De Nederlandse Bank

Locatie leeg Tgv de lezingenreeks Leadership Panel, Economische Faculteitsvereniging, Groningen
Spreker leeg Dr. A.H.E.M. Wellink

Het is voor mij een groot genoegen te mogen spreken voor een publiek van Groningse economen. Deze faculteit heeft één van de belangrijkste centrale bankiers uit de geschiedenis voortgebracht. Wim Duisenberg begon hier in 1954 zijn economiestudie, was daarna enkele jaren werkzaam als wetenschappelijk medewerker en promoveerde tot doctor in de economische wetenschappen. De Groningse jaren bleken een goede basis voor een glanzende carrière met uiteindelijk als hoogtepunt het presidentschap van de Europese Centrale Bank. De Nederlandsche Bank hecht dan ook aan de goede band met deze faculteit. Veel van onze medewerkers hebben hier gestudeerd en één daarvan is kort geleden zelfs aangesteld als hoogleraar.

Duisenberg heeft monetair beleid wel eens vergeleken met de bediening van het gaspedaal in een auto. Door gas te geven wordt de economie geleidelijk gestimuleerd, tot een niveau waarop je het gaspedaal weer moet loslaten om inflatiegevaar tijdig te keren. Vandaag wil ik het echter niet hebben over monetair beleid, maar over het financiële stelsel in zijn volle breedte. Hier zijn we als centrale bank slechts één van de verkeersdeelnemers, zij het geen onbelangrijke. Ik zal allereerst kort stilstaan bij enkele belangrijke trends in het stelsel. Tegen deze achtergrond zal ik ingaan op actuele ontwikkelingen, zoals de ruime liquiditeit en de zogeheten search for yield. Tot slot zal ik meer specifiek aandacht besteden aan de recente ontwikkelingen rond hedge funds en private equity-huizen. Deze investeerders staan de laatste tijd sterk in de belangstelling. Het negatieve beeld dat daarbij soms wordt geschetst is naar mijn smaak te eenzijdig en behoeft nuancering. Dit neemt niet weg dat er risicos aan kleven. De Nederlandsche Bank heeft daarom de afgelopen maanden onderzoek gedaan naar private equity en de betrokkenheid daarbij van financiële instellingen. Ik zal kort ingaan op enkele uitkomsten van dit onderzoek.

Trends in het financiële stelsel
Als we de analogie met het autoverkeer nog even vasthouden, dan lijkt het financiële stelsel steeds meer op een geavanceerd wegennet met een aantal drukke knooppunten en steeds snellere autos. De afgelopen decennia heeft het stelsel een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Veel landen hebben sinds begin jaren zeventig hun financiële markten gedereguleerd en geliberaliseerd, waardoor kapitaalstromen zich gemakkelijker zijn gaan bewegen tussen sectoren en tussen economieën. De traditionele scheiding tussen banken en andere financiële instellingen, zoals verzekeraars en beleggingsfondsen, is gaan vervagen. Landsgrenzen zijn hun betekenis aan het verliezen, waardoor steeds meer sprake is van één mondiaal financieel stelsel.

Dit proces heeft nog een lange weg te gaan, maar de beleidsconsequenties zijn al geruime tijd zichtbaar. Zo is het steeds belangrijker geworden om toezicht en regelgeving internationaal af te stemmen. Voor het bankentoezicht werd dit al onderkend in de jaren zeventig, toen het Bazels Comité werd opgericht. Hierin worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt over minimum solvabiliteitseisen, teneinde wereldwijd een gelijk speelveld te creëren voor het mondiaal opererende bankwezen. Op soortgelijke wijze worden internationale afspraken gemaakt voor het toezichtraamwerk voor verzekeraars: Solvency 2. En ook op andere terreinen, zoals het betalingsverkeer of boekhoudregels, wordt in toenemende mate gewerkt aan harmonisatie van regels en standaarden.

Dit alles heeft bijgedragen aan een ongekende financiële expansie. Toen ik student was, begin jaren zestig, bedroeg het gezamenlijke balanstotaal van het Nederlandse bankwezen ongeveer twintig miljard euro, iets minder dan het toenmalige bruto binnenlands product. Nu is dat meer dan tweeduizend miljard, viermaal ons BBP. Financiële dienstverlening is toegankelijker geworden voor het bedrijfsleven en brede lagen van de bevolking. Financiële markten zijn fors gegroeid en meer liquide geworden. Bovendien zijn de mogelijkheden toegenomen om risicos te beheersen en te spreiden. Dit verklaart voor een deel waarom het stelsel de afgelopen jaren zo veerkrachtig heeft gereageerd op een reeks tegenslagen, waaronder het knappen van de dotcom-zeepbel, boekhoudschandalen, de aanslagen op 11 september en oplopende geopolitieke spanningen.

Het financiële systeem heeft dus een snelle ontwikkeling doorgemaakt en is in veel opzichten beter gaan functioneren. Toch zijn de uitdagingen er bepaald niet minder om geworden. In de eerste plaats wordt een steeds groter beroep gedaan op de financiële expertise en het risicobeheer van financiële instellingen. Dit komt ook tot uiting in de veranderende houding van de toezichthouder. Naarmate allerlei beperkingen voor financiële instellingen zijn afgebouwd, is de nadruk in het toezicht steeds meer verschoven naar risicobeheersing. Instellingen hebben dus meer speelruimte gekregen, maar moeten wel kunnen aantonen dat ze hun risicobeheer op orde hebben. Dit betekent een groeiende behoefte aan hoogwaardige financieel-economische kennis. Initiatieven van zowel universiteiten als particuliere instellingen om een financiële topopleiding van de grond te krijgen verdienen dan ook volle steun. In ieder geval ziet de arbeidsmarkt voor u er goed uit!

Een tweede uitdaging is dat het financiële stelsel als geheel steeds complexer wordt. Dit blijkt onder meer uit de groei van de derivatenhandel. Deze instrumenten hebben als kenmerk dat ze risicos loskoppelen van de onderliggende financiële producten. Dit heeft fundamentele gevolgen voor de manier waarop we naar financiële instellingen kijken. Banken vormen nog steeds de kern van het stelsel, maar hun traditionele intermediatiefunctie is duidelijk aan het veranderen. Ze blijven de belangrijkste verstrekkers van kredieten, maar houden deze niet meer allemaal op hun balans. Door middel van securitisatie, bijvoorbeeld via kredietderivaten, worden kredietrisicos verhandelbaar gemaakt en verspreid over diverse marktpartijen. Hierdoor wordt minder duidelijk waar kredietrisicos uiteindelijk neerslaan. Het is zelfs denkbaar dat deze zich elders in de economie ophopen en leiden tot onevenwichtigheden. De uitdaging voor ons als centrale banken en financiële stabiliteitsinstellingen is om dergelijke risicos in kaart te brengen en te monitoren.

Overliquiditeit en search for yield
De afgelopen jaren zijn omvangrijke geldstromen naar de financiële markten gevloeid. Deze kunnen deels worden toegeschreven aan de sterke kredietgroei, bijvoorbeeld op de hypotheekmarkt. Een andere oorzaak is de naderende vergrijzing. In veel industrielanden zit een groot deel van de bevolking in de levensfase waarin flink wordt gespaard voor de oude dag, onder andere via pensioenfondsen en verzekeraars. De overvloed aan liquiditeit komt tot uitdrukking in de lage kapitaalmarktrente en leidt uiteindelijk tot lagere beleggingsopbrengsten.

Beleggers gaan daarom op zoek naar alternatieve routes die meer rendement opleveren. Dit verschijnsel staat inmiddels bekend als search for yield. Een populaire route betreft beleggingscategorieën die traditioneel minder in de belangstelling staan omdat ze minder toegankelijk en risicovoller zijn. Voorbeelden zijn investeringen in opkomende economieën, grondstoffen of vastgoed. Uiteraard moeten beleggers daarbij incalculeren dat het vooruitzicht op extra rendement ook een weerspiegeling is van extra risico. Bovendien zijn dit veelal kleine, illiquide markten waar gemakkelijk prijsopdrijving ontstaat met kans op overwaardering en neerwaartse correcties. Daar staat tegenover dat deze markten zich door de extra kapitaalinstroom beter kunnen ontwikkelen, waardoor ze vanzelf toegankelijker en transparanter worden.

Een tweede route om extra rendement te genereren is door middel van de hefboomwerking, oftewel leverage. Het idee is simpel: door de eigen investeringen aan te vullen met extra vreemd vermogen kan een groter volume worden belegd, ter compensatie van de geslonken marges. Het moet uit de lengte of uit de breedte komen. Toch voel ik me hier al wat ongemakkelijker bij. Immers, deze winstvermenigvuldiger werkt ook in omgekeerde richting, waardoor bij tegenvallers de verliezen worden uitvergroot. Bovendien zou de hefboomwerking op macroschaal wel eens contraproductief kunnen zijn: er wordt nog meer liquiditeit in het financiële systeem gepompt, waardoor uiteindelijk de rendementen nog verder onder druk worden gezet. Je lost files ook niet op door uitbreiding van het aantal autos. Wat gunstig lijkt voor een individuele belegger, kan dus verkeerd uitpakken voor het systeem als geheel.

In dit kader is het ook goed om stil te staan bij de rol van financiële innovatie bij het creëren van leverage. Zoals ik al aangaf, heeft de securitisatie van kredietrisicos een grote vlucht genomen. Alleen al in de eerste helft van dit jaar nam de markt voor kredietderivaten wereldwijd met ruim vijftig procent in omvang toe, tot een nominaal uitstaand bedrag van 26 biljoen dollar. Om het in perspectief te plaatsen: dit is meer dan tweemaal het volume van uitstaande bedrijfsobligaties in de wereld. Banken en andere vreemdvermogenverstrekkers kunnen met behulp van deze instrumenten kredietrisicos verhandelen waardoor deze uiteindelijk worden gedragen door een groot aantal partijen. Als banken kredietrisico afstoten schept dit voor hen bovendien ruimte om nieuwe leningen te verstrekken en te verhandelen. Zolang andere marktpartijen hierin willen investeren kan op die manier een kredietexpansie plaatsvinden.

Interessant is de vraag of door het gezamenlijk creeëren van leverage het systeem als geheel een risico loopt. Stel bijvoorbeeld dat er een recessie komt of dat de kapitaalrente gaat stijgen. In dat geval kan de hefboom gaan werken als een verliesvermenigvuldiger. Met zoveel betrokken marktpartijen doemt dan al gauw het beeld op van een kettingbotsing op de financiële snelweg. Het is moeilijk harde uitspraken te doen over de kans op een dergelijk scenario. Hiervoor hebben we simpelweg te weinig zicht op de verdeling van risicos binnen het financiële systeem en de manier waarop instellingen hiermee omgaan. Een brede spreiding verkleint de kwetsbaarheid van individuele partijen, maar vermindert ook de prikkel om risicos de monitoren waaraan men slechts voor een beperkt deel is blootgesteld. Het zou daarom best zo kunnen zijn dat op microniveau iedereen zijn eigen risicos adequaat beheerst en daardoor minder gevoelig wordt voor schokken, terwijl het stelsel als geheel kwetsbaarder wordt voor een grote correctie. Topfunctionarissen van toonaangevende instellingen, zoals Geithner van de New York Fed en Rajan van het IMF, hebben onlangs gewezen op deze mogelijke paradox.

Hedge funds en private equity
In het search for yield-proces en het creëren van leverage spelen hedge funds en private equity-fondsen een belangrijke rol. Deze twee categorieën worden soms ten onrechte over één kam geschoren. Laat ik beide kort beschrijven. Private equity is een investering in het eigen vermogen van een niet-beursgenoteerde onderneming, vaak aangevuld met vreemd vermogen. De investeerder is meestal actief betrokken bij het beleid van de onderneming met als doel deze na een aantal jaren weer van de hand te doen, bijvoorbeeld door een beursintroductie of een management buy-out. Ook kan het voorkomen dat een beursgenoteerde onderneming wordt gekocht door een private equity-huis, dat deze vervolgens van de beurs haalt. Dit laatste is recentelijk gebeurd bij VNU en Vendex.

Hedge funds houden zich bezig met een breed scala van activiteiten, variërend van aandelen tot grondstoffen en investeringen in opkomende economieën. Sommige hedge funds investeren ook direct in ondernemingen, maar dat is slechts één van de vele mogelijkheden. Anders dan bij private equity-huizen blijven dergelijke deelnemingen meestal beperkt tot een klein minderheidsaandeel. Kenmerkend voor hedge funds is dat ze hun activiteiten grotendeels financieren met geleend geld. Ook lopen ze vaak een groot liquiditeitsrisico, door posities in te nemen die bij tegenslagen in korte tijd met verlies moeten worden afgebouwd. Ze zeilen dus scherp aan de wind, maar nemen daarbij soms grote risicos en dat gaat wel eens goed mis. Bekend is het faillissement van het hedge fund LTCM in 1998 waardoor zelfs gevaar dreigde voor een grote financiële crisis. En recentelijk moest het hedge fund Amaranth in één week een verlies incasseren van zes miljard dollar, tweederde van het belegde vermogen.

Hedge funds en private equity-beleggers zijn in veel opzichten een verrijking van ons financiële stelsel. Ze mobiliseren risicodragend kapitaal en houden zich actief bezig met het reilen en zeilen van ondernemingen. Dit past goed bij bedrijven die zich moeten herstructureren. Bovendien zijn ze belangrijke gangmakers op het terrein van financiële innovatie, die bijvoorbeeld sterk hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de markt voor kredietderivaten. Toch blijkt niet iedereen gelukkig met deze beleggers, getuige de media-aandacht waarbij emoties soms hoog opspelen. Daarbij vallen zelfs termen als sprinkhanen, slopers en barbaren. Ik kan me best voorstellen dat ondernemingen soms gemengde gevoelens hebben bij de activistische houding van private equity-investeerders. Ze bemoeien zich immers nadrukkelijk met de gang van zaken en voelen zich vooral aangetrokken door bedrijven die in hun ogen rijp zijn voor een strategische koerswijziging. En het is nu eenmaal zo dat bij een koerswijziging de meningen flink kunnen verschillen. Daarmee wil ik niet zeggen dat de aandeelhouders altijd gelijk moeten krijgen, maar een goede dialoog tussen management en investeerders lijkt mij een goede zaak. Ik ben het eens met Morris Tabaksblat, die er onlangs nog eens op heeft gewezen dat ondernemingen moeten inspelen op de veranderende rol van aandeelhouders. Onderdeel daarvan is dat de onderneming zich voortdurend moet afvragen wat voor soort aandeelhouders bij haar past. In sommige gevallen kunnen er voordelen aan zitten om de beursnotering op te geven. Wat dat betreft moeten we de invloed van private equity trouwens niet overdrijven: van de 48 bedrijven die tussen 2001 en 2006 van Euronext zijn gehaald hebben slechts 7 gevallen betrekking op een private equity-investering.

Er zitten dus veel goede kanten aan de opkomst van private equity en hedge funds. Maar er zijn ook aandachtspunten. Dit betreft in de eerste plaats de onstuimige groei van deze activiteiten. Dit is prima als de groei wordt gedreven door een ruim aanbod van rendabele investeringsprojecten. Anders wordt het als de toestroom van kapitaal de drijvende kracht is, in verband met het search for yield-fenomeen dat ik zojuist al noemde, vooral als daarbij het rendement wordt opgekrikt door middel van extra leverage. Een tweede aandachtspunt is het intransparante karakter van beleggingen in hedge funds en private equity. Deze instellingen hebben nauwelijks rapportageverplichtingen en staan niet onder direct toezicht. Dit maakt het moeilijker voor investeerders om een goed beeld te krijgen van de rendementvooruitzichten en het risicoprofiel.

Om meer grip te krijgen op de mogelijke risicos rond private equity heeft de Nederlandsche Bank onlangs een onderzoek uitgevoerd onder banken, pensioenfondsen en verzekeraars. Anderhalf jaar geleden hebben we een soortgelijk onderzoek uitgevoerd naar hedge funds, maar ik zal me nu vooral concentreren op private equity. Voor het onderzoek zijn diverse interviews gehouden met banken, institutionele beleggers en andere organisaties. Dit is belangrijk, aangezien deze partijen op uiteenlopende manieren zijn betrokken bij private equity:
* Voor investeerders in private equity veelal institutionele beleggers is het natuurlijk in de eerste plaats van belang dat een goed rendement wordt behaald. Daarnaast wordt private equity gezien als een mogelijkheid om binnen de beleggingsportefeuille risicos te spreiden. Hiervoor is van belang dat de opbrengsten van private equity een geringe correlatie vertonen met die van andere beleggingen. Dit laatste is zeker niet evident: in een recessie zullen waarschijnlijk zowel beursgenoteerde aandelen als private equity slecht renderen. Het zal dan immers lastig zijn om een investering tegen een goede prijs te verkopen op de beurs of via een buy-out. Een ander risico van private equity-beleggingen is de beperkte verhandelbaarheid. Bedrijven zijn niet beursgenoteerd en het duurt meestal een aantal jaren voordat de investering van de hand kan worden gedaan.

* Banken zijn vooral betrokken als verschaffers van vreemd vermogen en dragen daardoor bij aan de hefboomwerking. Verder profiteren zij van fee- en commissie-inkomsten. Doorgaans proberen banken de kredietrisicos grotendeels onder te brengen bij andere partijen, bijvoorbeeld via syndicering. Daarbij wordt de lening opgesplitst in verschillende tranches waarvoor geschikte kopers worden gezocht. Ook kan een deel van de lening worden gesecuritiseerd.

Uit het onderzoek komt duidelijk naar voren dat vrijwel alle betrokkenen de ruime liquiditeit en lage kapitaalmarktrente zien als drijvende krachten achter de private equity-markt. Hierbij past ook het gebruik van vreemd vermogen om via de hefboomwerking de rendementen te verhogen. Dit was voor ons geen verrassing. Zorgelijker is dat de mate van leverage duidelijk toeneemt en in sommige gevallen de grenzen nadert van wat acceptabel is. Daar komt nog eens bij dat de kredietverlening niet alleen steeds omvangrijker, maar ook risicovoller wordt. Zo wordt in toenemende mate de aflossing uitgesteld tot het einde van de looptijd. Beleggingen in private equity worden hierdoor kwetsbaarder voor tegenslagen zoals een economische recessie of een omslag in het renteklimaat. Een speciaal aandachtspunt daarbij is hoeveel risico banken lopen als gevolg van hun betrokkenheid bij dergelijke transacties. De totale exposure van banken blijft meestal beperkt tot minder dan één procent van hun balanstotaal, terwijl de kredietrisicos van individuele projecten meestal binnen enkele maanden worden afgebouwd door deze bij andere partijen te plaatsen. Banken zijn zich dus goed bewust van de risicos.

De uitkomsten van ons onderzoek staan niet op zichzelf. We zijn ook in ECB-verband aan het kijken naar ontwikkelingen rond private equity in Europa, nadat we eerder gezamenlijk de financiële stabiliteitsimplicaties van hedge funds in kaart hebben gebracht. Internationale samenwerking bij dit soort onderwerpen is belangrijk. Het gaat om mondiale ontwikkelingen waarop wij in Nederland slechts beperkt zicht hebben. Bovendien is het belangrijk om eventuele beleidsmaatregelen onderling goed af te stemmen. Overigens zou ik terughoudend zijn met de invoering van regels of direct toezicht op hedge funds en private equity-fondsen. Deze fondsen zijn een logische consequentie van het dereguleringsproces en, zoals ik al eerder aangaf, een aanwinst voor ons financiële stelsel. Bovendien is regulering ineffectief voorzover hierdoor weer nieuwe entiteiten zouden ontstaan die de activiteiten van hedge funds en private equity-huizen overnemen.

Een beter aangrijpingspunt voor beleid zijn banken, pensioenfondsen en verzekeraars, die reeds onder toezicht staan. Het is prima dat deze instellingen investeren in private equity, mits ze de bijbehorende risicos goed in het vizier hebben. Dit is niet altijd gemakkelijk, vanwege de ondoorzichtigheid van private equity en de beperkte ervaring die de meeste instellingen hiermee hebben. Daar komt nog eens bij dat sommige partijen over veel meer expertise beschikken dan andere, met het gevaar dat risicos zich ophopen bij instellingen die daarop het slechtst zijn voorbereid. Als toezichthouder is het daarom belangrijk instellingen te prikkelen hun risicobeheer op dit punt te versterken. Hiervoor ontwikkelen we guiding principles voor intransparante beleggingen, zoals private equity en hedge funds, waarover we overleg zullen voeren met de financiële sector. Zo is het belangrijk dat instellingen voldoende kennis en ervaring in huis hebben om een goede inschatting te maken van de risicos van private equity, in relatie tot hun eigen doelstelling en strategie. Deze risicos liggen overigens niet alleen op puur financieel terrein maar kunnen bijvoorbeeld ook betrekking hebben op integriteitsvraagstukken of de kwaliteit van de personen die direct betrokken zijn bij private equity-projecten. Het is belangrijk dat financiële instellingen zich goed bewust zijn met wie ze zaken doen.

Beheersing van de risicos rond private equity en ook hedge funds zou dus vooral moeten via de instellingen waarmee zij zaken doen en die reeds onder toezicht staan. Dit neemt niet weg dat het ook goed zou zijn om de transparantie van private equity te vergroten. Daarvoor ligt de bal wat mij betreft vooral bij deze sector zelf. Een mooi vertrekpunt is de gedragscode van Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen die binnenkort wordt aangescherpt. Het lijkt me in ieder geval belangrijk dat daarin de informatievoorziening aan beleggers goed wordt geregeld, zodat deze een realistische beoordeling kunnen maken van het rendement en het risicoprofiel. Daarnaast is het natuurlijk belangrijk goed zicht te houden op naleving van de gedragscode.

Slot
De financiële snelweg is drukker geworden en minder overzichtelijk, maar leidt wel tot steeds interessantere reisbestemmingen. Wie zich op de weg wil begeven moet over voldoende rijvaardigheid beschikken en bovendien kunnen vertrouwen op zijn medeweggebruikers. Het is niet onze taak als centrale bank en toezichthouder om ons teveel met de route te bemoeien. Wel proberen we door efficiënt betalingsverkeer het wegdek in optimale conditie te houden, voeren we met ons toezicht een APK-keuring uit en geven we met ons monetaire beleid snelheidsadviezen. En voor noodgevallen hebben we een vangrail achter de hand. Maar verder mag iedereen zijn eigen koers uitstippelen.

[s?root.de_kennisBank.Nieuws__persberichten_en_speeches.DNB.Speeches_2 006.Speech_president_Wellink_over_'Files_op_de_financi%C3%ABle_snelweg '] leeg