Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding


Senaat stemt in met bevoegdheden terrorismebestrijding

15 november 2006

De Eerste Kamer heeft gisteren twee wetsvoorstellen aanvaard die van belang zijn voor de bestrijding van terrorisme. Het eerste wetsvoorstel betreft de verruiming van opsporing en vervolging van terroristische misdrijven. Daarbij gaat het om bijzondere opsporingsbevoegdheden als observatie, infiltratie, pseudo-koop en de telefoontap. Die bevoegdheden zijn straks inzetbaar bij aanwijzingen dat een terroristische aanslag wordt voorbereid. Ook komen er meer mogelijkheden om informatie in te winnen, personen in bewaring te nemen en preventief te fouilleren.

Het tweede wetsvoorstel regelt dat organisaties die op terrorismelijsten staan van de Verenigde Naties of de Europese Unie verboden zijn. Dit betekent dat zij niet meer actief mogen zijn in Nederland; deelneming aan de voortzetting van de activiteiten van zo'n organisatie wordt strafbaar.

Voor inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden bij terrorisme is niet langer een 'redelijk' vermoeden van een strafbaar feit nodig; aanwijzingen zijn voldoende. Daarvan is sprake als feiten en omstandigheden duiden op de voorbereiding van een terroristische aanslag. Ook dreigingsanalyses van de AIVD kunnen aanwijzingen opleveren. Het groene licht voor gebruik van een bijzondere opsporingsbevoegdheid komt van de officier van justitie.

Daarnaast mag de officier van justitie volgens het wetsvoorstel in bepaalde gebieden personen preventief laten fouilleren, en voertuigen en voorwerpen laten onderzoeken. Zo kan het nodig zijn alle voertuigen rond een voetbalstadion of evenemententerrein grondig te bekijken bij berichten dat explosieven zijn aangevoerd voor een aanslag. Zo'n omgeving is doorgaans niet voor lange tijd doelwit van terrorisme. Bij zogeheten veiligheidsrisicogebieden zoals luchthavens, industriecomplexen, stations en overheidsgebouwen kan dat anders zijn.

De politie kan in die veiligheidsrisicogebieden zonder voorafgaande toestemming van de officier van justitie personen fouilleren, en voertuigen en voorwerpen onderzoeken om een terreurdaad te voorkomen.

Verder komen er meer bevoegdheden om in een verkennend onderzoek informatie te verzamelen over groepen van personen waarbinnen mogelijk een aanslag wordt beraamd. De officier van justitie kan namen, adressen, woonplaatsen, klantnummers en bankrekeningnummers opvragen. Daarmee kan hij verbanden tussen groepen personen en situaties beter in kaart brengen. Ook mogen bestanden van private en publieke instellingen en organisaties met elkaar vergeleken worden om verborgen patronen in handelingen of gebeurtenissen van personen boven tafel te krijgen. De officier van justitie mag deze bestanden alleen opvragen met toestemming van de rechter-commissaris.

Personen kunnen bij een terreurdreiging eerder in bewaring worden genomen dan nu het geval is. Niet langer zijn bij een verdenking van een terroristisch misdrijf het bestaan van ernstige bezwaren tegen de verdachte vereist; een verdenking is voldoende. Dit is nodig omdat aan het begin van een onderzoek naar de voorbereiding van een terroristisch misdrijf er soms slechts een lichte verdenking is, terwijl de overheid ingrijpen niet kan uitstellen vanwege mogelijk grote aantallen slachtoffers. De officier van justitie krijgt zo meer tijd om de verdenking steviger te onderbouwen.

Organisaties
Reeds nu geldt dat van organisaties die op een terrorismelijst van de VN of de EU staan de bankrekeningen worden bevroren. Daarmee zijn hun financile activiteiten aan banden gelegd. Het tweede wetsvoorstel houdt in dat een dergelijke organisatie ook niet meer op andere wijze in Nederland actief mag zijn. Bijvoorbeeld nieuwe leden werven of bestuurders benoemen. Het verbod geldt voor organisaties die voorkomen op een terrorismelijst. Het gaat om organisaties waarvan in VN- of EU-verband is vastgesteld dat zij een gevaar vormen voor de internationale vrede en veiligheid. De Europese Unie stelt de lijsten bij unanimiteit vast.

Daarnaast neemt de EU de terrorismelijst van het VN-sanctiecomit over, waarop organisaties staan die gelieerd zijn aan Taliban/Al Qaida. Een verbod betekent geen ontbinding van de terroristische organisatie maar wel dat de organisatie niet langer bevoegd is tot het verrichten van rechtshandelingen en dat deelname aan de voortzetting van de activiteiten strafbaar is. Op dat laatste staat een gevangenisstraf van een jaar.

De andere regeling in het wetsvoorstel maakt het mogelijk op te treden tegen buitenlandse organisaties die in Nederland in strijd met de openbare orde activiteiten verrichten of een bepaald doel nastreven. Momenteel kan de rechter dat alleen bij Nederlandse rechtspersonen. Voordat deze organisaties kunnen worden aangepakt, moet de civiele rechter eerst verklaren dat gehandeld is in strijd met de openbare orde. Het OM dient een verzoek in voor die verklaring. De rechter beoordeelt het doel en de werkzaamheden van zo'n organisatie, en bepaalt vervolgens of ze in strijd zijn met de openbare orde. De maatregel is in het bijzonder bedoeld om op te treden tegen organisaties die niet op een terrorismelijst zijn geplaatst.

Het gevolg van de verklaring van de rechter is dat de in Nederland aanwezige goederen aan een zogeheten procedure van vereffening worden onderworpen, zodat de zaak ook financieel kan worden afgesloten. De organisatie heeft daarna in Nederland geen vermogen meer.

De activiteiten van de buitenlandse organisatie in Nederland worden zo daadwerkelijk beindigd. Degene die de regel overtreedt door de werkzaamheden voort te zetten, hangt eveneens een jaar gevangenisstraf boven het hoofd.