Socialistische Partij
SP :: Nieuws
SP tegen splitsing energiebedrijven
13-11-2006 * De SP-fractie in de Eerste Kamer roept de regering
vandaag op geen beslissing te forceren in de Senaat over de
opsplitsing van de Nederlandse energiebedrijven. In de Tweede Kamer
was nog een grote meerderheid voor dit wetsvoorstel. Alleen SP en
ChristenUnie stemden daar tegen. Inmiddels lijken ook CDA, PvdA en
GroenLinks aanzienlijk kritischer te zijn geworden. Vandaag en morgen
debatteert de Eerste Kamer over het voorstel. Minister Wijn heeft
vooraf aangekondigd 'niet dogmatisch' in deze kwestie te staan.
SP-senator Kox hoopt dat het debat tot uitstel of nog beter afstel zal
leiden.
Hier vindt u de inbreng van de SP-fractie
---
Tiny Kox De regering, zo deelde de minister ons in de memorie van
antwoord mee, ziet geen belemmering in voortzetting van de behandeling
van deze Splitsingswet, die hij overigens liever een vriendelijker
naam had gegeven omdat, zo zegt de minister ons, de wet juist bedoeld
is om de energiebedrijven de ruimte te geven. Die bedoeling is
kennelijk toch niet helemaal over gekomen, gezien de schier tomeloze
energie die de doorgaans wat logge energiebedrijven in onze richting
getoond hebben in de afgelopen maanden. Zíj zien deze wet vooral als
een `in de maag splits'-wet, die hun toekomst op het spel zet. Toch
zegt de minister in de nadere memorie van antwoord `geen weet te
hebben van sterk gegroeide twijfels' over de voorgestelde splitsing.
Komt de minister nog wel eens onder de mensen, moet ik dan denken.
Want het kan toch niet zo zijn dat alleen de fractie van de SP door
jan en alleman benaderd wordt? Al die mensen en instanties vergeten de
minister toch niet? Hij zit er weliswaar pas net maar ze kénnen hem
toch wel?
De minister twijfelt kennelijk aan het inschattingsvermogen van de
energiebedrijven. Er is volgens hem sprake van een groot misverstand.
Wat hij voorstelt is juist goed voor ons allemaal, de energiebedrijven
voorop. Maar je zou toch mogen denken van de topmannen van de
energiebedrijven dat ze voorwaar voldoende salaris beuren om op zijn
minst te begrijpen wat de minister bedoelt? Zijn zij nu zo dom of is
de minister nu zo slim?
Wij weten dat nog niet. Maar wij voelen onszelf in ieder geval slim
genoeg om te zeggen dat wij nog niet weten of deze wet op termijn niet
rampzalig zou kunnen uitpakken. Wij voelen ons slim genoeg om te
denken dat er grote kans is dat we er spijt als haren op ons hoofd
over kunnen krijgen als we morgen ja tegen dit voorstel zouden zeggen.
Maar ons voorstel om daarom niet nu, zo kort voor de verkiezingen, tot
overhaaste afhandeling over te gaan, lijkt de bewindsman dus niet te
delen. Hij verwijst naar de 129 Tweede Kamerleden die vóór het
voorstel gestemd hebben. Dat waren niet de onze - die wisten beter -
maar het waren er inderdaad veel. Maar de minister moet toch, met ons,
hebben waargenomen dat er nogal beweging aan het politieke front is op
het punt van de splitsing van energiebedrijven. Natuurlijk mag hij er
ons op wijzen dat het CDA in de Tweede Kamer heeft voorgestemd. Maar
het zal hem toch ook niet ontgaan zijn, dat de CDA-woordvoerder aan de
overkant die daad van zijn fractie inmiddels als `zijn grootste
blunder' aanduidt? En het moet hem toch ook zijn opgevallen dat de
fracties van PvdA en GroenLinks in deze Kamer veel kritischer over het
voorstel oordelen dan hun politieke verwanten aan de overkant? Met
andere woorden: in het verleden aan de overkant behaalde resultaten
bieden geen garantie voor de toekomst van dit wetsvoorstel. En als een
minister, wiens uiterste houdbaarheidsdatum ook nog eens bijna is
verstreken met de verkiezingen over ruim een week op de kalender, al
die bewegingen waarneemt, is het dan nog realistisch om zo stoïcijns
te doen? Of heeft dat meer met struisvogelgedrag te maken? Zeker als
we dat ook nog eens koppelen aan wat er de laatste tijd gebeurt op het
internationale energiefront, waarop nu voor iedereen zichtbaar is dat
energie veel meer dan zomaar een verhandelbare waar, een product is.
Energie is een machtsmiddel van hoge orde, en wie dat machtsmiddel uit
handen geeft of onvoldoende in handen neemt, geeft meer weg dan wijs
is.
Nu zal de minister tegenwerpen dat hij juist niks weg geeft maar
vasthoudt voor de Nederlandse samenleving. In de memorie van antwoord
meldde hij dat hij op de dag van zijn aantreden als minister van
economische zaken publiekelijk aangegeven heeft dat het zijn streven
zou zijn de juridische eigendom van het gehele elektriciteitsnetwerk -
zoals hij het aanduidde: van de centrale tot het stopcontact - voor
100 procent in handen van de overheid te houden. Privatisering van
Geïntegreerde energiebedrijven is, zo deelde hij ons mee, niet langer
een reële optie. Duidelijke taal, zo zal hij vinden - maar waarom was
het kennelijk nodig om op de eerste werkdag op het ministerie van
economische zaken duidelijk te maken dat dit het streven zou zijn?
Vond de minister - met mij en veel anderen - dat er reden was om te
twijfelen over de positie van de Nederlandse regering? Nam hij daarmee
afstand van het streven van zijn voorganger? Garandeerde die niet de
publieke eigendom van de netwerken? Vond die privatisering van
geïntegreerde energiebedrijven wel een reële optie? Met andere
woorden: waar is de geest van Brinkhorst gebleven? En hoe is nu de
precieze verhouding in opvattingen binnen de huidige regering, met
name met de minister van financiën, van wie wij nog niet zo'n
statement hebben mogen vernemen? En ik hoop dat de minister het ons
vergeeft, maar als niet duidelijk is waar de minister staat die sinds
1994 bovenbaas van Nederland is geweest, in twee paarse en drie
balkenendiaanse kabinetten - en die nog steeds niet heeft gezegd dat
hij er echt een punt achter zet na 22 november - dan houden wij ogen
en oren nog maar even wagenwijd open. De mededeling van de minister
dat de uitlating van minister Zalm zuiver hypothetisch was, stelt ons
helemaal niet gerust. Want Zalm verdient de eer de minister te zijn
die tal van vèrstrekkende plannen die aanvankelijk allemaal `zuiver
hypothetisch' leken, in werkelijkheid wist uit te voeren. De publieke
sector werd uitverkocht, de sociale voorzieningen gestript, de
inkomensverschillen vergroot - allemaal onder Zalm.
We zien met de minister dat privatisering van de aandelen van een
netwerkbeheerder of van de eigendom van het net niet van vandaag op
morgen zal kunnen plaatsvinden. Zoiets kan alleen als er een
ministeriële regeling daarover wordt vastgesteld. En inderdaad lijkt
het dat door aanname van een hierop betrekking hebbend amendement van
CDA-Tweede Kamerlid Hessels privatisering van het net in het geheel
niet mogelijk is en privatisering van een netbeheerder alleen indien
dat bij AMvB zou worden geregeld. Maar uitgesloten is het dus niet dat
er ook netwerkbeheerders in private handen komen, zo begrijp ik de
minister toch correct?
Splitsing, zo zegt de minister, is een middel tot een doel. En het
doel is het verzekeren van een betaalbare en betrouwbare Nederlandse
energievoorziening. Dat is een mooi doel, dat delen we graag met hem.
Maar het middel deugt niet. Niet splitsen maar verenigen is ons
alternatief - en we hebben de indruk dat heel veel Nederlanders het
daar mee eens zijn. Niet alleen het personeel van de energiebedrijven,
hoewel ik de ondernemingsraad en de vakbonden van harte complimenteer
met hun grote ijver en doortastendheid om ons hun zorgen over de
voorgestelde splitsing mee te delen. Met hen vraag ik mij af voor welk
probleem dit wetsvoorstel eigenlijk een oplossing is? Kan de minister
ons dat nog eens uitleggen? En waarom doet hij niet wat de Amerikanen
in zon geval zeggen: I fit ain't broken, don't fix it!?
Deze minister gebruikte stoere taal in beide memories van antwoord.
Voor hem, zo stelt hij, is voortbestaan van de energiesector en de
fysieke aanwezigheid daarvan een essentiële schakel voor onze
economische ontwikkeling. Nou, klaar, wil je dan denken - maar is het
wel klaar? Of kan het nog steeds alle kanten op? Wij vrezen van wel.
Want terwijl de minister spreekt over `onze' economische ontwikkeling,
wat bedoelt hij dan met `ons'? Hij noemt het immers onvermijdelijk en
noodzakelijk dat de Nederlandse energiebedrijven allianties of fusies
aangaan met andere energiebedrijven in Noord-West-Europa. Die
consolidatie zoals hij dat noemt, is in zijn ogen een gegeven. De
Nederlandse energiebedrijven zijn in zijn opvatting gewoon te klein
zijn om zelfstandig te overleven. Hij vergelijkt de totale marktwaarde
van de grote vier uit Nederland met de ene grote uit Frankrijk,
Electricité de France, en ziet dan 38 miljard euro aan de ene kant en
130 miljard euro aan de andere kant. Wij, onze bedrijven, zijn gewoon
geen partij voor de echte grote jongens, lijkt de boodschap. Maar dan
worden `wij' toch `hun'? Dan worden wij toch gewoon Frans of Duits of
Spaans - of Russisch? Zo gaat dat toch met allianties en fusies?
Precies daarom is de SP voorstander van een andere optie dat dit
wetsvoorstel voorlegt. Wij willen onze energiebedrijven, van centrale
tot stopcontact, maar ook van aankoop tot verkoop, in Nederlandse
overheidshanden hebben en houden. We hebben weinig boodschap aan
Brussel, van waaruit ons verteld wordt dat de energiemarkt
geliberaliseerd moet worden. Zeker zolang in andere Europese
hoofdsteden daar niet naar geluisterd wordt, vinden wij het volstrekt
verkeerd om voorop te lopen. Daar zit niemand op te wachten. De
minister geeft toe dat we voorop lopen, erkent dat in landen als
Frankrijk en Duitsland nog steeds niks beweegt en er ook geen zicht op
is dat dit binnenkort gaat gebeuren. Maar dat, zo vertelt de minister
ons, met een air van `wij zijn niet voor één gat te vangen hoor',
maakt ook niks uit. Hij zegt dat het feit dat met dit wetsvoorstel een
verdergaande stap dan in andere landen wordt genomen, voor hem geen
reden is om van deze splitsing af te zien. Er is, zo zegt hij, wel
sprake van voorop lopen maar niet van nodeloos voorop lopen. Want in
de kern, zo zegt hij in de nadere memorie van antwoord, gaat het er
niet om of er in andere landen al dan niet tot eigendomssplitsing
wordt overgegaan. Dat is, zo zegt de minister, de verantwoordelijkheid
van de lidstaten individueel. Hier raken wij de draad kwijt. Wat wil
de minister nu? Eén Europese energiemarkt onder gelijke verhoudingen,
of een markt waarbinnen de grote landen precies doen wat zij willen en
de kleine landen en hun bedrijven zich de wet door de Europese
Commissie laten voorschrijven - met als voorspelbaar gevolg dat de
grootste bedrijven uit de grootste landen straks Europa's
oligopolisten zullen zijn? En dat dus inderdaad beslissingen over wat
er bij ons tegen welke voorwaarden uit het stopcontact of de gaskraan
komt, worden genomen in Berlijn of Parijs of ... Moskou wellicht?
En als dat zo is, hoe denkt de minister dan daadwerkelijk het
uitgangspunt van de regering te kunnen waarborgen dat, zoals hij in de
nadere memorie van antwoord zegt, inhoudt dat er een betaalbare en
betrouwbare energievoorziening voor de Nederlandse afnemer blijft?
Splitsing, zo zegt de minister, dient - mede in Europees perspectief -
het beste de belangen van de Nederlandse afnemer. Nee, zeggen wij van
de SP, bijeenhouden als overheidsbedrijven van de energiebedrijven,
dát dient het beste de belangen van de Nederlandse afnemer maar ook
voor de Nederlandse samenleving als zodanig. Want nogmaals, energie is
veel meer dan zomaar een waar, zomaar een product.
Jammer, maar dat kan niet, legt de minister uit. Een algeheel verbod
op overnames van de commerciële delen van de Nederlandse
energiebedrijven door geïntegreerde buitenlandse bedrijven zou volgens
hem in strijd zijn met Europese regels. Hij is dan ook niet bereid
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel afhankelijk te maken van zo'n
algeheel verbod.
Hij voelt er zelf ook niet voor, geeft hij toe. Met dit wetsvoorstel
geeft hij welbewust, zo lezen we in de nadere memorie van antwoord,
aandeelhouders die willen privatiseren de ruimte om hun aandelen in
het commerciële deel te vervreemden. Ook al zeggen de energiebedrijven
nu in grote meerderheid niet langer van zins te zijn hun aandelen aan
de hoogst biedende buitenlandse investeerder over te dragen, blijft
het risico dus levensgroot aanwezig. Nog maar kort geleden liepen er
heel wat lagere overheden met eurotekens in de ogen rond, hopend snel
geld te kunnen maken van wat in decennia door de samenleving was
opgebouwd. Dus ook al loopt op dit moment ons verzet tegen dit
wetsvoorstel gelijk op met het verzet van de energiebedrijven, dat
betekent niet dat ik overloop van vertrouwen in hen en hun
aandeelhouders. Zolang deze bedrijven te hoge winsten realiseren en
hun topmannen belachelijk hoge salarissen bezorgen, zullen wij altijd
met argwaan naar hun gedragingen en hun beweringen blijven kijken.
Dit wetsvoorstel stimuleert de marktwerking, zo houdt de minister ons
voor. En de afnemer profiteert van een markt die werkt. Dat klinkt
aardig maar pakt toch minder uit dan gewenst. De markt zal immers een
oligopolistische markt worden die gedomineerd wordt door enkele hele
grote Europese bedrijven. En het is maar zeer de vraag of de afnemer
daar niet de wrange vruchten van gaat plukken. De minister moet toch
weten hoe het er op zo'n oligopolistische markt aan toe gaat?
In een geliberaliseerde markt zorgen, zo legt de minister ons uit,
marktpartijen voor investeringen in productiecapaciteit. Daarbij aten
ze zich leiden door rendementsverwachtingen. Dat zal ik niet
tegenspreken. Maar het gaat dan wel om eng-economische
rendementsverwachtingen. Zij zullen zich niet laten leiden door
verwachtingen qua rendement voor het milieu, voor het klimaat, voor de
omgeving, voor de burger, voor het algemeen belang. Zo zit dat
toch,meneer de minister?
Dit wetsvoorstel is een tovervoorstel. Want, zo zegt de minister, het
biedt de voordelen van de geliberaliseerde markt maar niet de nadelen.
Na zo'n mededeling van het type: zwemmen zonder nat worden, verwacht
je enige uitleg maar die komt er niet. Splitsing van de
energiebedrijven zorgt er weliswaar voor dat de netwerken vooralsnog
bij de overheid blijven maar maakt de kans groot dat de commerciële
delen van de energiebedrijven snel in buitenlandse handen zullen
komen. En wanneer dat gebeurd is, zal de druk vanuit het buitenland
toenemen om ook de netwerken te privatiseren. Zó gaat dat toch, vraag
ik de minister?
Er zijn tal van andere bedenkingen geuit, door collega-Kamerleden,
door deskundigen op financieel en economisch terrein, door de
vakbonden, het personeel van de energiebedrijven en vele anderen; en
het zijn veel redenen om extra alert te zijn bij deze wet. Lang niet
alle kwesties zijn op hun effect precies te schatten. Dat geldt onder
meer voor de cross border leases, die gevaarlijke en bedenkelijke
grensopzoekende constructies, die nu wel eens als een boemerang zouden
kunnen terugkeren als de splitsing een feit wordt. Dat geldt ook voor
de mogelijke inkrimping van personeel bij de energiebedrijven en de
verandering in het management.
Over de berekeningen van baten en lasten kan veel gezegd worden maar
daar wil ik het nu niet over hebben. Wel wil ik nog zeggen dat de
minister nu wel erg vaart op het Centraal Planbureau en andere
signalen lijkt te negeren. Dat vinden wij niet verstandig.
Hoe dan ook, het zijn voor ons allemaal belangrijke bijkomende
argumenten om hoogst sceptisch tegenover dit wetsvoorstel te staan.
Maar de hoofdreden blijft dat wij tegen het vermarkten van de
energievoorziening in ons land zijn. Die hoort niet bij de markt maar
bij de samenleving, bij de overheid. Daarom kan deze wet maar beter
niet doorgaan, is vooralsnog onze conclusie. En omdat wij vernomen
hebben dat deze minister - wellicht in tegenstelling tot zijn
ambtsvoorganger - `niet dogmatisch' in deze kwestie zit, heb ik enige
hoop dat we het vandaag of morgen daarover wellicht eens kunnen
worden.