Universiteit van Tilburg 14 november 2006
De 100 meter sprint kan in 9.29
Econometristen Einmahl en Magnus berekenen ultieme atletiekrecords
Twee econometristen van de Universiteit van Tilburg, de hoogleraren
John Einmahl en Jan Magnus, hebben in een nog te publiceren
wetenschappelijk artikel berekend wat de ultieme records zijn in 14
atletiekdisciplines, zowel bij de mannen als de vrouwen. In het
artikel, getiteld Records in athletics through extreme-value theory,
passen zij de extreme-waardentheorie toe. De verzamelde data hebben
betrekking op de marathon, de onderdelen van de tienkamp voor mannen,
de zevenkamp voor vrouwen, de marathon en de 10 kilometer hardlopen.
Om een uitspraak te kunnen doen over de kans dat de huidige beste
tijden bij de marathon nog verbeterd gaan worden, werden de beste
persoonlijke tijden van1546 mannelijke en 1024 vrouwelijke atleten
geanalyseerd. In die lijst kan een atleet maar één keer voorkomen. De
heren marathonlopers kunnen volgens de benaderingswijze van Magnus en
Einmahl hooguit nog 49 seconden winst boeken. Voor de vrouwelijke
marathonlopers is er meer perspectief: die moeten in theorie nog zo'n
9 minuten sneller kunnen.
Voor de 100 meter sprint werden de persoonlijk toptijden van 970
mannelijke sprinters gerangschikt. De snelste tijd is 9.77
(wereldrecord), de langzaamste nog altijd 10.30 seconden. De toptijd
van de 100 meter sprint bij de mannen kan volgens de onderzoekers in
theorie met bijna een halve seconde worden verbeterd, tot 9.29
seconden. Dat is een relatief veel grotere aanscherping dan bij de
marathon. Bij de 578 vrouwelijke 100-meter sprinters varieerden de
toptijden van 10.49 (wereldrecord) tot 11.38 seconden. Ook hier is de
snelste tijd voor verbetering vatbaar: 10.11 seconden is op papier
mogelijk.
Ook de discuswerpers hebben nog grote mogelijkheden. Bij de heren
staat het wereldrecord op 74.08 meter, en daar zou bijna 3 meter bij
kunnen komen. De damesdiscus zou in theorie maximaal 8.20 meter
geworpen kunnen worden.
De extreme-waardentheorie is een deelgebied van de statistiek dat
tracht vragen over extreme gebeurtenissen (die per definitie niet veel
voorkomen) te beantwoorden aan de hand van informatie over minder
extreme gebeurtenissen. Normaliter wordt de theorie toegepast binnen
de financiële en verzekeringswereld, om risico's van extreme schades
als gevolg van vliegrampen, aardbevingen, dijkdoorbraken, op de
klippen varende olietankers et cetera in te kunnen schatten.
Bijvoorbeeld om premies te kunnen berekenen. Het is de eerste keer dat
de extreme-waardentheorie nu wordt toegepast op atletiekprestaties.
De onderzoekers berekenden ook wat de beste atletiekprestatie is, in
de zin dat het record op papier vrijwel niet meer te verbeteren lijkt.
Verspringende appels worden vergeleken met hoogspringende peren: welk
wereldrecord staat het scherpst? De beste atletiekprestaties blijken
door speerwerpers te worden geleverd: in 2005 wierp Osleidys Menéndez
haar speer 71.70 meter ver en in 1996 zwiepte Jan Zelezný zijn speer
98.48 meter door de lucht. Daar lijkt niet veel meer aan te
verbeteren. Op papier.
John Einmahl (1957) is hoogleraar econometrie (i.h.b. Statistiek) aan
de UvT. Hij promoveerde in Nijmegen en werkte o.a. aan de
universiteiten van Maastricht, Leuven en Eindhoven. Specialismen:
extreme waardentheorie, statistiek en kansrekening.
Jan Magnus (1948) is hoogleraar econometrie aan de UvT. Hij
promoveerde aan de UvA, werkte op de LSE (Londen) en sinds 1996
verbonden aan het Tilburgse CentER for Economic Research.
Specialismen: econometrische theorie, gevoeligheidsanalyse en
sportstatistiek (vooral tennis).
Noot voor de pers
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jan Magnus (013
4663092, Magnus@uvt.nl) of John Einmahl (013 466 8208,
J.H.J.Einmahl@uvt.nl). Records in athletics through extreme-value
theory is als PDF te downloaden via de site van Jan Magnus
(http://center.uvt.nl/staff/magnus/wip10.pdf)
UvT Persbericht
Universiteit van Tilburg