bijdragen aan de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit.


5. Lopende en voorgenomen acties
Voor de uitvoering van het generieke landschapsbeleid worden bestaande instrumenten (versterkt of anders) ingezet, maar zullen ook nieuwe instrumenten worden ontwikkeld op basis van de signalen uit de maatschappij. Het Rijk heeft een aantal instrumenten ingezet om andere overheden en partijen te stimuleren landschap te ontwikkelen met kwaliteit. De ontwikkeling van andere instrumenten is bedoeld om invulling te geven aan de eigen verantwoordelijkheid van het Rijk ('centraal wat moet'), en zal worden verwezenlijkt in samenwerking met andere departementen.

Een aantal acties is reeds in gang gezet:

* Europese Landschapsconventie (ELC); op 1 november 2005 heeft Nederland de Europese Landschapsconventie, een verdrag van de Raad van Europa geratificeerd. Het verdrag is met name een morele verplichting tot zorgvuldig landschapsbeleid. De kracht van het ELC ligt in de gemeenschappelijk intentie om de betrokkenheid van de burgers bij hun landschap daadwerkelijk te bevorderen en de Europese overheden op nationaal en regionaal niveau te stimuleren goede condities te scheppen voor de ontwikkeling en het beheer van het landschap. Nederland zit door allerlei maatschappelijke initiatieven en met het huidige rijksbeleid al op de goede weg om invulling te geven aan het ELC. De komende tijd zal verder aandacht worden gegeven aan vervolgacties.

* De Rijksadviseur voor het Landschap; inmiddels is de Rijksadviseur voor het Landschap een bekend fenomeen en lid van het college van Rijksadviseurs. Voor de toekomst zet LNV in op de continuïteit van de positie van de Rijksadviseur voor het Landschap binnen het college van rijksadviseurs. De rol van de rijksadviseur is faciliterend, stimulerend en inspirerend bedoeld voor alle partijen die een rol spelen in het landschapsbeleid.
* Kasteel Groeneveld; het is de ambitie om Kasteel Groeneveld verder te positioneren als ontmoetingsplek voor discussies rondom landschap. Herwaardering van de betekenis van platteland en landschap voor Nederland vormt voor het Rijk een brede beleidsopgave voor de komende jaren. Kasteel Groeneveld kan letterlijk en figuurlijk uitgroeien tot een buitenplaats die de scharnierfunctie vervult tussen beleid en samenleving. Kasteel Groeneveld wordt een platform voor partners in het landelijk gebied zoals provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties en andere geïnteresseerden. De activiteiten op Groeneveld worden gekenmerkt als grensverkennend op de beleidsterreinen van LNV en aangrenzende domeinen.

* Het Projectbureau Belvedere voert namens LNV, OCW en VROM een programma uit dat erop is gericht om de kwaliteit van de inrichting van Nederland te verbeteren door de aandacht en het respect voor cultuurhistorie in ruimtelijke processen te vergroten. Een belangrijk deel van dit programma legt zich toe op de inrichting van het landelijk gebied, door het aanbieden van toepassingsgerichte kennis aan onder andere provincies, gemeenten, reconstructiecommissies en terreinbeherende organisaties.
* Een maatschappelijke kosten baten analyse van investeren in landschap; dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd in opdracht van LNV, wordt eind 2006 verwacht. Verschillende planbureaus zullen hier een kwalitatieve analyse aan toevoegen.
* Verbeterde monitoring van landschap en de beleving hiervan wordt op rijksniveau meegenomen in de monitor doelbereik Nota Ruimte (op beleidsdoelstellingen en aansluitend bij monitoring Nationale Landschappen) en maakt deel uit van het Monitor en Evaluatiesysteem AVP (op prestaties en effecten). Gestreefd wordt naar een eenduidig monitoring systeem. Verschillende methoden leveren inzicht in de kwaliteit van het landschap. De Natuurbalans van het Milieu- en Natuur Planbureau, de nog te ontwikkelen Erfgoedbalans van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), evenals de Monitor Kleine Landschapselementen worden nader bekeken op hoe de verschillende methoden aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
* Voor het vergroten van kwaliteitsbewustzijn bij alle partijen, en ter ondersteuning van partijen bij 'ontwikkelen met kwaliteit', worden kwaliteitsteams ingesteld en wordt het bestaande instrument ontwerpateliers gericht ingezet op actuele onderwerpen. De kwaliteitsteams zijn bedoeld om de doorwerking van kwaliteitsdoelen te ondersteunen en/of te begeleiden, te beginnen in de Nationale Landschappen. Het voorstel is om de ontwerpateliers in te zetten op de onderwerpen 'Greenports' en 'Landschapsontwikkeling en landbouw', ter ondersteuning van de lokale ontwerpopgave.

* Op verschillende wijzen draagt LNV bij aan het vergroten van de competenties van landschapsarchitecten, -ontwikkelaars en
-beheerders: bijvoorbeeld via het onderwijsnetwerk Belvedère, door kwaliteitsbevordering van landschapsarchitecten bij de Dienst Landelijk Gebied en door een bijdrage aan de nieuwe Wet op de Architectentitel. Ook heeft landschap een plek in het groene onderwijs.

De volgende acties zitten nog in het vat:

* Tegen de achtergrond van de omvangrijke ontwikkelingen die plaatsvinden, blijkt uit veel signalen de behoefte aan richting in het landschapsbeleid. Interdepartementaal wordt door de 'fysieke' departementen versterkt samengewerkt met betrekking tot landschappelijke ontwikkelingen in Nederland. Algemene urgentie voor ontwikkelen met kwaliteit is eerder al met de aankondiging Uitvoeringsagenda Nota Ruimte en Kwaliteitsagenda Landschap vastgesteld. Zoals onder andere is aangegeven in de kabinetsreactie op de 'Visie Architectuurbeleid 2008+' van het College van Rijksadviseurs, is het van belang de beleidsontwikkeling te richten op de nieuwe ontwerpopgaven die zich aftekenen en daarbij de relatie te leggen met de veranderde beleidscontext.

* De voorbeeldfunctie van het Rijk kan worden versterkt. LNV wil bevorderen dat betekenisvolle landschappen behouden blijven maar ook ontwikkeld worden, evenzo als de aanleg van rijksinfrastructuur in het geding is. Deze landschappen dragen bij aan een vitaal landelijk gebied en verbetering en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit. Dit geldt eveneens voor het vormgeven van projecten met water. Het ministerie van VROM werkt samen met LNV, V&W en OCW het project Ontwerpen met Water uit. De Dienst Landelijk Gebied en Staatsbosbeheer onderzoeken hoe hun projecten aan landschappelijke kwaliteit kunnen bijdragen.
* Zoals in de Uitvoeringsagenda Nota Ruimte 2006 is opgenomen worden in overleg met betrokkenen de panorama's vanaf de infrastructuur geïdentificeerd en verder uitgewerkt en wordt door het Rijk een visie op het openhouden van panorama's ontwikkeld. De mogelijke instrumentatie van panorama's door bijvoorbeeld het toepassen van het beschermde landschapsgezicht en de instrumenten behorend bij de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening wordt verkend.
* In zijn reactie op het SER-advies 'Kansen voor het platteland' onderschri jft het kabinet volledig de gedachte van de SER dat boeren en andere landeigenaren een belangrijke functie hebben in het vitaal houden van het fysieke platteland. Het natuur- en (cultuur)landschapsbeheer is bij hen in goede handen. Vaststaat dat door de wijzigingen in de landbouw het Nederlandse landschap zal veranderen. Vanuit die gedachte zal het volgende kabinet bezien of, ten behoeve van het in stand houden van het cultuurlandschap en andere maatschappelijke waarden, financiële ondersteuning voor ondernemers noodzakelijk is. Hierbij zal tevens bezien worden welke rol het toekomstig Gemeenschappelijk LandbouwBeleid kan spelen bij de verdere ontwikkelingen in de landbouw en daarmee kan bijdragen aan een aantrekkelijk landschap.
* Om het belang van betrokkenheid van de burger verder vorm te geven wordt onderzocht of het programma Greenwish (een platform voor mensen die hun expertise, creativiteit en talenten willen inzetten voor initiatieven op het terrein van natuur, milieu en duurzaamheid) verder uitgebouwd kan worden. Tevens wordt bekeken of een vergelijkbare aanpak wenselijk is voor het betrekken van burgers en andere belanghebbenden bij het ontwerpen van landschap met kwaliteit. Het meenemen van de uitingen in de kunstwereld is in dit verband van belang. Ook wordt bekeken hoe succesvolle zelforganisaties die bijdragen aan een verbetering van de landschapskwaliteit kunnen worden gestimuleerd. Verder zal worden onderzocht in hoeverre bedrijven (vanuit de beginselen van duurzaamheid) bereid zijn te investeren in de kwaliteit van landschap.

* Om specifieke verrommeling tegen te gaan wordt, zoals aangekondigd in de Uitvoeringsagenda Nota Ruimte 2006, een stimuleringsprogramma ruimtelijke/landschappelijke kwaliteit buitengebied opgestart. Het programma heeft als doel het actief aanpakken van rommelzones, het saneren/concentreren van verspreid glas en het stimuleren van functieverandering gericht op een vitaal platteland.

* In het project Rijksbufferzones gaat het Rijk samen met provincies het rijksbufferzonebeleid analyseren. Deze analyse moet een antwoord geven of het beleid toereikend is om de rijksbufferzones te vrijwaren van verdere verstedelijking en te transformeren tot grootschalige groene gebieden met mogelijkheden voor ontspanning en dagrecreatie. In deze analyse komen ook de rol van de grondgebonden landbouw en de signalen over verrommelde stadsrandzones aan de orde. Verder is het voornemen om in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied specifiek voor rijksbufferzones afspraken te maken in de bestuursovereenkomsten met de betrokken provincies.

Tot slot
De leerervaringen die voortkomen uit acties in het kader van de Nationale Landschappen, waaronder de resultaten van een belevingsonderzoek, zullen ook van betekenis zijn en ingezet worden voor het generieke landschapsbeleid.

In het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied komt er voor provincies en gemeenten een flink budget beschikbaar voor integrale gebiedsontwikkeling. Ik vertrouw erop dat daarbij de toekomstige kwaliteit van het landschap een belangrijke rol zal spelen. Het Rijk zal decentrale overheden hierbij ondersteunen via het instrumentarium uit de Kwaliteitsagenda Landschap.

De keuzes die gemaakt moeten worden bij de afronding van deze tussenstand laat ik over aan mijn opvolger en de collega's van een nieuw kabinet.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Handreiking Kwaliteit landschap voor provincies en gemeenten