Ministerie van Financiën

Er valt veel te kiezen, maar niet alle keuzen zijn goed

toespraak | 15-11-2006 | Wassenaar, Minister


1. Inleiding

Dames en Heren,

ESB werd geboren in een roerige tijd: met de start van de Eerste Wereldoorlog was de eerst golf van globalisering tot stilstand gekomen en een jaar later zou de Russische Revolutie uitbreken met het grootste sociaal-economische experiment uit onze geschiedenis. De levensverwachting bij geboorte was destijds nog geen 60 jaar. Het is dus een hartelijke felicitatie waard dat ESB ondertussen negentig jaar is geworden, zelfs hoger dan de levensverwachting van nu.

Bijna net zo oud als de Miljoenennota, die dit jaar zijn honderdste verjaardag viert. En net als de Miljoenennota is de ESB met zijn tijd meegegaan. Was het vroeger nog een tijdschrift voor saaie boekhouders met veel cijfers over goederenbeurzen en het verkeerswezen, vandaag de dag is het bekend als een ` glossy' voor economen met pakkende foto's, mooie grafieken en een kleurige opmaak.

Dit doet me deugd als regelmatig lezer van de ESB. Het doet me ook deugd dat de kleur van ESB in de loop van de decennia dezelfde is gebleven: in blauw gedrukt, maar wars van blauwdrukken. Ook mijn lof voor het feit dat de ESB altijd een Nederlands blad is gebleven, op zoek naar begrijpelijke Nederlandse equivalenten van de Engelse vaktermen. Het zal Nescio plezier hebben gedaan te lezen over uitvreters die zich roekeloos gedragen en niet free-riders met moral hazard problemen.

Naast geïnteresseerde lezer heb ik de afgelopen decennia ook een aantal keer mogen optreden als auteur in de ESB. Wellicht herinnert u zich nog de discussie over het afschaffen van het algemeen verbindend verklaren van CAO-bepalingen in het begin van de jaren negentig. Die pennenvruchten hebben wel geholpen bij het bespreekbaar maken van dit onderwerp, maar veel veranderd is er niet. Meer succes heb ik gehad met mijn ESB-artikel over de verborgen beleidskosten van regulering uit 1982. Eén van de aanbevelingen was om te komen tot een vereenvoudiging van de Vestigingswet. Die Vestigingswet stamde uit 1954 en was alleen in het voordeel van zittende ondernemers. Potentiële toetreders werden buiten de deur gehouden en de consument betaalde het gelag. Een tweede aanbeveling was om tot een systematische kostencalculatie te komen met betrekking tot wetgeving, kosten die normaal niet in de begroting te vinden waren. Dit zou helpen om tegen de weerstand van de gepassioneerde minderheid te overwinnen en de politieke besluitvorming in de richting van deregulering te bevorderen.

Het liet even op zich wachten, maar uiteindelijk is de boodschap opgepakt: de Vestigingswet is in de afgelopen vijftien jaar aanzienlijk vereenvoudigd. En meer in brede zin hebben we de omvang van administratieve lasten ondertussen scherp in beeld gekregen en ook concrete voortgang geboekt. In de loop van volgend jaar zullen de administratieve lasten met een kwart zijn gedaald ten opzicht van 2002, wat neerkomt op een bedrag van EUR 4 miljard.

In Europees verband heb ik gepleit voor eenzelfde taakstelling en de activiteiten op dit terrein komen op gang. Een derde aanbeveling in het artikel was om te komen tot een prioriteitenlijst ten aanzien van deregulering. In dat rijtje hoorde in mijn opvatting ook de ontslagbescherming thuis en dat geldt nog steeds: de hervormingsagenda is nog niet voltooid.

Ook ben ik regelmatig lijdend voorwerp geweest van artikelen in de ESB. Naar aanleiding van deze uitnodiging is dat nog eens voor mij nagekeken in de elektronische database op het ministerie. Zo ben ik in de afgelopen tien jaar ruim 100 keer aangehaald in de ESB. Daar zitten mooie titels bij: "De Zalmnorm gefileerd" uit 1998, "Haagse tekortneurose" uit 2002. De leukste kwam uit in 2001: "Zalm's laatste begroting" . Terecht dat daar toen een vraagteken bij stond.

Dames en heren,

De ESB-redactie heeft mij gevraagd vandaag in te gaan op de economische agenda van een volgend kabinet. Dat doe ik graag.

Ik wil 3 observaties met u bespreken (sheet):

* Observatie 1: Verandering is van alle tijden en weerstand tegen verandering is dat ook.

* Observatie 2: We hebben veel hervormd en verdere hervormingen blijven nodig.

* Observatie 3: Van de grote partijen heeft alleen de VVD een consistente hervormingsagenda.

Observatie 1: Verandering is van alle tijden en de weerstand tegen verandering is dat ook

Dames en heren,

Dan begin ik met mijn eerste observatie: verandering is van alle tijden en de weerstand tegen verandering is dat ook. De ESB bestaat 90 jaar. In deze 90 jaar is de Nederlandse economie fors van gedaante veranderd. Als je de ingrijpende transformatie overziet, dan is het nauwelijks te geloven dat ooit gedacht werd dat de economie planbaar en de samenleving maakbaar was. Met de veranderingen in de economie is ook het denken over de economie èn de rol van de overheid sterk veranderd. De ESB heeft hierin een belangrijke rol gespeeld door nieuwe trends te signaleren en nieuwe wetenschappelijke inzichten te vertalen naar de beleidspraktijk. Een andere dankbare taak van de ESB is het doorprikken van mythes en misvattingen. De angst tegen verandering is soms begrijpelijk, maar vaak ongegrond.

Veranderingen in de structuur van de economie

Onze welvaart is in de afgelopen 90 jaar fors gestegen. In deze periode is er sprake van een ruime vertienvoudiging van het BBP. Ook de structuur van onze economie is veranderd: de werkgelegenheid in de landbouw en industrie is afgenomen, ten gunste van de werkgelegenheid in de dienstverlening. Een eerste hardnekkig misverstand was lange tijd - en is soms nog wel - dat een economie alleen kan groeien als er daadwerkelijk stoffelijke producten worden voortgebracht in de landbouw en de industrie. Als een soort materiële onderbouw waarop de rest van de economie op drijft. Een zogenoemde bazaar-economie - die voor het grootste deel uit dienstverlening bestaat - zou geen bron van welvaartsgroei zijn. De veranderingen in de structuur van de economie werden dan ook met de nodige angst bekeken. Die misconceptie is door de realiteit gelogenstraft. Sterker nog: een sterke dienstverlening, bijvoorbeeld op financieel en logistiek terrein, is in belangrijke mate ons handelsmerk geworden. In veel andere landen blijven overheden echter vergeefs inzetten op kostbare industriepolitiek.

De verandering van de sectorstructuur is slechts een deel van de transformatie die de Nederlandse economie in de afgelopen 90 jaar heeft ondergaan. Andere elementen zijn internationalisering, informatisering en individualisering. Ook op het punt van internationalisering is sprake van een misconceptie die wellicht nog hardnekkiger is: globalisering kost steeds meer banen. In The Accidental Theorist noemt Krugman dit een "fallacy of composition"., een ESB-redacteur zou dit vermoedelijk vertalen in " samenstellingsdwaling". In de concurrentie met opkomende markten verliezen we banen in delen van vooral de maakindustrie, maar we zien gemakkelijk over het hoofd welke voordelen internationalisering ook brengt. De bigger picture is: goedkopere import, hogere productiviteit, meer werk in de handel en nieuwe afzetmarkten.

Zo heeft het Centraal Planbureau recent voorgerekend dat de groeiende handel met China ons in totaal 20.000 banen heeft opgeleverd. Bovendien heeft de i mport van Chinese producten de inflatie fors gedrukt. Een gemiddeld huishouden bespaart hierdoor circa EUR300 per jaar. Dat zijn dus niet minder dan zes Zalm-snippen die me niets kosten.

In zijn recente boek "In Defense of Globalization" rekent Bhagwati af met een andere misvatting op dit terrein. Zo verwachten veel mensen dat er steeds weer landen bijkomen die goedkope, arbeidsintensieve producten maken, waardoor laag voor laag onze laagbetaalde werknemers werkloos worden. De vrees is dat het "gele gevaar" wordt vergezeld van het "bruine gevaar" en uiteindelijk ook het "zwarte gevaar" zich hierbij voegt. Zo wordt de hele buitenwereld één groot gevaar voor onze werkgelegenheid. Ook dit is een drogreden, een accumulatiedwaling. Opkomende economieën klimmen immers steeds verder omhoog op de waardeketen. De gevaren stapelen zich niet, maar volgen elkaar op. Positief is mensen niet al te gevoelig blijven voor deze drogredenen. Uit de recente survey 21 minuten blijkt dat meer dan 70 procent van de Nederlanders verwacht dat meer welvaart samengaat met een voortgaande integratie in de wereldeconomie.

[indien gewenst kunt u de vierde misvatting overslaan en doorgaan bij
2]

De vierde misvatting is wellicht nog fundamenteler van aard: veelal wordt aangenomen dat technologische ontwikkeling en internationale concurrentie vooral de banen van laagopgeleiden kost. Er zijn goede redenen om dit beeld bij te stellen. Zo blijkt uit steeds meer onderzoek dat niet laagopgeleiden, maar eerder middelbaar opgeleiden het slachtoffer zijn van de ICT-revolutie en internationale concurrentie.

Zij doen immers vaak routinewerk dat door een computer of Indiër kan worden overgenomen. Denk aan het opmaken van een krant of het afhandelen van rekeningen. Ook kan hun werk steeds beter worden "geknipt". Neem de baliemedewerkster op Schiphol: het inchecken doen reizigers zelf via de computer, terwijl weinig scholing vereist is voor fysieke afhandeling van de bagage. Voor het typische handwerk, vaak verricht door laagopgeleiden, ligt dat anders: een knipbeurt in India is voor ons te duur en een robot kan geen drankjes serveren en geen bus besturen, niet de keuken verbouwen en geen bed opmaken. Met de toenemende welvaart, waarbij hoge inkomens vooral profiteren van globalisering, en de vergrijzing neemt ook de vraag naar persoonlijke dienstverlening toe.

In een gedegen empirische analyse werken de MIT-economen David Autor en Lawrence Katz dit uit.

Ad.2. Veranderingen in de rol van de overheid in de economie

Dames en heren,

Dan kom ik nu op de veranderingen in de rol van de overheid in de economie. De overheid heeft in de afgelopen 90 jaar gaandeweg een steeds grotere invloed gekregen op de economie. In de eerste helft van de 20^e eeuw was de overheid vooral de aanbieder van zuivere collectieve goederen. De bemoeienis kwam neer op een sterke laissez-faire benadering. De crisis in de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog vormden een keerpunt met de ontwikkeling van de welvaartsstaat of in goed Nederlands: de verzorgingsstaat.

De uitbouw van de verzorgingsstaat komt terug in de snelle stijging van de collectieve uitgaven als percentage van het BBP. Linkse coalities waren daar overigens beduidend beter in dan rechtse. De collectieve uitgaven stijgen in de periode 1950-1982 van 29% van het BBP tot ruim 60% van het BBP: een verdubbeling in ruim dertig jaar!

Vooral de uitgaven aan de sociale zekerheid zijn fors toegenomen, met ruim 15% van het BBP, de uitgaven aan zorg en onderwijs stijgen met 4% elk.

Figuur 1: ontwikkeling collectieve uitgaven (% BBP) 1916-2006

Bron: Frits Bos

In het begin van de jaren 80 is er sprake van een ommekeer. Onder invloed van de slechte economische prestaties, wordt gestart met de hervorming van de verzorgingsstaat. De ommekeer is in belangrijke mate gebaseerd op het belangrijke werk van Arthur Okun uit 1975, getiteld "Equality and Efficiency: the big trade-off". In deze studie introduceert Okun de metafoor van de `lekkende emmer': het herverdelen van rijk naar arm via collectieve arrangementen gaat gepaard met welvaartsverliezen. Dit is het gevolg van de hoge benodigde marginale tarieven aan de bovenkant en negatieve arbeidsaanbodeffecten door de sociale zekerheid aan de onderkant. Ook in de ESB wordt hierover geschreven: de sociale zekerheid is verworden van een sociaal vangnet tot een sociale valkuil.

Als gevolg van de veranderende ideeën over de rol van de overheid, wordt vanaf het begin van de jaren tachtig in het beleid ingezet op het vergroten van de doelmatigheid. De instituties worden aangepast om mensen die langs te zijlijn staan te prikkelen om toe te treden tot de arbeidsmarkt. De overheid treedt terug en mensen krijgen meer ruimte om zelf verantwoordelijk te nemen. De totale collectieve uitgaven gaan in de periode 1983-2006 fors naar beneden: van ruim 60% van het BBP in 1983 naar 55 ½ % in 1994. En sindsdien met nog eens 10% punten naar 45 ½ % in 2007.

Het begrotingsbeleid was in het begin van de vorige eeuw vooral een boekhoudkundige benadering, na de tweede wereldoorlog werd een Keynesiaanse anti-cyclisch begrotingsbeleid gevoerd.

Dat werd "too late and too much", en een zelfstandige factor waardoor de overheidsfinanciën ontspoorden. Na het structurele begrotingsbeleid, en de sanering van de overheidsfinanciën in de jaren tachtig, voeren we nu al twaalf jaar een trendmatig begrotingsbeleid.

Dames en heren,

Uit de historie zijn goede lessen te halen voor de toekomst. De belangrijkste les is dat verandering van onze economie een constante is. In de afgelopen negentig jaar heeft onze economie zich aangepast aan de veranderende maatschappelijke preferenties en veranderende internationaal economische verhoudingen.

Deze ontwikkelingen waren niet planbaar of beheersbaar. Het is een vast gegeven dat als de beleidsomgeving verandert, ook het beleid moeten veranderen. De sleutel is om in te spelen op veranderingen. Het is de paradox van economische beleid: de beleidsruimte neemt af, trade-offs worden scherper, maar wat je als overheid doet, wordt steeds belangrijker. Het motto is: durf te kiezen, durf te hervormen.

De tweede les is dat beleidsveranderingen bepaald niet vanzelf zijn gegaan. Zoals Mancur Olson heeft beschreven in zijn beroemde boek "The Rise and Decline of Nations", hebben mensen de neiging om vast te houden aan de wereld die ze kennen, vaak gedreven door angst en op basis van de misvattingen waarover ik eerder sprak. Daarom duurt het lang voordat `foute' beleidskeuzes uit het verleden zijn gerepareerd. Denk aan de gezondmaking van de overheidsfinanciën en de activering van de sociale zekerheid. Daarom duurt het lang als we willen inspelen op een veranderende omgeving. Denk aan de aanleg van de tweede maasvlakte en de verouderde ontslagregeling in Nederland. De afgelopen vijfentwintig jaar zijn belangrijke vorderingen gemaakt, zeker ook afgelopen vier jaar, maar er is sprake van een onvoltooide hervormingsagenda. Balkenende wil het karwei niet afmaken, de VVD wel. Het CDA wil afstappen van de hervormingsagenda en overstappen op de investeringsagenda. Dat is Haags jargon voor: stop met hervormen en ga geld uitgeven. De investeringsagenda van het CDA blijkt vooral een toeslagen en subsidie agenda.

Observatie 2: Aanpassingen blijven ook in de toekomst noodzakelijk

Dan ben ik aanbeland bij mijn tweede observatie: we hebben veel hervormd en verdere hervormingen blijven nodig. Laat ik - als economen onder elkaar - wat economischer formuleren aan de hand van Okun's afruil tussen doelmatigheid en gelijkheid. Ik borduur hierbij voort op een lezing van Tony Atkinson - bij Netspar in april van dit jaar, u weet wel toen Wouter Bos met zijn belastingplan voor ouderen kwam.

De afruil tussen doelmatigheid en gelijkheid kan gestileerd worden weergegeven door de possibility frontier. Deze ligt concaaf ten opzichte van de oorsprong: meer gelijkheid gaat ten koste van doelmatigheid. Er is waarschijnlijk zelfs een maximum aan gelijkheid: als er geen koek meer geproduceerd wordt, valt er ook geen koek te verdelen.

De possibility frontier representeert alle denkbare beleidskeuzen en is bij uitstek het domein van economen. De economie van de verzorgingsstaat - die discipline bestond negentig jaar geleden nog niet - biedt steeds meer inzicht in de exacte ligging van de curve. Maar uiteraard hebben politici het laatste woord bij de keuze van instrumenten.

De eerste vraag is: waar bevinden we ons nu? Er zijn nog maatregelen denkbaar die zowel ten goede komen aan doelmatigheid en gelijkheid; ofwel we zitten nog onder de possibility curve. Denk aan investeren in jonge kinderen om te voorkomen dat ze een achterstand oplopen of de aanval op de uitval van schoolverlaters. Maar meestal is het moeilijk om zowel de kool als de geit te sparen.

Door de globalisering, individualisering en vergrijzing neemt het arbeidsaanbod neemt af en zijn de productiefactoren mobieler: de afruil tussen doelmatigheid en gelijkheid wordt scherper en de possibility curve verdraait (toelichting op sheet). Met de juiste hervormingen in beleid kunnen we echter ook profiteren van de genoemde trends: het snijpunt van de nieuwe curve met de x-as ligt naar rechts.

Tegenover de objectieve wereld van beleidsinstrumenten staat de wereld van subjectieve voorkeuren van mensen, het exclusieve domein van de politiek. Nederlanders hechten aan gelijkheid, maar steeds weer blijkt dat ze ook hechten aan doelmatigheid. In de laatste editie van 21 minuten kiest Nederland zelfs nadrukkelijker voor economische groei dan anderhalf jaar geleden. Voor de meerderheid zijn hogere inkomensverschillen dan aanvaardbaar. Over het geheel genomen is het eerlijk te stellen dat de sociale welvaartsfunctie redelijk stabiel is, wel zijn er belangrijke verschillen tussen de politieke partijen. Er valt veel te kiezen.

Waar de domeinen van de economen en de politiek samenkomen, en wat dus ook het domein is van de ESB, ligt het optimum. En dat optimum verschuift in de richting van meer doelmatigheid, waarbij we een hogere sociale welvaart kunnen bereiken als we inspelen op globalisering, individualisering en vergrijzing. De hervormingsagenda van de afgelopen jaren heeft ook in dat teken gestaan. Neem de arbeidsmarkt:


* Een belangrijke stap is de introductie van de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen. Dankzij deze wet wordt bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet langer gekeken naar wat mensen niet meer kunnen, maar juist naar wat ze nog wel kunnen.
* Daarnaast wordt de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand nu gedaan onder financiële verantwoordelijkheid van de gemeenten. De gemeenten hebben nu de prikkel om zorg te dragen voor een efficiënte uitvoering van de bijstand en om gericht te investeren in de reïntegratie van bijstandsgerechtigden.
* De duur van de werkloosheidswet is verkort van maximaal 5 jaar naar maximaal 3 jaar en 2 maanden. Mensen gaan eerder aan de slag om nieuw werk te vinden. De WW wordt ook minder een uittreedroute.
* Het stopzetten van de fiscale subsidie op vervroegde uittreding leidt tot een hogere arbeidsparticipatie voor oudere werknemers. Hiermee wordt een beleidsfout uit het verleden gecorrigeerd en bevorderen we gelijkheid tussen generaties en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.

Daarnaast hebben we fors en succesvol ingezet op het verbeteren van het vestigingsklimaat. In vier jaar tijd hebben we de administratieve lasten voor het bedrijfsleven verlaagd met 4 miljard euro. Bovendien hebben we - na de hervorming van de inkomstenbelasting in 2001- nu ook de ondernemingsbelastingen hervormd en de tarieven verlaagd. Deze hervormingen bevorderen de binnenlandse dynamiek en maken Nederland een aantrekkelijker land voor buitenlandse bedrijven.

We hebben ook ingezet op het vergroten van de prikkels in de uitvoering van onze collectieve arrangementen. Het voorbeeld van de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand heb ik al genoemd. Daarnaast hebben we met de introductie van het nieuwe zorgstelsel een grote stap gezet in de richting van meer concurrentie tussen verzekeraars en zorgaanbieders op de markt voor de gezondheidszorg. Op termijn zal dit leiden tot een efficiënter systeem met meer oog voor de kwaliteit van de producten.

Marktordening en marktwerking hebben plaatsgemaakt voor de illusie van maakbaarheid en de foutloze overheid. Dankzij de hervormingen is het arbeidsaanbod structureel vergroot, is Nederland een aantrekkelijker vestigingsland geworden en is geïnvesteerd in een efficiëntere publieke dienstverlening. De economie is structureel versterkt uit het conjuncturele dal gekomen.

Na een aantal moeilijke jaren, zijn de prestaties van de Nederlandse economie weer goed:

* De economische groei is in Nederland hoger dan in het eurogebied. We behoren weer tot de top met één van de laagste werkloosheid in de Eurozone, zelfs de helft van het gemiddelde van het eurogebied.
* De overheidsfinanciën zijn weer op orde. Volgens de laatste cijfers groeit het EMU-overschot snel, we zitten nu al op plus 0,4% BBP voor 2006. Het trendmatig begrotingsbeleid werpt zijn vruchten af.

* De internationale concurrentiepositie is weer verbeterd. Dankzij de verlaging van het VPB-tarief wordt Nederland weer een aantrekkelijk land voor buitenlandse bedrijven.

Observatie 3: Van de grote partijen heeft alleen de VVD een consistente hervormingsagenda

Dames en heren,

Dan kom ik nu bij het derde punt van mijn betoog: we zijn nog niet uithervormd! Verschillende politieke partijen - met het CDA voorop- hebben aangegeven dat, na een periode van hervormingen, nu behoefte is aan rust en zekerheid. Zonder meer vasthouden aan verworven rechten en bestaande instituties die we kennen komt naar mijn idee vooral neer op het bieden van schijnzekerheid. De overheid kan niet fungeren als stootkussen dat mensen afschermt van de gevolgen van nationale en internationale ontwikkelingen.

Schijnzekerheid zaaien is onvoorspelbaarheid oogsten: vroeger of later blijven aanpassingen nodig. De overheid kan zich niet verschuilen achter het feit dat de toekomst fundamenteel onzeker is en dat alle opties daarom opengehouden moeten worden. Vergrijzing is een goed voorbeeld: er kan en mag getwist worden over de precieze implicaties van de vergrijzing, maar het is zeker dat vergrijzing een robuuste trend is en dat dit forse budgettaire consequenties heeft. Er moet gekozen worden, beter nu dan later. Hoe langer we wachten met aanpassingen, hoe groter de aanpassingskosten zijn en hoe minder vrijheidsgraden we hebben in het beleid. Om mezelf te citeren toen ik nog jong en onschuldig was, ruim 13 jaar geleden: "te snel doorschieten lijkt in de Nederlandse constellatie niet het meest in het oog lopende risico. "2

In het 21 minuten onderzoek blijkt dat het merendeel van de mensen door loze beloften heen prikken: twee-derde van de Nederlanders stelt dat verdere hervormingen nodig zijn. Dat geldt voor zelfs 80 procent van de VVD-stemmers, niet verrassend. Wel verrassend is dat 80% van de CDA stemmers dat ook vindt. De andere 20 procent bestaat waarschijnlijk uit alle CDA-bestuurders en politici in Nederland. Mijn lijn is dan ook om in te blijven zetten op het vergroten van de doelmatigheid van onze economie. Het VVD-verkiezingsprogramma biedt prima aanknopingspunten voor een voortzetting van de hervormingen.

In de eerste plaats wil de VVD inzetten op het vergroten van de dynamiek op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door het verlagen van de ontslagkosten. Het ontslagrecht stamt uit 1945 en is verworden tot een paradijs voor juristen. Door ingewikkelde procedures zijn de kosten hoog. Dit frustreert de dynamiek op de arbeidsmarkt en gaat ten koste van de economische groei. Daarom wil de VVD de ontslagprocedures stroomlijnen en de ontslagvergoedingen verlagen.

Door deze hervorming wordt het voor outsiders ook makkelijker om toe te treden tot de arbeidsmarkt. De werkloosheid zal dalen, maar minstens zo belangrijk: de werkloosheid wordt beter verdeeld met meer mensen kortdurend werkloos en minder mensen langdurig werkloos. De gemiddelde ontslagbescherming in Nederland èn de verschillen tussen flex-werkers en mensen met een vast contract leent zich voor de bekende grap onder statistici die een patiënt onderzoeken: zijn voeten zijn koud, zijn hoofd gloeit, maar gemiddeld is hij 37 graden. Toch is de patiënt ernstig ziek en mogelijk zijn einde nabij.

De econoom Gilles Saint-Paul legt vanuit een politiek-economische benadering een interessante relatie tussen ontslagwetgeving en innovatie. Het voordeel van ontslagbescherming is een langere baan met aantrekkelijke rents: het loon voor een beschermde werknemer ligt hoger dan het loon dat hij elders zou verdienen. Het nadeel is dat er minder creatieve destructie plaatsvindt omdat werknemers worden vastgehouden in minder productieve activiteiten en dus wordt er gemiddeld minder verdiend dan mogelijk is. Deze nadelen worden steeds groter als de groei - en dus de mate van creatieve destructie groter is. De beleidsmatige boodschap is helder: willen we blijven inzetten op meer groei, dan is de ontslagbescherming een steeds groter blok aan ons been. Dat besef dringt ook steeds meer door.

Uit 21 minuten blijkt dat de helft van de Nederlanders voor een versoepeling van het ontslagrecht is als dit tot meer werk leidt, en dat doet het. Dit geldt bovendien voor bijna 40 procent van vakbondsleden.

Aanvullende maatregelen worden wel gewenst geacht. Sommige partijen pleiten voor een soort employability-toets om werkgevers aansprakelijk te stellen als er te weinig in inzetbaarheid is geïnvesteerd. Ik zie daar niet veel in: het juristenparadijs wordt dan niet opgeruimd maar aangevuld met een trainersparadijs. De vraag is of goede intenties ook tot goede uitkomsten leiden.

In de tweede plaats wil de VVD inzetten op het verhogen van de participatie op oudere leeftijd. Op dit moment werkt slechts 20% van de mensen tussen 60-65 jaar. Dit percentage moet omhoog. Een internationale vergelijking geeft ook aan dat dit mogelijk is. De VVD hanteert hiervoor zowel de `wortel' als de `stok'. De VVD wil de WW-premie voor oudere werknemers verlagen zodat oudere werknemers aantrekkelijker worden op de arbeidsmarkt.

Daarnaast zet de VVD ook in op een beperking van de WW-duur. Vervroegd uittreden moet weer de uitzondering op de regel worden. De WW is daar niet voor bedoeld.

In de derde plaats wil de VVD de structuur van de economie versterken door middel van lastenverlichting. Daarom verlaagt de VVD alle belastingtarieven in de inkomstenbelasting in vijf jaar tijd met
3%-punt. Dit is een goede stimulans voor het arbeidsaanbod aangezien werk in de toekomst dan meer loont. Zoals de advertentietekst van ESB: het gaat om een economie die prikkelt. Toevallig of niet, dit is ook exact het thema van het laatste boek van de kersverse Nobelprijswinnaar Edmund Phelps: Rewarding Work: How to Restore Participation and Self-Support to Free Enterprise

In de vierde plaats stimuleert de VVD het ondernemerschap. Dit doen we via ` tax holidays' voor startende bedrijven. Daarnaast blijft de VVD inzetten op de reductie van de administratieve lasten. In de afgelopen kabinetsperiode is veel voortgang geboekt op dit terrein, maar we zijn er nog niet.

Dames en heren,

Wat betekenen de plannen van de verschillende partijen voor onze economie? Wat is de stand van het land in 2016, als de ESB zijn 100^ste verjaardag viert? De publicatie "Keuzes in Kaart" van het Centraal Planbureau biedt inzicht.

Ten eerste zijn de hervormingen van de VVD goed voor de structurele groei van onze economie. De structuur van de economie wordt versterkt door de hervormingen in de sociale zekerheid en de lastenverlichting voor burgers .De structurele groei komt bij de VVD uit op 2,3% per jaar, 0,5%-punt hoger dan in de situatie v an ongewijzigd beleid. Hiermee scoort de VVD ook beter dan het CDA en de PvdA.

Ten tweede scoort de VVD met een hervormingsbeleid ook beter dan de andere partijen op het punt van de werkloosheid. We boeken niet alleen winst in de volgende kabinetsperiode, maar op lange termijn wordt dit nog versterkt. De evenwichtswerkloosheid daalt bij de VVD sterker dan in de programma's van de PvdA en het CDA.

En tot slot zet de VVD sterk in op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn door een ruim overschot in 2011 èn structurele maatregelen die ook na 2011 de overheidsfinanciën verbeteren: een geleidelijke invoering van de overdraagbare heffingskorting, een koppeling van de uitkeringen van 65-minners aan de prijsstijging, aanpassingen in zorg en het afschaffen van de bijstand voor jongeren. Zo wordt voorkomen we dat de rekening van de vergrijzing slechts doorschuiven naar de volgende generaties.

Afronding

Ik kom aan het eind van mijn betoog. Negentig jaar economische ontwikkeling en negentig jaar ESB leveren een aantal boeiende inzichten op: verandering is van alle tijden en weerstand tegen verandering is dat ook. We hebben veel hervormd en verdere hervormingen zijn nodig. Er valt volgende week veel te kiezen, maar niet alle keuzen zijn goed. Wie denkt dat stilstand achteruitgang is en verdere hervormingen nodig zijn, kan bij de VVD goed terecht.


1: G. Zalm, ESB, 5 april 2002 (uw laatste ESB-artikel).
2: G. Zalm. De economische houdbaarheid van de verzorgingsstaat, 16 juni 1993.

Meer informatie


* Presentatie 'Er valt veel te kiezen maar niet alle keuzen zijn goed'
Bijlage | | PDF bestand,


* Laatst aangepast: 16-11-2006 | Print