13.11.2006<
br/>
EU evalueert regelgeving GG-levensmiddelen/ diervoeders
Met bijna een jaar vertraging heeft de Europese Commissie op 25
oktober jl. haar evaluatierapport vastgesteld over de uitvoering van
de Europese regelgeving inzake GG-levensmiddelen en -diervoeders
(EG-verordening 1829/2003). Het rapport is met name gebaseerd op de
reacties van de door de Commissie geconsulteerde lidstaten en
stakeholders en op de discussies hieromtrent in de Raad van Ministers
en verantwoordelijke EU-comités.
Hoewel de Commissie in haar rapport concludeert dat het vanwege de
beperkte ervaringsperiode met deze regelgeving te vroeg is om
wijzigingsvoorstellen te doen, omvat het rapport enkele overwegingen
die voor de toekomstige aanpassing van EG-verordening 1829/2003
relevant zijn. Bovendien omvat het rapport de nodige ervaringsgegevens
die de toepassing van deze regelgeving door de lidstaten vanaf april
2004 heeft opgeleverd. Volgens de Commissie heeft het rapport een
inleidend karakter en zal er na voldoende tijd en meer inzicht in de
uitvoering van de verschillende aspecten van de verordening een tweede
rapport volgen.
Ongeautoriseerde GGO's
Artikel 48 van EG-verordening 1829/2003 stelt dat de Commissie de
lidstaten en het Europees Parlement uiterlijk op 7 november 2005 (!)
in het licht van de opgedane ervaring een verslag toezendt over de
uitvoering van deze verordening en in het bijzonder over artikel 47
(overgangsregeling voor zogenaamde "pijplijn-GGO's"). Voor de
onvoorziene aanwezigheid van dergelijke pijplijn-GGO's geldt tot 18
april 2007 een tolerantiedrempel van 0,5%. Het betreft hier GGO's
waarover de wetenschappelijke comités van de EU of de EFSA vóór 18
april 2004 een gunstig advies hebben uitgebracht, maar welke nog niet
formeel zijn toegelaten. De Commissie heeft nu in haar
evaluatierapport aangegeven dat zij van mening is dat een dergelijke
benadering ook bij andere producten zou moeten worden overwogen. Het
gaat dan ten eerste om door de EU geautoriseerde GGO's waarvan de
looptijd van de vergunning is verstreken en de vergunninghouder
vervolgens besluit om geen hernieuwde aanvraag in te dienen. Sporen
van dergelijke GGO's zijn immers na het verlopen van een dergelijke
vergunning veelal niet direct uit het milieu verdwenen. Ten tweede
stelt de Commissie dat een dergelijke benadering ook zou moeten worden
overwogen voor producten die in derde landen op grond van een met de
EU gelijkwaardige beoordeling zijn geautoriseerd. Dit onderwerp zal
eind deze maand ook in Codex-verband (Japan, 27 november - 1 december
2006) aan de orde komen.
De Commissie benadrukt dat de internationale samenwerking tussen het
bedrijfsleven en overheden (w.o. samenwerking met derde landen) op het
terrein van ongeautoriseerde GGO's dient te worden verbeterd om de
aanwezige sporen van dergelijke GGO's sneller te kunnen traceren.
Ervaringen met ongeautoriseerde maïs, papaja en rijst hebben
aangetoond dat de mogelijkheid dat er bij invoer in de EU
(onvoorziene) sporen van niet-geautoriseerde GGO's worden aangetroffen
niet volledig kan worden uitgesloten. Bovendien stelt de Commissie dat
het onwaarschijnlijk is dat de JRC/EFSA bij dergelijke incidenten een
volledige veiligheidsbeoordeling kunnen uitvoeren. Verder wordt
onderkend dat niet in alle gevallen een robuuste detectiemethode voor
dergelijke GGO's beschikbaar zal zijn.
Toelating GGO's
De praktische ervaring met de autorisatie van GGO's en GG-producten
onder EG-verordening 1829/2003 is bijzonder mager. Tot dusver is
slechts één GGO (1507 maïs) op grond van deze verordening door de EU
toegelaten. In de periode 2004-2006 heeft de EU op grond van de
overgangsbepalingen van Verordening 258/97 ("Novel Food-verordening")
vier GG-maïslijnen geautoriseerd en bovendien op grond van Richtlijn
2001/18/EG drie GG-maïslijnen en een GG-koolzaadproduct tot de
EU-markt toegelaten. De biotechbedrijven hebben bij de totstandkoming
van dit evaluatierapport enige opmerkingen gemaakt over de periode die
de EFSA nodig heeft om een risicobeoordeling af te ronden. De EFSA op
haar beurt wijt de opgetreden vertragingen bij beoordelingen aan de
incomplete dossiers die zij in eerste fase van de aanvragers had
ontvangen. In april 2006 heeft de Commissie bij de aankondiging van
praktische verbeteringen in het autorisatieproces overigens al laten
weten dat onnodige vertraging van het uiteindelijke besluit tot
autorisatie zal worden vermeden.
Etikettering GG-food/feed
Momenteel zijn er slechts weinig levensmiddelen met het etiket
"genetisch gemodificeerd" verkrijgbaar op de EU-markt, hoewel de
aanwezigheid van dergelijke GG-levensmiddelen van lidstaat tot
lidstaat verschilt van verwaarloosbaar tot meer significant. De
Commissie stelt overigens dat EG-verordening 1829/2003 "als zodanig
geen sterke invloed heeft gehad op de verkoop van levensmiddelen die
geëtiketteerd zijn als genetisch gemodificeerd". Hierbij wordt wel
voorbijgegaan aan het feit dat producenten van levensmiddelen,
vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze verordening, massaal die
ingrediënten hebben vervangen die op grond van de nieuwe
etiketteringsregels als "genetisch gemodificeerd" dienen te worden
gedeclareerd. Op basis van de ruim 7.000 door de Commissie uitgevoerde
analyses in 13 lidstaten, raamt zij het percentage levensmiddelen
waarbij deze etiketteringsregels niet strikt worden nageleefd op
minder dan 2. De Commissie benadrukt hierbij wel dat deze analyses
zich met name hebben gericht op levensmiddelen die waarschijnlijk
GG-bestanddelen bevatten en dat uitkomsten van de analyses van
lidstaat tot lidstaat significant verschilden. Voor zover het de
reikwijdte van de etikettering betreft, stelt de Commissie dat dit
voor de meeste ondervraagde partijen geen punt van discussie is.
Enkele stakeholders zijn van mening dat deze te strikt (kritiek op
verplichte etikettering van levensmiddelen die geen GG-materiaal
bevatten) of juist te beperkt is (kritiek op het uitsluiten van melk,
vlees e.d. van met GG-diervoeders gevoederde dieren).
In tegenstelling tot de bovengenoemde levensmiddelen zijn in de
diervoedersector GG-producten dominant aanwezig. De Commissie
verklaart dit met name door de dominante mondiale positie van GG-soja
en het prijsverschil tussen GG-soja en conventionele soja. Op grond
van de bijna 2.500 analyses die de Commissie in 13 lidstaten heeft
laten uitvoeren, raamt zij het percentage diervoeders dat op grond van
EG-verordening onjuist is geëtiketteerd rond de 6. Evenals bij de
levensmiddelen benadrukt de Commissie hierbij dat deze analyses met
name gericht zijn geweest op diervoeders die waarschijnlijk
GG-materiaal bevatten en dat de onderzoeksresultaten van lidstaat tot
lidstaat significant verschilden. In haar rapportage geeft de
Commissie verder aan dat bedrijven niet gerechtigd zijn om producten
de status van GG-diervoeder te geven zonder dat hiervoor een
rechtvaardiging bestaat. Dit punt vormde met name bij onze Oosterburen
een onderwerp van discussie.
Fermentatieproducten
Reeds bij de totstandkoming van het Gemeenschappelijk Standpunt over
de verordening inzake GG-levensmiddelen en -diervoeders waren de
lidstaten en de Commissie het eens geworden dat er meer duidelijkheid
moest worden verkregen over de status van levensmiddelen die
geproduceerd zijn via fermentatie gebruikmakend van Genetisch
Gemodificeerde Micro-organismen (GGM's) die niet aanwezig zijn in het
uiteindelijke product. Op grond van de verkregen reacties mag worden
gesteld dat alle stakeholders en de meeste lidstaten van mening zijn
dat dergelijke producten, gelijk aan "technische hulpstoffen", niet
behoeven te worden geëtiketteerd als "genetisch gemodificeerd". De
Commissie is van mening dat er momenteel geen bijzondere noodzaak
bestaat om de verordening voor deze producten te herzien. Dit zal
echter op grond van aanvullende ervaringen uit een diepgaande
evaluatie in een later stadium worden heroverwogen. Hierbij dient
speciale aandacht te worden geschonken of het nodig is om op maat
gesneden regels voor deze producten te ontwikkelen.
Het Commissierapport staat geagendeerd voor het eerstvolgende overleg
van de EU-ministers van Landbouw op 20 november a.s. Het is vooralsnog
onduidelijk wanneer de andere adressant, het Europees Parlement, zich
over dit rapport zal buigen.