Ingezonden persbericht
Amsterdam, 21 november 2006
HIV in Nederland: minder aids, minder sterfte, meer infecties
Het aantal mensen in Nederland dat aids krijgt of aan de ziekte overlijdt neemt af. Dat is het gevolg van de komst van HAART (highly active antiretroviral therapy), nu tien jaar geleden. Daardoor leven HIV-geïnfecteerden langer en in betere gezondheid. Tegelijkertijd vertoont het aantal HIV-besmettingen echter een stijgende lijn. Die kan grotendeels op het conto worden geschreven van onveilige seks onder homoseksuele mannen. Dit blijkt uit het rapport 'Monitoring of human immunodeficiency virus (HIV) infection in the Netherlands 2006' van de Stichting HIV Monitoring. Voor het eerst onderzocht de Stichting ook HIV en aids in één van de overzeese gebiedsdelen, namelijk Curaçao. Vooral de beperkte beschikbaarheid van antiretrovirale middelen vormt daar een bron van zorg.
In 2005 werden 950 nieuwe patiënten met een HIV-infectie geregistreerd, zo'n 300 méér dan in 1996. De Stichting HIV Monitoring vermoedt dat het hier niet alleen meer gaat om een 'reservoir' van reeds eerder geïnfecteerde personen, maar ook om recente infecties. Het totale aantal bij de stichting geregistreerde infecties ligt rond de 12.000. Mannen die seks hebben met mannen bepalen nog altijd de epidemie in ons land: homoseksueel contact was bij ruim de helft van de nieuw-geïnfecteerden de besmettingsbron. Daarnaast is er een kleinere, maar wel groeiende groep die besmet raakte via heteroseksuele contacten. Daarvan is meer dan de helft vrouw.
De behandeling met HAART is succesvol. Veel meer mensen leven langer, en mede daardoor groeit het totale aantal geïnfecteerden. Bij een kleine groep patiënten faalt de therapie vanwege resistentie. Dit probleem zal de komende jaren wellicht urgenter worden, vooral omdat de omvang van de groep behandelde mensen in Nederland toeneemt. Daarnaast zal op termijn resistentie-import uit de hoog endemische gebieden zoals Afrika en Azië optreden. De overdracht van resistente virusstammen is nu echter nog gering; bij ongeveer acht procent van de nieuw-geïnfecteerden is sprake van besmetting met een resistent virus. Dit wijst op een hoge effectiviteit van de huidige generatie aidsremmers met goede therapietrouw bij patiënten.
Zorgwekkend is het relatief grote aantal patiënten, dat laat start met de behandeling, omdat dat de kans op falen vergroot. Vermoedelijk zijn daarvoor verschillende oorzaken aan te wijzen; de belangrijkste is het te laat consulteren van een dokter. Dit probleem speelt vooral bij HIV-geïnfecteerden uit zuidelijk Afrika.
Voor het eerst verzamelde de Stichting HIV Monitoring, samen met de Rode Kruis Bloedbank en het St. Elisabeth Hospitaal in Willemstad, gegevens over HIV en aids op Curaçao. Ook daar zijn de meeste patiënten mannen; bij een kleine 30 procent blijkt homoseksueel contact de meest waarschijnlijke besmettingsbron.
Het aantal voor HAART beschikbare medicijnen op Curaçao is beperkt. Behandeling van patiënten met het meest wenselijke en goed te verdragen HAART-regime wordt zo in vergelijking met Nederland beperkt. Dit kan leiden tot een minder effectieve therapie en bevordert resistentie.
De in het AMC gevestigde Stichting HIV Monitoring registreert in opdracht van het ministerie van VWS de HIV- en aids-infecties in Nederland en onderzoekt de gevolgen, problemen en volksgezondheidseffecten van de antiretrovirale therapie. In de Stichting participeren 23 Nederlandse behandelcentra voor HIV en aids. Jaarlijks wordt rond 1 december, Wereldaidsdag, een rapport gepubliceerd.
Vandaag maakt UN AIDS in Genève de HIV- en aids-cijfers voor de rest van de wereld bekend.
Noot voor de redactie (
Ingezonden persbericht