Het niet invoeren van een minimumjeugdloon voor 13- en 14-jarigen is
geen leeftijdsdiscriminatie
Samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 10 november 2006 in
de zaak Staat tegen FNV en CNV Jongerenorganisatie, rolnr.C05/133HR.
Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is
laatstgenoemde bindend.
Achtergrond
Nadat op het verbod van kinderarbeid een uitzondering is gemaakt voor
bepaalde lichte werkzaamheden van 13- en 14-jarigen, heeft de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet een minimumjeugdloon voor
deze leeftijdscategorie willen invoeren, zoals dat wel bestaat voor
15-jarigen. De vakvereniging FNV en de CNV Jongerenorganisatie zijn
daarop een procedure tegen de Staat begonnen om te bereiken dat dat
alsnog gebeurt. Zij stellen dat de Staat zich schuldig maakt aan
leeftijdsdiscriminatie.
Uitspraken rechtbank en hof
De rechtbank 's-Gravenhage heeft in haar vonnis van 11 december 2002
(zie rechtspraak.nl LJN: AF1787) geoordeeld dat inderdaad van
leeftijdsdiscriminatie sprake is.
Het hof 's-Gravenhage heeft op 24 maart 2005 (zie rechtspraak.nl LJN:
AT3175) in hoger beroep deze beslissing van de rechtbank bekrachtigd.
De procedure bij de Hoge Raad
Tegen de uitspraak van het hof heeft de Staat beroep in cassatie
ingesteld bij de Hoge Raad.
Als advocaat in cassatie treden op:
voor de Staat: mr. G. Snijders, advocaat in Den Haag;
voor FNV en CNV Jongerenorganisatie: mr. E. Grabandt, advocaat in Den
Haag.
Advocaat-generaal mr. L. Timmerman heeft op 11 augustus 2006 in zijn
conclusie de Hoge Raad geadviseerd het arrest van het hof te
vernietigen en de zaak naar een gerechtshof te verwijzen.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft de uitspraken van de rechtbank en het hof
vernietigd en de vorderingen van FNV en CNV Jongerenorganisatie alsnog
afgewezen. Daarmee is deze zaak definitief afgedaan.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het niet invoeren van een
minimumjeugdloon voor 13- en 14-jarigen, terwijl dat wel is gebeurd
voor 15-jarigen, geen verboden leeftijdsdiscriminatie oplevert. Voor
het maken van een onderscheid tussen deze leeftijdscategorieën op het
punt van een minimumjeugdloon bestaat een redelijke en objectieve
rechtvaardiging. Het onderscheid sluit aan bij de ook internationaal
aanvaarde minimumleeftijd van 15 jaar voor toetreding tot de
arbeidsmarkt. Voor 13- en 14-jarigen geldt evenals voor 15-jarigen
weliswaar een uitzondering op het verbod van kinderarbeid, maar voor
de 13- en 14-jarigen gaat het om niet-zelfstandige hulparbeid, om
bijzondere werkzaamheden van incidentele aard, omdat voor hen de
prioriteit moet liggen bij het volgen van onderwijs. De onder strikte
voorwaarden voor deze kinderen toegestane arbeid behoort niet gericht
te zijn op het verwerven van inkomen. Invoering van een
minimumjeugdloon zou de verkeerde indruk kunnen wekken dat
inschakeling van deze kinderen in het gewone arbeidsproces
aanvaardbaar zou zijn. Daarom heeft de Staat ervoor mogen kiezen wel,
onder strikte voorwaarden, arbeid door 13- en 14-jarigen toe te staan,
maar niet ook voor hen een minimumjeugdloon in te voeren.
LJ Nummer
AY9216
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 10 november 2006 Naar boven