Bij tankautobranden heeft de brandweer te weinig informatie
Raad v d transportveiligheid
Onderzoeksraad voor Veiligheid onderzocht drie tankautobranden
Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is een bron van veiligheidszorgen, niet
zozeer omdat er vaak iets misgaat, maar wel omdat de gevolgen van een ongeval zeer
grootschalig kunnen zijn. De Onderzoeksraad voor Veiligheid, onder voorzitterschap van
prof. mr. Pieter van Vollenhoven, heeft naar aanleiding van drie grote tankautobranden in
2001, 2003 en 2005 een themastudie verricht naar tankautobranden met gevaarlijke stoffen.
De Onderzoeksraad wilde weten of de brandweer een goede afweging kan maken tussen snel
ingrijpen (de brand blussen) of op een veilige afstand afwachten in verband met een
eventuele explosie en hoe wordt omgegaan met de risicos van het vervoer van gevaarlijke
stoffen.
De Onderzoeksraad heeft geconcludeerd dat de brandweer in het geval van grote
tankautobranden niet altijd in staat is een zorgvuldige afweging te maken tussen
ingrijpen of op veilige afstand afwachten. Belangrijke informatie, zoals de gegevens over
de betrokken gevaarlijke stof en de tankauto waarin het wordt vervoerd, is nogal eens niet
of niet tijdig beschikbaar voor de brandweer. De Onderzoeksraad beveelt daarom de
ministers van BZK en V&W onder meer aan een systeem tot stand te brengen waaruit de
brandweer bij een ongeval snel informatie kan krijgen over lading en voertuig. De
Minister van BZK wordt aanbevolen te onderzoeken op welke onderdelen de relevante kennis
voor de brandweer vergroot en/of beter gebruikt kan worden.
De drie onderzochte tankautobranden hadden als opvallende overeenkomst dat de brand werd
veroorzaakt doordat de brandstoftank van de tankauto, niet de tankoplegger zelf,lek
raakte bij het ongeval waardoor een grote hoeveelheid diesel weglekte en brand kon
ontstaan. De minister van V&W wordt daarom aanbevolen in internationaal verband te
pleiten voor maatregelen om de kwetsbaarheid van brandstoftanks tegen te gaan.